| |
| |
| |
[Nummer 4]
| |
Matthijs de Vries en de kraai.
Matthijs de Vries had een appeltje te schillen met een kraai; niet maar met een willekeurige kraai, maar met de kraai uit ‘kind noch kraai’. Wat - vroeg hij - was er voor bijzonders aan dit dier, dat het zoo'n prominente plaats innam?
Een man staat alleen in het leven, heeft niemand voor wien hij zorgen kan, niemand ook die om hem bezorgd is; er is leegte om hem heen; hij heeft ‘kind noch kraai’.
Dat ‘kind’ is begrijpelijk; een kind is een voorwerp van zorg, een kind zorgt ook wederkeerig voor den vader; er bestaat een hechte band tusschen die beiden. Maar wat doet nu die kraai er bij; wie zal er zich naar over maken dat hij geen kraai te verzorgen heeft en wie wordt er nu door zoo'n zwartjas verzorgd?
Die kraai moest Matthijs de Vries eens aan de tand voelen; eens zien of het wel een echte kraai was, dan wel dat een ander dier zich voor deze gelegenheid in kraaievederen gestoken had.
Is het altijd ‘kraai’ geweest? Neen, een roman uit het begin van de veertiende eeuw spreekt van ‘kint no craet’; kan ons dat ‘craet’ op den goeden weg helpen? ‘Onzin’, hadden vroegere speurders gezegd, ‘een woord dat geen ander gezag heeft dan een enkele plaats in een ouden roman! Neen, craet is kraai en daar blijft het bij’.
Maar De Vries was niet zoo gauw overtuigd; zijn speurzin was ten volle ontwaakt: craet, craet... En hij dacht aan: ‘...sonder waen Es hi doen opghestaen, In der ierster haencraet, Die crayt vor die dagheraet’. Craet, haencraet; maar dan is het duidelijk, dan is onze ‘kraai’ de kraaier bij uitnemendheid, de haan...
Dus ‘kind noch kraai’ wil zeggen ‘kind noch haan’? Maar dan rijst de vraag: hoe komt dan die haan aan zijn prominente plaats, onmiddellijk na, of nevens het kind.
Wel, de haan heeft die plaats ingenomen, sedert onheuglijke tijden. Men weet, hoe bij onze voorouders de huisdieren in eere stonden. ‘Die haustiere’, zei Grimm, ‘wurden als wesentlicher bestandtheil des haushalts und der wohnung betrachtet; vorzüglich hund, han und katze, die dem menschen am geselligsten sind’. Boven alle was de haan in achting, het zinnebeeld der waakzaamheid. Het volksgeloof bracht mede, dat hij den moordenaar aankraaide, van wiens aanslag hij getuige was geweest. Wanneer dan een misdaad in alle stilte gepleegd was, en men rekende dat zij geheim zou blijven, zeide men: ‘daar zal geen haan naar kraaien’. Maar hij was het ook, die Petrus tot inkeer gebracht had, toen deze den Heer onder eede verloochende. Als er voor den rechter een valsche eed gezworen werd, dan zou hij den meineedige verraden door zijn gekraai. Daarom nam men hem mede naar het gerecht, om òf eigen eed door zijn stilzwijgen te bevestigen, òf dien der tegenpartij door zijn kraaien te logenstraffen. ‘Wird’, zoo leest men bij Grimm, naar een aanhaling uit Joh. Müller, ‘wird ein ganz ohne hausgesinde lebender mann nach der nachtglocke mörderlich angefallen und tödtet den frevler, so nimmet er drei halme vom strohdach, seinen hund vom seil,... den han von der hünerstange, mit vor den richter, schwört und ist des totschlags schuldlos’. Daar zien wij onze zegswijze ontstaan! Hoe slecht is zoo iemand er aan toe die zonder huisgezin leeft, wanneer hij niet eens een haan bezit! Anderen verschijnen voor den rechter, omstuwd van magen, van eedhelpers die hun ter zijde staan. Maar hij, de verlatene, heeft niemand om hem bijstand te bieden: geen kind om vóór hem te getuigen, geen haan om zijn onschuld te staven; hij heeft kint no craet...
| |
| |
Mag ik uw aandacht vragen voor het volgende? Ofschoon er gelukkig verbetering valt te bespeuren, is er toch nog altijd overvloed van aanleiding om de opmerkzaamheid te vestigen op het euvel van - dikwijls belachelijk-foutieve! - verkeerde spelling, gebruik en vooral: vertaling uit andere talen, van ‘kerkelijke’, ik bedoel met name: katholiek-kerkelijke uitdrukkingen; woorden en benamingen uit de liturgie, spraakgebruik, dogmatiek, enz. enz., niet het minst ook: uit de religieuse titulatuur. Tal van niet-kath. schrijvers laden de schijn op zich, dat het hun evenmin kan ‘schelen’ Nederl. taal en algemeen spraakgebruik te verkrachten als om zich tegenover een paar miljoen landgenoten min of meer belachelijk te maken. Ik wil slechts een paar voorbeelden aanhalen.
| |
Seminarium
in plaats van ‘seminarie’. Men mag toch zeer zeker stellen: dat ten aanzien ook van dit woord het aloude en onveranderde algemene gebruik onder de katholieken thans wel als ‘maatgevend’ moet worden beschouwd. Er is immers nauwelijks een katholiek, die niet een of andere relatie heeft met een der tientallen sekuliere of reguliere seminaries hier te lande. Dit woord behoort dan ook tot het dagelijkse vocabulaire en nooit of nimmer zal een kath. spreken van ‘seminarium’. Naast de kathol. instellingen van middelbaar en hoger onderwijs van deze aard, vallen de enkele niet-kathol. vrijwel ‘weg’, gesteld al, dat bijvoorbeeld de Gereformeerden werkelijk zouden spreken over hun ‘seminarium’, wat ik moeilijk kan beoordelen.
| |
Vader
in plaats van ‘pater’. Dit volkomen foutieve woord duikt bij niet-kathol. auteurs zó herhaaldelijk op - hoogstwaarschijnlijk door klakkeloze vertaling van het Engelse ‘father’ of het Franse ‘père’ of het Spaanse ‘padre’, dat zelfs.... een heel enkele keer een wél-kathol. schrijver er blijkbaar in de haast het slachtoffer van werd! Het is nochtans absoluut en volkomen onjuist. Geen enkele kathol. zal hiertelande ooit het woord ‘vader’ in deze betekenis gebruiken. (Let wel: de titel ‘biechtvader’ heeft hiermee niets uitstaande). Men schrijve onder alle omstandigheden de enig-juiste aanspreektitel van een religieus priester (kloosterling): pater.
Het is dus niet ‘Vader Coughlin’, maar: ‘Pater Coughlin’ (de bekende Nrd. Amerik. radiospreker). Niemand zal toch ook spreken van ‘Vader De Greeve’?!
Verbetering in dit opzicht heeft een dubbele waarde: vergroting van de eerbied voor onze Nederlandse taal en ons Ned. spraakgebruik en van de eerbied voor de gevoelens van miljoenen landgenoten!
M-k
Dezelfde lezer schrijft ons over het woord Kathedraal, dat z.i. slechts gebezigd mag worden in zijn eigenlijke beteekenis van zetelkerk van een bisdom, maar veelal - met name, oordeelt inz., door het minder ontwikkelde deel van ons volk - gebezigd wordt als aanduiding van een groote, mooie, imposante, ‘rijzige’ kerk, terwijl in feite de aanduiding ‘kathedraal’ absoluut niets te maken heeft met de grootte, de bouwkunstige schoonheid van een kerk. Er zijn tal van kerkgebouwen, ook katholieke, die grooter en imposanter zijn dan menige bisschopskerk. Dit geldt voor binnen- en buitenland. Zo zal - schrijft inz. - bij voorbeeld in Maastricht niemand de grootse St. Servaaskerk ‘kathedraal’ noemen, al is zij in feite ook veel groter, imposanter en bouwkundig belangrijker dan bijvoorbeeld de St. Catharijne-kathedraal te Utrecht, zetelkerk v.d. kardin.-aartsbisschop!
Niettemin is deze St. Servaaskerk lange tijd bisschopskerk, dus kathedraal gewéést, evenals enkele andere kerken in ons land, zoals bijv.: de ‘Grote’ (voormal. st. Lebuïnus-) Kerk te Deventer. Kan men het verdedigen deze kerken nog als ‘kathedraal’ te betitelen? Wat is uw mening hierover? - Aldus inzender.
Inderdaad, de eigenlijke beteekenis van Kathedraal (Kathedrale kerk) is: Hoofdkerk van een bisdom. Het woord is afgeleid van ‘cathedra’, bisschopszetel, bisschoppelijke troon. In de kathedraal bevindt zich namelijk, en wel aan de Evangeliezijde, deze cathedra.
Dat is dus de ‘eigenlijke’ beteekenis van ons woord. Bij uitbreiding echter wordt met Kathedraal aangeduid een groot en grootsch kerkgebouw voor den Roomsch-Katholieken eeredienst.
Verwerpelijk? Het gebruik in dezen zin dateert niet van vandaag of gisteren en het is de vraag of wij dat nog mogen afkeuren. Gebezigd door het minder ontwikkelde deel van ons volk? Dat oordeel zouden wij niet graag tot het onze maken. Althans Kloos, Van Deyssel, om maar enkelen te noemen, zouden wij niet gaarne onder de minder ontwikkelden willen rangschikken.
| |
Vreemde plaatsnamen
Waarom zouden wij Cairo met een deelteeken moeten schrijven, of Caraibisch? In onze taal worden de a en de i immers niet, zooals in het Fransch, samengetrokken.
Van Dale echter schrijft archaïsch met een deelteeken, wat m.i. ook niet noodig is; of vergis ik mij? De Engelschen, die archaic schrijven, zijn logischer, vind ik. Wij zijn wel eens erg kwistig met deelteekens; sommigen schrijven zelfs Rafaël en Israëliet, wat toch heelemaal niet noodig is. Om op plaatsnamen terug te komen, de samengestelde Amerikaansche worden al sedert menschenheugenis niet meer met een koppelteeken geschreven (New Orleans, New Jersey, New Mexico, North Dakota enz.). Toch ziet men in het Amsterdamsche dienstgebouw der K.L.M. (internationale onderneming bij uitnemendheid)
| |
| |
met reuzenletters ‘New-York’. Voor den U.S.-citizen een kapitale fout. Willen wij onze eigen schrijfwijze volgen, dan Nieuw-York.
Me.
Niet alleen wij, maar ook andere naties gebruiken voor sommige landen eigen namen; Deutschland is voor ons Duitschland, Oesterreich noemen wij Oostenrijk etc. Vergelijk Germany en Austria in het Engelsch.
Voor Cuba en Peru volgen wij de schrijfwijze der landen in kwestie, maar niet iedereen is op de hoogte van de juiste uitspraak. Iets anders echter is dat wij schrijven Columbia (zooals ook de Engelschen doen), terwijl het land Colombia heet; hiervoor is niets te zeggen, naar ik meen.
Me.
Men leest in de kranten thans veelal over Saigoen. De inheemsche taal van Indo-China ken ik niet, maar tot nu toe is het steeds Saigon geweest; in het Fransch en in onze taal.
Ke.
Het voorstel om Boelgarije en Roesland te schrijven lijkt me nogal vreemd. In de eerste plaats lijkt het me principieel onjuist om namen die van oudsher in onze taal gebruikt zijn met schrijfwijze of uitspraak, die afwijkt van de originele, te gaan veranderen. Moeten we dan ook bv. Berlien gaan schrijven en zeggen? of Paries, omdat dat ‘beter de uitspraak volgens de landstaal weergeeft’, ja, in het laatste geval zelfs Parie? Maar bovendien ben ik er nog niet zo zeker van, dat inzender het met zijn uitspraak bij het rechte eind heeft. Wat Rusland betreft, zeer zeker niet: de Russen schrijven ‘Rossieja’ en de officiële uitspraak is (ongeveer) ‘Rassieja’ (klemtoon op ie). Wel bestaat er een (verouderd) woord ‘Roes(j)’, dat in dichterlijke taal nòg wel wordt gebruikt, maar dat kan toch zéker niet de spelling ‘Roesland’ rechtvaardigen.
Bulgaars ken ik niet, maar de Russen schrijven ‘Bolgarija’ en zeggen (ongeveer) ‘Balgárja’, terwijl ze wèl een oe schrijven en zeggen in ‘Roemijnia’. En op de Bulgaarse lucifersdoosjes, die tegenwoordig hier worden verkocht, staat ‘Bolgarski’ óók niet met een oe. Vooralsnog zie ik dus weinig motief om van ‘Bulgarije’ en ‘Rusland’ af te stappen.
Mu.
| |
Hempje
In een van onze dagbladen las ik, dat de Prinses zelf de hempjes voor de baby had uitgezocht. In Koenen vind ik geen verkleinwoord van het woord hemd, maar naar analogie met hondhondje, zou ik zeggen, moet het ook zijn: hemdhemdje.
Sch.
Het W.N.T. zegt dat de gebruikelijke verkleinwoorden zijn: hemdeken; hemmeken; hemmetje; hempje.
Het merkt op dat men het grondwoord waarvan ‘hemd’ een afleiding is, vindt in b.v. onr. ‘hamr’, omhulsel (enz.), in got. ‘(ga)hamôn’, (be)kleeden; ook heeft het gediend tot vorming van ‘lichaam’.
| |
Opnemen
Professor Romme, berichtte de krant, was naar Indië vertrokken; om iets op te nemen. Gij weet ongetwijfeld wat Professor ging opnemen? - Een dictaat denkelijk. - Een dictaat? Hoe komt gij er bij. Er was geen sprake daar van een dictaat. - Geld dan? Neen, geen geld. - Den toestand aldaar, de schade? Neen, niet den toestand, niet de schade. - Ik weet het; wij hebben in Indië een steek laten vallen en dien gaat Professor opnemen? Neen; het kan zijn dat wij in Indië steken hebben laten vallen, maar het is niet om die op te nemen dat Professor Romme zijn reis ondernam. Iemand nog eenig denkbeeld te opperen? Niemand? Dan worde het maar gezegd: opgenomen zou worden... contact.
| |
Heem
Toen het in Indië verboden werd in geschrifte het woord Inlander te gebruiken, waaraan een geringschattende beteekenis toegekend werd, las men hier en daar Inhemer, als substituut gebruikt, met één of met twee ee's, dat weet ik niet meer. Thans spreken de kranten wel van ontheemden, wanneer bedoeld worden de uit hun woonplaatsen verjaagden, en van heemvaart met betrekking tot het terugkeeren naar het moederland.
Dergelijke nieuwigheden doen vreemd aan, maar zijn zij inderdaad te veroordeelen? Tot dusver kwam heem alleen voor in inheemsch en uitheemsch, terwijl heemschut en heemkunde ook al nieuw waren.
Me.
| |
Haar...?
Men heeft de, ongetwijfeld met zorg opgestelde, geboorteakte van Prinses Maria Christina niet foutloos kunnen houden. De zinsnede: ‘Z.K.H. heeft zijne dochter aan mij vertoond’ behoort te luiden: Z.K.H. heeft hare dochter aan mij vertoond. Hoogheid is, evenals Majesteit, nog altijd vrouwelijk.
Ro.
(Zijne Majesteit stak haar pijp op en drukte met haar voet op de bel die onder haar schrijftafel was aangebracht? Het toegesproken bestuurslid nam thans het woord. Het dankte den spreker die hetzelfs beleid geprezen had? Red.)
| |
Deviezen
Wist U dat de Engelschen geen woord voor dit begrip hebben? Zelfs het woord ‘deviezen’ is niet verengelscht. Zij kennen het begrip nauwelijks, wat mij bij herhaalde navraag bleek. Het aardigste antwoord kreeg ik dezen zomer van een zakenman, die mij zeide: I see what you mean; yes, we call it dollars.
In.
Deviezen is inderdaad een Germanisme en ik geloof, dat De Nederlandsche Bank dit heeft ingezien, althans er bestaat bij haar een formulier A1 (ter verkrijging van buitenlandsche betaalmiddelen).
Vo.
| |
| |
| |
De koopman, de spoor, en de PTT.
Een trio, een vast verbond. Wat zou de spoor, wat de post moeten beginnen wanneer de koopman er niet was; de koopman, wiens werken wel den grondslag vormt voor beider bedrijvigheid. En wat de koopman, wanneer spoor en post er niet waren; de koopman, wiens levensbelang het is dat zijn goederen snel worden vervoerd, veilig, vlug en voordeelig; wiens brieven spoed en nauwgezette zorg vereischen, willen zij hun doel niet missen. Een trio, een vast verbond. Terecht beschouwt de koopman spoor en post als zijn beste vrienden.
‘Maar het woord des Koopmans, dat Uw Belgische correspondent, Uw opponent, verleden maand citeerde, klonk alles behalve vriendschappelijk: post-directeuren en spoorwegambtenaren, die niet weten dat ze slecht taalonderwijs hebben gehad!’
Inderdaad; men zou uitingen als deze een plaats willen toebedeelen in de rubriek Dalend Fatsoen - wanneer het niet was dat zulke uitingen van affect, nu ja, niet ongewoon zijn in zekere kringen van taalkundigen. Maar laat ons onderscheiden: niet tegen ‘post-directeuren en spoorwegambtenaren’ was de boutade gericht, maar tegen hen die belast waren met het geven van onderricht - en daarin te kort schoten. Immers verkondigden: men kan zeggen ‘den heeren wordt verzocht’. Stel U voor: den heeren wordt; om te lachen...
Koopmans' woorden troffen dus de leermeesters uit vroeger tijd; niet hun slachtoffers. Slachtoffers, tot welke ook wij behooren, wij die dit schrijven; die ‘den heeren wordt’ een ruime plaats hebben toegekend - en blijven toekennen! - in het gangbare Nederlandsch.
| |
-Schap
Volgens Uw nommer van Februari is onze taal ‘verrijkt’ met het nieuwe woord ‘Strandschap’. In verband hiermede zouden wij gaarne Uw meening willen weten over een ander -schap, nl. het ‘Eerstaanwezendschap’ der Genie. Tot deze instantie hebben wij ons, op aanwijzing van een der autoriteiten, te wenden voor een bepaalde aangelegenheid.
Het is ons bekend, dat bij de Genie de titel bestaat van ‘Eerstaanwezend ingenieur’. Is deze titel misschien thans Eerstaanwezendschap geworden? Zoo ja, dan vragen wij ons af, of hiervoor geen betere aanduiding te vinden was.
Strandschap moge volgens de krant een verrijking voor onze taal zijn, het door ons bedoelde -schap kan, naar onze smaak, op een dergelijke kwalificatie allerminst aanspraak maken.
IJs.
Op meer samenstellingen met schap behoeven wij niet lang te wachten, want ik las in een krant al over de wenschelijkheid om een Kolenschap in te stellen.
Me.
| |
Carrousel
Wij zouden aan het door den Heer Ke. opgemerkte nog kunnen toevoegen, dat bij ons dit woord met zijn verkeerde uitspraak en verkeerde schrijfwijze (dikwijls óók met één r!) bovendien - als zovele Franse woorden - nog in verkeerde betekenis wordt gebruikt, nl. in die van draaimolen, door de Fransen genoemd ‘chevaux de bois’, of ‘manège’ of - zelden - op de officiële manier ‘manège de chevaux de bois’, terwijl ‘carrousel’ ringstekerij betekent of de ‘ringsteekbaan’ (‘baan voor de ringstekerij’ is wellicht beter Nederlands).
Mu.
| |
Bottleneck
Ik lees in O.T.: ‘Een lezer schrijft: Oorsprong vindt dit woord in het productieproces aan den loopenden band’. Is dat wel zoo? Ik herinner mij het woord gelezen te hebben in een artikel in een Engelsch tijdschrift over een spoorwegknooppunt bij Londen, lang voordat er ‘loopende banden’ waren. Ik vond het toen zoo'n aardig woord, omdat de naar elkaar toebuigende spoorlijnen, waardoor de ‘bottleneck’ ontstaat, eenigszins den vorm van een flesschenhals aanduiden.
Le.
| |
Nederlandsch!
De krant sprak onlangs over het ‘kolenvoorkomen’. Daarnaast kwam er iets in voor over een ‘houtgesneden’ steenbok. Het was een ‘gezuiverde’ krant!
Hey.
| |
Condolatie
In een van onze postkantoren - wij zeggen toch niet welk! - kan men lezen dat er geen ‘felicitatie en condolatie-telegrammen’ worden aangenomen.
| |
Éénmaal
De ééntjes-besmetting schijnt zich uit te breiden. Vandaag lees ik in een advertentie: ‘We leven nu éénmaal in een tijd waarin je zoo nu en dan je tanden moet laten zien’.
Le.
| |
Dalend fatsoen
‘Op Nieuwjaarsdag preekte hij in de Willemskerk, die afgeladen was met soldaten.’ (Uit de krant.)
| |
Auto's
Hoe onderscheiden wij auto's; in vrachtwagens en...? Luxewagens? Ja, dat is de gebruikelijke term, maar zou personenauto niet beter zijn?
In.
| |
Jaargangen
Wij komen verscheidene nummers van de jaargangen 1940 en 1941 te kort. Wanneer er onder onze lezers zijn die ons uit hun bezit nummers van deze jaargangen willen afstaan, zouden wij hun daarvoor zeer verplicht zijn.
|
|