Collo, colli
Men heeft gevraagd naar de schrijfwijze en het woordgeslacht van colli, c.q. collo.
Dat is een eenigszins moeilijke kwestie. Het is aan geen twijfel onderhevig dat de ‘correcte’ schrijfwijze is: collo voor het enkelvoud, colli voor het meervoud. Immers het is een afleiding van lat.: collum, hals, en wil dus zooveel zeggen als: op den hals gedragen pak. Maar het zou ons vreemd aandoen indien een vrachtrijder zou zeggen: ik heb hier een collo voor U, of: de zending bestaat uit één collo. De man zegt: één colli, twee collis (uitgesproken: collies). Ja, zelfs de man die niet onbekend is met de etymologie van het woord zal in de dagelijksche omgangstaal aarzelen de ‘juiste’ uitdrukking te bezigen; het zou licht den indruk van gemaaktheid kunnen wekken. Zoo sterk is dit dat het groote Woordenboek der Nederlandsche Taal ‘collo’ in het geheel niet opneemt; het vermeldt slechts ‘colli’, en zegt daarbij ‘ontleend aan ital. colli, meervoud van collo’. De omschrijving luidt: ‘Een voorwerp van welken aard ook, dat met eenig openbaar middel van vervoer verzonden wordt; al wat bij zoodanig vervoer als een “stuk” wordt beschouwd; “pak”, in den ruimsten zin’. Het W.N.T. noemt colli vrouwelijk.
Een gelukkige omstandigheid achten wij het, dat de Nederlandsche en Belgische Spoorwegen vasthouden aan collo (o) voor het enkelvoud, en colli voor het meervoud. Want zoo hoort het immers, althans in de geschreven taal.