Opgave
‘Opgave’ in den zin van ‘opdracht, taak’ geldt als een verwerpelijk germanisme. Ligt deze betekenis echter niet in de lijn der autochthone ontwikkeling, al zal deze ontwikkeling wel onder Duitse invloed bespoedigd zijn. Koenen-Endepols geeft toch als 3e bet. van ‘opgeven’: gelasten te doen, een taak opleggen; welke bet. mij schijnt ontstaan te zijn uit de als 5e opgegeven bet.: vermelden, zeggen, (nl. voeg ik er aantoe: wat men moet doen, b.v. Ik zal je eerst opgeven, wat je vandaag doen moet).
Gr.
Wij kunnen ons ‘opgeven’ zonder bezwaar bezigen in den zin van: het mededeelen, het verschaffen van bepaalde gegevens en inlichtingen omtrent iets, en in dezen zin ‘opgaaf’ (‘opgave’) gebruiken; en dit vooral ook concreet; hetgeen medegedeeld wordt, het bericht, de inlichting, de afgelegde verklaring zelf.
Opgave, voor: hetgeen iemand opgegeven, ten taak gesteld wordt om te raden, op te lossen, uit te werken, kan er ook mee door; misschien overgenomen uit het Hd., maar dan door het gebruik geijkt.
Maar verder zouden wij niet willen gaan; ‘opgave’ in den ruimeren zin van taak blijven wij verwerpen.
Hd. ‘aufgabe’ wordt gebezigd zoowel in den algemeenen zin van: wat iemand wordt opgedragen om te verrichten, taak, als in dien van: ter oplossing gegeven vraagstuk, raadsel, probleem. Ofschoon beide beteekenissen afgeleid zijn van dezelfde opvatting van het werkwoord opgeven, is in onze taal alleen de laatste beteekenis in gebruik.