Uitgescheje
De inzender van het stukje over ‘Uitgescheje’, dat wij in onze aflevering van Augustus opnamen, is door ons betoog niet overtuigd. Wel, wij hebben niet de illusie gekoesterd hem te overtuigen; dat doet men maar zelden. Laat men ons commentaar maar beschouwen als een getuigenis, ter waarschuwing van anderen. Als een noodsignaal: weest op Uw hoede!
Een vraag: wij hebben opgemerkt dat men in Amsterdam, ook in beschaafde kringen, - men wil het niet weten, maar toch is het zoo - bij voorkeur zegt voor ‘hij heeft’: hij 'p; niet: hij hep, o neen, dat ware onbeschaafd; maar ‘hij 'p’. Hij heeft het (gedaan)’ wordt: hij 'p 't. Dat hoort men niet een enkele keer, dat hoort men algemeen; uit beschaafden mond. Zou men dit fraais in de geschreven taal willen opnemen?
Men zou deze procedure kunnen verdedigen door te zeggen: toe maar, dan leeren ze het wel af; dan zullen ze wel spoedig terugkeeren van hun taalverwaarloozing.
Het is mogelijk, maar het schijnt ons een gevaarlijke therapie. Het zou best kunnen zijn dat, terwijl nu slechts het oor zich aan dezen geatrofieerden vorm gewend heeft, dan ook het oog er ongevoelig voor zou worden. Het oog, dat nu gelukkig nog de wacht houdt.