Taal der theologen
't Is vaak met beschaamde kaken dat ik de rubriek...... lees. Want dikwijls lees ik daar mijn eigen fouten! Over anderen wil ik hier niet oordeelen - maar ‘wij predikanten’ hebben door ons spreken en schrijven ook nog een zekere - en soms funeste - invloed op de spreektaal. Zoo kwam ik - zonder te ‘zoeken’ - in de werken van een hoogstaand en zeer invloedrijk hoogleeraar de volgende woorden tegen:
offerbereidheid; vreesloosheid; toekomstzwanger; daadkracht; kansrijk; gevaarzône; autonomiegeloof; wijdingloos; zelfbedriegelijk; hervormingsbereid.
Deze woorden zijn typeerend voor een nieuwe manier van zeggen - voor een stijl die heel wat geestelijken gebruiken die vaak Duitsche werken bestudeeren.
Maar hoe zit het nu? Is het mogelijk dat zich hier een nieuwe en verantwoorde stijl vormt, of dreigt hier een ‘vormgeving’ (sic) die kortweg bederf moet worden genoemd?
Bu.
(Wie zal zeggen wat verantwoord is; wanneer iets als verantwoord mag gelden op het gebied van de taal. Voorloopig, zouden wij zeggen, is het taalbederf; taal van den ‘vakman’, door Duitsche boeken vreemd geworden aan eigen taal! Red.)