[Vragen]
‘In de tallooze technische geschriften, die mij onder oogen komen, vormt het woord ‘langsdoorsnede’ een van de vele griezeligheden. Van Dale brengt geen opheldering, daar hij noch lengte-, noch langsdoorsnede als zoodanig bespreekt. In de afdeeling technische termen beginnende met langs noemt hij onder langshouten wel het woord lengtedoorsnede. Als, gezien de vele technische uitdrukkingen met langs, ‘langsdoorsnede’ juist is vanwege de beteekenis ‘volgens lengte- (of langs-?) richting’, is ‘dwarsdoorsnede’ dan juist? En indien lengtedoorsnede juist is, moeten we dan van breedte- of dwarste-doorsnede spreken? En als dwarsdoorsnede goed is, wat is dan het lange aequivalent?
Neij.
* - ‘Langs’ als bijwoord is in het Nederlandsch (zoo goed als in het Hoogduitsch) sinds lang verouderd, tenzij men het gebruikt in verbinding met een zelfst. naamwoord of een bijwoord. De straat langs, den weg langs, de gracht langs, en: hierlangs, daarlangs, is thans nog gewone taal. Maar wij kunnen het woord niet meer gebruiken in den zin van ‘in de lengte, overlangsch’ of ‘in zijn volle lengte, languit’, zooals dat in de Middeleeuwen en nog in de 16de eeuw mogelijk was. (Ook gewestelijk schijnt het nog voor te komen; het Woordenboek geeft bv. ‘Hij liep langs deur 't koren’ (Corn.-Vervl.).) Dat het Hd. niettemin ‘längsdurchschnitt’ gebruikt, is een merkwaardig verschijnsel, dat ik niet kan verklaren, en op het oogenblik is dat ook niet noodig. Maar dat hoeft voor ons geen reden te zijn om die formatie te gaan nabootsen: ze is nu onnederlandsch en daarom te verwerpen. ‘Lengte-doorsnede’ gaat desnoods, maar ik vind het niet mooi. Het beste lijkt mij ‘overlangsche doorsnede’ of anders ‘overlangsdoorsnede’: overlangs immers heeft de functie van het enkelvoudige ‘langs’ overgenomen. ‘Dwarsdoorsnede’ behoeft niet te worden afgekeurd, want dwars is als zelfstandig gebruikt bijwoord nog heel gewoon. (Waarom langs is verouderd en dwars niet, valt niet meer na te gaan.) En een bijwoord als eerste lid van een nominale samenstelling is volstrekt niet zeldzaam; men denke aan: bijgebouw, bovenkamer, achterhuis, waar het eerste lid geen praepositie is.
‘Schrijven wij: te voren of tevoren; van te voren of van tevoren; voor zoover of voorzoover; over gelaten of overgelaten; overeen gekomen of overeengekomen; in bedrijfstelling of inbedrijfstelling; te zamen of tezamen; in geval van of ingeval van; zorg gedragen of zorggedragen; kennis genomen of kennisgenomen; van waaruit of vanwaaruit.
Corres-pondeeren of corre-spondeeren; usancieel of usantieel; hij zal de vereenigingen berichten of den vereenigingen; anderzijds of andererzijds; wij ontvangen een schrijven van deze, of: dezen (mannelijk, enkelvoud); een 380-Voltstroom of Voltsstroom. Heeft: spoedig een vergr. trap: spoediger?’
Kn.
§§ - Het al of niet aaneenschrijven berust dikwijls op persoonlijke voorkeur, maar ook wel op de beteekenis van de uitdrukking. Er is verschil tusschen: óverlaten en over laten. Men zal doorgaans schrijven: te voren, van te voren, voor zoover, overeengekomen, tezamen, in geval van, zorg gedragen, kennis genomen, van waaruit. (Over: in bedrijfstelling kunnen wij niet oordeelen; dat is Duitsch, daarvoor raadplege men Duden, Stilwörterbuch.) Corre-spondeeren (zoo wil het het Latijn); usantieel (vgl. potentieel); spoedig, spoediger, ten spoedigste; berichten regeert den 3den naamval (mij werd bericht, en niet: ik werd); ter andere zijde, andererzijds (het is niet zoo erg, verkort, te schrijven, en zekert niet te zeggen: anderzijds); ‘deze’, indien zelfstandig gebruikt; Volt-stroom, of Voltstroom.
‘Waar komt het woord “hermetisch”, voor: luchtdicht vandaan?’
v. T.
§§ - Het woord is afgeleid van Hermes (Trimegistus), de Godheid der geheime wetenschappen, inzonderheid de alchimie. De alchimisten gevoelden de behoefte hun glazen buizen, kolven enz. luchtdicht af te sluiten, hetgeen zij deden door dichtsmelting in de vlam. Zulk een bij deze ‘hermetische’ kunst gebruikelijke luchtdichte afsluiting verkreeg de aanduiding ‘hermetisch’.
‘In het zoo juist verschenen tweede deel van de herdruk van de Complete Werken van Shakespeare in de vertaling van Dr. Burgersdijk lees ik op blz. 3 van de inleiding der bewerkers over Engeland:
(1) ‘Geen wonder, dat het zich de meerdere achtte van andere volken’. Is ‘de’ hier juist of moet het zijn ‘den’? Wat zoudt U schrijven in de volgende zinnen:
(2) Het beschouwde hem als de(n) meerdere
(3) Het beschouwde zich als de(n) meerdere?
Ke.
§§ - ‘Den meerdere’ is het juiste in 1, 2 en 3 - ofschoon wij ons gevallen kunnen voorstellen waarin voor 1) voor den vrouwelijken accusatief: ‘de’ meerdere kon gepleit worden (wanneer nl. in het verband het woord natie, macht, mogendheid als synoniem op den voorgrond drong), terwijl 3) in zijn vaagheid vanzelf ook zoo iets denkbaar doet zijn. Maar accusatief is het in elk geval: het zijn (zoowel met als zonder ‘als’) bepalingen van gesteldheid, die in den zelfden naamval staan als het bepaalde woord.
(Zie C.H. den Hertog, De Ndl. Taal3 I 58-63 en 144. Brill II2 51 vlgg. Cosijn Syntaxis5 (1881) § 496-500).
‘Van waar komt de uitdrukking: hij is Lazarus, voor: hij is beschonken? Heeft deze zegswijze iets te maken met den Lazarus uit den Bijbel, die uit den dood werd opgewekt, of met den Lazarus uit den parabel?’
Schu.
§§ - Bij ‘Lazarus’ i.d.b. van ongevoelig, suf, idioot, stomdronken, willen wij liever niet denken aan eenig verband met het verhaal dat wij vinden in Johannes 11, van de opwekking uit den dood van den broeder van Maria en Martha. Ondanks Prinsen. Eer gaan onze gedachten naar den Lazarus uit de gelijkenis in Lucas 16, den met zweren overdekten bedelaar. Vroeger bij ons - zooals ook thans nog in Z. Nederland - werd de naam gebezigd met betrekking tot iemand die vol zweren en puisten zat, een melaatsche. Laat ons maar denken dat bij de uitdrukking lazarus de gedachten allengs werden gericht op al wat in eenig opzicht afstootelijk en weerzinwekkend was; weerzinwekkend als een zwaar beschonkene.
‘Ik zal mij wel wagten hiervan alle de lorrendraaierijen mentie te maaken die bij alle die onderscheide soorten van vervrachtingen geschieden, en van de menigvuldige practijken die 'er wanneer 'er accoort over hoop gemaakt is, enz.’
Is in dezen zin ‘over hoop’ gelijk te stellen aan Duitsch ‘überhaupt’?
Mo.
§§ - Neen; wij moeten bij ‘een accoord over hoop’ eer denken aan ‘hoop’, ‘verzameling’, ‘alles bij elkaar’, ‘zonder nadere specificatie’. ‘Hoop’, Duitsch Haufen.
‘Waar komt “versnapering” vandaan?’
Re.
§§ - Franck-Van Wijk verwijst bij ‘versnapering’ naar ‘snappen’: mhd. snappen, nhd. schnappen, eng. to snap, grijpen naar, pakken; mnd. snabben, vgl. ‘snabbelinghe’, gebabbel, beuzelpraat (in Marieken van Nijmegen). Ndl. dial. snapen, happen naar; oud nnl. snaperinghe, het grijpen naar, trachten te krijgen; vla. snaperen, snoepen. (Een textielpunt zou men een ‘versnapering’ kunnen noemen; men kan ‘trachten’ er iets op te krijgen!)
‘Waar komt het woord “mummie” vandaan?’
Be.
§§ - Van het Perzische woord ‘mûm’, dat ‘was’ beteekent. Door de Arabieren overgenomen met ‘mûmîja’, als aanduiding van: asphalt, stof waarmede men lijken balsemt. Men zou dus kunnen zeggen dat onze straten ‘gemummificeerd’ worden.
‘Wat is beter, te spreken van: een verhooging van 100 gulden, of: met 100 gulden?’
Go.
§§ - Als men verhooging substantivisch opvat, dan van (d.w.z. ter grootte van); verbaal opgevat, dus denkende aan: het verhoogen, dan met.
‘Kan het woord “tusschentijds” ook bijvoeglijk gebruikt worden.’
Lo.
§§ - Wij zouden zeggen van wel. ‘Tusschentijdsche verkiezingen’ schijnt ons een heel normale uitdrukking.