Eenlettergrepige begripsnamen.
Aan het slot van het belangwekkende hoofdartikel in het nummer van Mei lees ik: ‘Verder herinneren wij aan eenlettergrepige begripsnamen, die vrouwelijk gebruikt worden wanneer zij voorwerpsnamen zijn, b.v. val, gang, trap’. Nu is het opmerkelijk dat dit verschil in vele gevallen wordt gevoeld en tot uiting komt in het Overijsselsch. In den regel krijgen eenlettergrepige vrouwelijke substantieven in dat dialect een toonlooze e (banke, lampe, kaste). Een trap in de beteekenis van schop blijft onveranderd, maar in de beteekenis van opgang wordt het trappe. (‘Ut peerd gaf um un trap’ en ‘Ie is van de trappe evallen.’) Dit zelfde geldt voor val. (‘Ie hef un val edoan’ en ‘De moes zat in de valle’.)
Vo.