Vreemdelingen.
Wij zijn altijd wel wat erg grif geweest bij het overnemen van vreemde termen, en dat niet alleen ter aanduiding van dingen die wij eerst met de vreemde benaming leerden kennen, maar ook - en dat kan men betreuren - ter benoeming van begrippen die ons allang vertrouwd waren en die wij dus ook reeds behoorlijk konden aanduiden; naast - en dikwijls ter vervanging - van het inheemsche woord. Een eigenaardige karaktertrek!
Onze voorouders kenden natuurlijk de kunst om groente, vleesch en visch beter genietbaar te maken door ze een tijdlang gedompeld te houden in bruisend, ziedend heet water. Den Romeinen was die kunst evenmin onbekend: zij verslonden hun vleesch en visch ook niet rauw; alleen noemden zij die kunstbewerking anders dan wij dat deden, n.l. coquere. Wat kan nu onze voorouders bewogen hebben hun zieden te laten varen en coquere (‘koken’) daarvoor in de plaats te stellen?
En dit geldt niet alleen voor dit eene woord; het geldt voor een heele reeks van woorden. Wat kwam er voor op het menu van onze voorouders, naast vleesch en brood? zeker toch groente en fruit; dus zij kenden de begrippen, die wij nu met ‘plant’ en ‘vrucht’ aanduiden. Daarvoor zullen zij hun woorden gehad hebben natuurlijk. Maar waarom die dan weggedaan, ten gunste van de woorden die de Romeinen gebruikten: planta en fructus? Hadden wij geen woorden voor schotel, beker, spijs? Geen voor de dagen van de week? Leerden wij het onaangename gevoel dat een wond veroorzaakt eerst door de Romeinen kennen? Raadsels!