[Nummer 8]
‘Staken’
Het nieuwe gebruik van ‘staken’ heeft eenige lezers naar de pen doen grijpen. ‘Tot nu toe’, schrijft een van hen, ‘werd het ww. “staken” alleen gebruikt in gevallen, dat iemand zijn arbeid staakte, of dat de stemmen in een vergadering staken. Dat evenwel een persoon wordt “gestaakt” is wel een novum, doch het is mij onverklaarbaar, dat men in ambtelijke kringen geen beteren term heeft gevonden, om aan te duiden, dat het iemand tijdelijk niet geoorloofd is, zijne werkzaamheden voort te zetten!’
In denzelfden geest uit zich een andere lezer. Z.i. kan staken alleen een handeling tot object hebben: den arbeid, het gevecht staken. Inderdaad, een nieuw gebruik van een oud woord. ‘Staken’ werd oudtijds in vele beteekenissen gebruikt, van welke alleen die van: ‘een eind maken aan iets waarmede men zelf bezig is, dit laten steken, niet voortzetten, met iets ophouden, er mee uitscheiden’ het tot onzen tijd heeft gebracht.
Dr. Van der Meulen geeft ons in W.N.T. een reeks beteekenissen van staken, die wij thans niet meer kennen. Ten eerste die van ‘vaststellen’, als het ware aan een staak vastbinden, als een staak vastzetten. ‘Ick heb gekent van aen der eerster uren, Dat dijn gericht is alsoo vast gestaeckt, Dat het gewis in eeuwicheyt sal dueren’ (Marnix). Vervolgens die van: stichten, scheppen. ‘Want Godt heeft het al lief dat hy hier gestaeckt heeft’. Ook die - en wel in tegenstelling tot het bovenbedoelde gebruik - van: aanstellen in een ambt of bevoegdheid. ‘Wat princen zijnt die v staeckten In ons lant erffghenamen als zij storven?’
Andere beteekenissen waren: paal en perk stellen of zetten, inperken; ‘terminare’ bij Kiliaan. ‘Godt... die de zee tusschen haer palen gestaeckt hebt’. Ook: een grens stellen aan. ‘'s Morgens, eer wy 't licht ontmoeten, Sullen wy die Godheit groeten, 's Morgens, eer de dagh ontwaeckt, En de Son de Sterren staeckt’ (Huygens). Dan stuiten: tegenhouden, tot staan brengen; ‘sistere’ bij Kiliaan. Van een vijandelijke macht b.v. Zoo ook in: ‘Een' wolck: die, vuyl en voll Van gereede Somer-plassen, Om den hoy-boer te verrassen, 't Lieve licht sijn tintel staeckt’ (Huygens). Van macht en geweld. ‘Terwyl men dit handelt, komt het gerucht op 't Raadthuys, dat de groote kerk gestormd werd. Majestraat en Predikant treeden gelyklyk derwaarts, pooghen 't geweldt te staaken’ (Hooft, Ned. Hist.). Van zonden, hartstochten, begeerten en verlangens. ‘Hiermede mijnen yver stakende’ (Hooft, Brieven). ‘In alle quade saken, Daer moet een teere ziel den aenvang leeren staken’ (Cats).
Evenzoo verouderd is het gebruik van staken in den zin van: stuiten, verhinderen, ergens een stokje voor steken, maken dat iets niet gebeurt. ‘Voorgewende bezigheden, die den voortgank der Amersfoortsche rejze staekten’ (Hooft, Br.). Van: niet beginnen of ten uitvoer brengen wat men zich heeft voorgenomen. ‘Ik had gedacht zelve naer Gornichem te varen, doch om 't onstuimig weder... zal ik de reize staken en myn dienstmaegt zenden’ (Brandt). ‘Dat de Franschen haer dessein van naer Brussel te komen, staeckten’ (C. Huygens Jr.). Of van: opschorten, uitstellen. ‘Maer doordien het ys, om de snee wil, vry onseecker is.... hebbe Haer Exn geraeden de reys te staecken tot dat uyt-