[Vragen]
‘In een van de taalboekjes op onze school moet in de volgende zin het juiste worden ingevuld: “In het dorp woedde een hevige brand; de ros - vlammengloed was uren in de omtrek te zien”. Er bestaat over de schrijfwijze van het in te vullen woord geen eenstemmigheid. Is het rose of rosse? Hieronder laat ik volgen de meningen van het onderwijzend personeel:
1) Zelf meen ik: rose. 2) Een onderwijzeres: rosse “want dat klinkt beter”. 3) Rose, want het komt van 't Franse “rose”. 4) Het mag allebei. “Rose” legt nadruk op de kleur lichtrood; “rosse” legt de nadruk op: het lijkt op rood; “rosse” wil volgens dezen persoon zeggen: roodachtig. 5) Rose! Want rosse is een contaminatie van rose en rossig. 6) Rosse, want 't komt van het adject. “ros” (gewezen werd op Barbarossa).
Drie stemmen dus voor “rose”; twee stemmen voor “rosse”; één stem voor “rose” en “rosse” beide. De helft plus één is hier vier. De stemmen staken dus. Reden waarom ik het onderzoek wil voortzetten, en U verzoek uitspraak te willen doen.’ Sm.
§§ - Klaarblijkelijk is hier het woord ros bedoeld; ingevuld dienen dus te worden de letters ‘se’. Ros, uit fr. ‘roux’, lat. ‘russus’. ‘De rosse gloed der vlammen’ (Bilderdijk). ‘De vlam die met haar rossen gloed Voor 't springend kerkraam speelt en woedt’ (Ter Haar). ‘Een nacht door rosse martelvuren Alleen verlicht’ (Beets).
‘Rossig’ is: min of meer ros, rosachtig. ‘Wolken van rossig zand’ (Emants). ‘Een rulle aarde, rossig geworden door het stoven van de zon’ (V. Looy). ‘'t Rossig graauw der duinen (bij zonsopgang)’ (Hofdijk). ‘De rossig gouden zuilen’ (Vosmaer). ‘Heur rossig blond haar’ (Couperus).
‘Rose’ drukt een ander begrip uit: fr. ‘rose’, eig. ‘roos’, in appositie gebruikt voor: rooskleurig, rozerood, vleeschkleur. Dat woord bezigt men niet in toepassing op een woedende vlammenzee. ‘Een rose marmeren schoorsteen’. ‘Balkonnetjes lief, met kleurtjes rose en paars’. Rose schuimpjes. rose pudding. De bruidsmeisjes waren in het rose.
‘Kunt u mij ook mededeelen wat “hakvruchten” zijn? Ik heb dit de laatste jaren vaak gelezen in de krant in landbouwnieuws. Zeker een germanisme?’ Ha.
§§ - ‘Hakvruchten’ is de benaming voor die veldgewassen, rondom welke de grond tijdens de ontwikkeling gehakt, met de hak los en zuiver gehouden moet worden, t.w. voor aardappelen, boonen, wortelgewassen, enz. (Met ‘hak’ wordt aangeduid het stuk gereedschap tot bewerking van den grond, t.w. om er den akker mee om of op te hakken - om de aarde los te maken, om te wieden, enz. -; naar het meer bijzondere doel verschillend van gedaante, maar veelal den naam voor: een blad als van een spade met een (onder een hoek van 45° ongeveer) omgebogen ‘huis’, waarin een houten steel.)
‘Wanneer het gestolde bloed het wondje afsluit, spreken wij van een roofje. Waar komt dat woord vandaan, roof?’ De.
§§ - Waar dat woord vandaan komt? van heel ver, zóó ver, dat wij het begin niet meer zien kunnen. Als wij Franck-Van Wijk opslaan, vinden wij verwante woorden in zoo goed als alle talen, zoodat wij wel mogen aannemen dat het zich in de grijze oudheid verliest. Het schijnt dat de bet. ‘korst op een wond’ zich ontwikkeld heeft uit de bet.: schurftachtige uitslag, scabies, en deze weer uit die van ‘ruw’. Bij Berkhey lezen wij: ‘Zekere drooge rooven, of eene soort van schurft, by den naam van Rasp bekend (aan de knie van het paard).
Een andere, nog gewestelijk bekende, aanduiding van schurft is ruit, uit ruide; vandaar ‘ruitzalf’, waar de volksetymologie ‘ruiterzalf’ van gemaakt heeft.
‘Waar komt het woord “fraai” vandaan? Het doet denken aan het Fransche “vrai”, maar dat beteekent toch niets anders dan “waar”.’ Be.
§§ - Ons fraai zal inderdaad ontstaan zijn uit lat. verus, fra. vrai, dus: waar. Het woord werd vroeger geschreven: fray, vray, fraey, vraey, en beteekende toen: waar, oprecht, flink, krachtig, mooi, pronkerig. In het Oosten des lands wordt fraai gebezigd voor: volwassen meisje, en dat gebruik heeft doen denken aan een afleiding van een ondersteld germaansch woord ‘fraujô(n)-’, meesteres. Maar Van Haeringen, die het supplement bij Franck-Van Wijk schreef, ondersteunt deze opvatting niet.
‘Is er verschil in beteekenis tusschen “walm” en “dwalm”? Sommigen gevoelen het verschil: dwalm is volgens hen zware walm.’ Pl.
§§ - Neen, volgens het W.N.T. is dwalmen een - ongewone - vorm naast walmen. Van Deyssel spreekt van: ‘De dwalmende en uitgaande lamp’. Er is ook een woord ‘kwalm’, voor: vettige rook of damp; in N.-Holl. gebezigd voor: dampen, uitwasemen. ‘Koekwalm’, natte kwalm, vochtige uitwaseming van het vee in den stal.
‘Kan ik schrijven: “in meerdere mate” en “meerdere soldaten liepen zonder geweer” of: “hebt U een vulpen? Ja, ik heb er meerdere”?’ Ke.
§§ - Wij mogen ‘meerder’ bezigen als - opnieuw gevormde - comparatief van ‘meer’; wij kunnen dus spreken van: in meerdere mate. ‘Brengt hier toe meerder licht’ (Cats). ‘Dat deeze reeden, met meerder heusheit dan ernst, gesprooken werden’ (Hooft, Ned. Hist.). Maar niet mogen wij ‘meerdere’ bezigen in den zin van; verscheidene, want dat is een vergrijp tegen de taal. Wie dit niet onthouden kan, vermijde dit ‘meerder’ maar; men kan altijd nog zeggen: in hoogere mate.
‘Hoe moet men schrijven: In een andere beteekenis als deze of dan deze?’ Ke.
§§ - Wie, als wij, gewoon is te zeggen: even... als, en meer dan, zal van zelf spreken van: hetzelfde als en anders dan.
‘Welke beteekenis heeft hout in de zegswijze: op eigen houtje?’ Ub.
§§ - Het beste zal zijn, met Dr. Beets in W.N.T., onder ‘houtje’ te verstaan; kerfstok. ‘Op eigen houtje’ heeft dan de beteekenis: voor eigen rekening; bij uitbreiding: op eigen risico, verantwoording, gezag; zonder er iemand in te kennen.
‘Met bevreemding vond ik in het woordenboek van Koenen: “in zijn eigen zeggen”; is dat wel goed of beschaafd Nederlandsch? Kan men dan ook zeggen: “hij wascht zijn eigen”, in plaats van: zich?’ Rh.
§§ - Wij zouden niet gaarne alle woorden of uitdrukkingen, in woordenboeken voorkomende, als ‘beschaafd’ willen aanvaarden, en dat zal ook wel niet de bedoeling van de samenstellers zijn. Stellig gelden, althans in Noord-Nederland - in tegenstelling met Zuid-Nederland (België) - uitdrukkingen als de genoemde niet als ‘beschaafd’.
‘Een leeraar vertelde mij dat het woord “eventueel” zinledig is en overal gevoeglijk gemist kan worden. Nu las ik dezer dagen in een kookrecept: “Voeg er eventueel wat suiker of zoetstof bij”, en toen leek het mij toch wel beteekenis te hebben. Wat dunkt U er van?’ Ha.
§§ - ‘Zinledig’ zouden wij het woord niet willen noemen, maar stellig kan het ‘gemist’ worden. Het is het Fransche éventuel, dat uitdrukt: mogelijk, in voorkomend geval (lat. eventus = afloop). In den zin uit het kookboek zouden wij voor eventueel kunnen zeggen: zoo noodig, desgewenscht.
‘U beveelt in ons blad herhaaldelijk het gebruik van de uitdrukking “ten antwoord” aan, dat beter zou zijn dan het gebruikelijke “in antwoord”. Waarom is het dat?’ Ha.
§§ - Omdat ‘ten’ in dezen zuiver Nederlandsch is; de brief strekt immers ‘ten antwoord’ op de ontvangen mededeeling. Dat ‘in’ hebben wij maar overgenomen uit het Fransch, via het Duitsch denkelijk. ‘En répondant, en réponse à’, ‘in Beantwortung’.
Dat dit ‘in antwoord’ niet leeft in het bewustzijn van het volk, maar een vreemde term is, leert ons de schrijfwijze van den ongeletterde, die er doorgaans ‘een antwoord op’ van maakt.