Nog iets over adjectiva op sch gevormd van persoonsnamen.
In mijn artikel in O.T. 13e jaarg. No. 6 heb ik 1) mij aangesloten bij eenige taalkundigen, die de bedoelde adjectiva niet afkeuren, wanneer zij een soort aanduiden en 2) erop gewezen, dat diezelfde taalkundigen echter voorbeelden als afkeurenswaardig opnoemen, ofschoon men daarbij met een soortnaam te doen heeft.
Het recht van bestaan van mijn publicatie was gelegen in het 2e punt; de stelling sub 1 was reeds door de taalkundigen uitgesproken. Het doet mij dan ook genoegen, dat Prof. Fokker in zijn bovenstaand artikel - al doet hij een andere keus dan ik en verkiest hij bv. ‘brownbeweging’ boven ‘Brownsche beweging’ - toont mijn aanwijzing, dat men hier met een soortnaam te doen heeft, ter harte genomen te hebben.
Dat men hier met een principieel verschil te doen heeft met uitdrukkingen als ‘Seyffardtsche boekhandel’, ‘von Papensche regeering’, ‘de Faust van Goethe’, ‘de poëzie van Vondel’ en dat deze uitdrukkingen zijn te beschouwen als eigennamen van één boekhandel, één regeering, één dramatisch gedicht en één ‘poëtisch oeuvre’ lijkt mij bij onbevooroordeeld, rustig onderzoek niet voor twijfel vatbaar. Dat de redacteur van O.T. in zijn onderschrift bij mijn artikel tot een tegengestelde conclusie meent te kunnen komen, verbaast mij, maar daar de Redaktie niet meer plaatsruimte voor mij beschikbaar kan stellen, kan ik daarop niet verder ingaan.
J.D. VAN DER WAALS Jr.