Beroep, bedrijf, vak.
Beroep, een maatschappelijke werkkring, een betrekking, waartoe men òf door een behoorlijke aanstelling, òf althans door verworven kundigheden als 't ware beroepen is, d.i. de vereischte bevoegdheid heeft verkregen. De betrekking van onderwijzer, geestelijke, arts, advocaat enz. is een beroep. Wel wordt het woord ook in ruimeren zin genomen en op ambachtslieden en neringdoenden toegepast, maar dan toch altijd met de gedachte aan de kennis en bekwaamheid, die voor die vakken vereischt worden en er de bevoegdheid toe geven.
Bedrijf, datgene waarmede iemand zich bezighoudt om den kost te winnen, of althans om op een geregelde wijze geld te verdienen, met het bijdenkbeeld dat men niet door eenig gezag daartoe beroepen is.
Vak, staat dichter bij ‘beroep’ dan bij ‘bedrijf’, daar het begrip althans een zekere kundigheid onderstelt. Een ‘vak’ moet ‘geleerd’ worden. Een man van 't vak, in tegenstelling met dilettant.
- Ons eerelid, de heer C.K. Elout, is ten gevolge van evacuatie (zeer overhaaste) van nagenoeg al zijn boeken verstoken en kan er geen enkel bereiken. Dit geldt ook voor woordenboeken als het Etymologische van Franck en, bovenal, het groote van Van Dale. Is er misschien een van onze leden die ons eerelid kan en wil helpen door van een van deze twee werken (of, nog liever natuurlijk, van beide) hem een exemplaar te leenen tot na den oorlog?