Óók een ‘spraakgebrek’!
Er zijn wonderlijke dingen in onze taal. Niet alleen in de schrijf- maar ook in de spreektaal. Met de eerste houdt zich dit maandblad bezig als orgaan van het gelijknamige genootschap maar er is, eenige jaren geleden, óók een beweging geweest (waarvan mejufrouw Dr. Kaiser de leiding had) die zich keerde tegen het slecht spreken van onze taal en die daartoe o.a. voorbeeldige grammophoonplaten wilde bezigen. Er wordt in ons land nog véél slechter Nederlandsch gesproken dan geschreven... hetgeen niet te verwonderen is daar men eerst leert spreken en daarbij een - eventueele! - correctie door de opvoeders secundair is. Nu kan ‘Onze Taal’ er niet aan denken, deze geweldige taak over te nemen maar voor éénmaal willen wij toch hiervan afwijken omdat het een merkwaardig punt betreft dat niet een zaak is van het klankbeeld maar van de zinvorming, die vaak (inderdaad zéér vaak) een wonderlijk verschil toont tusschen het geschreven en het gesproken woord. Wij denken in 't bijzonder aan het herhalen van eenzelfde gedachte (in één zin) in tweeërlei vorm. Men zal kunnen hooren: ‘Maar ik ben na tien minuten ben ik teruggegaan’. En als men er eens op gaat letten, dan zal men weldra opmerken dat deze fout al een doodgewoon insluipsel in de spreektaal is, zóó gewoon, dat schrijver dezes, hoewel hij er al sinds eenigen tijd aandacht aan wijdt, ook zichzelf wel eens op zoo'n malle spreekfout heeft betrapt! En toch: Wie zal zooiets schrijven?
Het zou, dunkt ons, eenige aandacht waard zijn, te meer omdat het een zaak van volkspsychologie kan wezen. Waarom bezigen juist wij, Nederlanders, zoo iets slordigs? Uit achteloosheid? Uit tekort aan uitdrukkingsvermogen? Of door welk gebrek anders? Mogen wij de zaak bij dezen in 't bijzonder onder de aandacht brengen van onzen Raad van Deskundigen?
e.