bruik dat wij er van maken. Honorarium, ‘eeregave’, is voor ons gewoon maar: loon (wat deftig uitgedrukt dan); de schrijver die een dokter in zijn rekeningen (deftig: declaraties) liet spreken van: ‘Eereloon’ voor bewezen diensten, was ‘er naast’.
‘Er is strijd over de vraag of men moet zeggen: ik ben het die gescheld heb, of: die gescheld heeft. En ook of de vorm: “ik ben het, die...” wel goed Nederlandsch is, danwel ontleend aan het Fransch: c'est moi, qui...’.
§§ - Het is niet voor 't eerst dat ons deze vraag gesteld wordt; het is: ik die ben, gij die zijt. Zooals het ook in het Fransch luidt: moi qui suis, tu qui es; en in het Duitsch: ich der ich bin, du der du bist. Dat de vorm heeft in deze zinnen zich zoo hardnekkig handhaaft, kan veroorzaakt zijn door analogie met: ik ben degeen, die... heeft.
Neen, deze vorm is niet ontleend aan het Fransch; het is goed Nederlandsch te zeggen: Wie heeft er gescheld, of, met eenigen nadruk: Wie is het (of: dat) toch, die daar gescheld heeft? En dan kan het ook niet on-Nederlandsch zijn te antwoorden: ik ben het, die...
‘Nu ik mij in Duitschland bevind, houd ik mij nogal eens bezig met bespiegelingen over onze taal. Toevallig hoorde ik hier het spreekwoord “Er schläft wie ein Ross”. Is ons spreekwoord “hij slaapt als een roos” daarvan misschien een verkeerde vertaling? Een paard slaapt nl. diep (tot het omvalt!), terwijl een roos geenszins tot de bloemen met slaapbewegingen behoort. Als het inderdaad een verkeerde vertaling is, slaap ik voortaan liever als een os.’ IJ.
§§ - De uitdrukking ‘schlafen wie ein Ross’ kennen wij niet, wel: wie ein Ratz, en dit laatste is ook begrijpelijker dan het eerste, want hoewel een paard diep moge slapen, het type van den slaper is toch wel de hamster of de bunzing - of wat het voor een dier is - die zich als de winter komt ingraaft en zich dan van de rest niets aantrekt.
‘Wilt ge eens wat zeggen omtrent ontstaan en afkomst van het woord litteeken? Uit mijn schooljaren staat mij iets vaags bij van “lijkteeken” of zoo.’ Ha.
§§ - Zoo is het: ons ‘litteeken’ luidde vroeger - en ook thans nog in het Westvlaamsch - lijkteeken; ‘lijk’ in de bet. van: vleesch, lichaam. (De tegenwoordige, uitsluitende beteekenis van lijk: dood lichaam is van lateren datum.) Siegenbeek schreef nog ‘likteeken’.
Litteeken werd vroeger gebezigd ter aanduiding van een ‘teeken, moet, op het lichaam’ in 't algemeen; dus ook in toepassing op moedervlekken, sproeten en dgl. Thans uitsluitend voor zulke teekens, die van wonden, zweren en dgl. zijn overgebleven.
‘Wat is de oorsprong van de uitdrukking: stekeblind?’ v. O.
§§ - Naar wij door Dr. R. van der Meulen in het W.N.T. vermeld vinden, hebben wij bij het eerste lid van deze samenstelling te doen met het versterkende Steke uit ouder Stek naast Stik en Stok (verg. stikdonker en stokdoof). Kiliaan vertaalde stekeblind met exoculatus en excaecatus, en bracht het dus in verband met het uitsteken van oogen. Wij hebben in de aanwending van deze voorvoegsels daar, waar zij geen redelijken zin meer hebben en slechts ter versterking van het uitgedrukte begrip dienen, ongetwijfeld met analogie-vormingen te doen.
‘“Onze poes houdt niet van vleesch; je kunt ze gerust bij de biefstuk laten, ze taalt er niet naar.” Wat is dit voor een woord, talen?’ No.
§§ - Talen, van Taal, en verwant met Tal, Tellen enz. ‘Talen’ en ‘tellen’ hadden oudtijds mede de bet.: spreken, praten. Dial. (Maastr.) komt nog voor: talen van, spreken, reppen van. Het mnl. kende reeds: talen ane, te, na, met de bet.: zijn aanspraken doen gelden op; Kiliaan vermeldt de bet.: vragen naar (zoo nog in Zuidndl., vooral in min gunstigen zin, ons ‘visschen naar’.) Ons ‘talen naar’ wordt hiermede in verband gebracht.
‘Wat dient men te zeggen: Een aantal leden heeft, of hebben? Mij werd geleerd dat in een dergelijken zin het onderwerp is: aantal, dus enkelvoud.’ Si.
§§ - Het ‘grammatisch’ onderwerp is hier inderdaad ‘aantal’ en wettigt dus het enkelvoud van den persoonsvorm van het werkwoord. Maar men kan ook ‘leden’ als het ‘werkelijke’ onderwerp beschouwen, en ‘aantal’ als onbepaald telwoord. Aantal, menigte, troep, massa, hoop enz. Streng ‘grammatisch’ dienen wij Zijne Majesteit haar pijp te laten opsteken, en mogen wij niet spreken van: het meisje, haar...
‘Wilt U mij inlichten omtrent de afkomst van het woord Kampernoelie? Staat het in verband met Kamperfoelie, welk laatste woord een vrij bekende verklaring heeft gekregen?’ Dij.
§§ - Het Etymologisch Woordenboek van Franck-Van Wijk verklaart ‘kamperfoelie’ als een verbastering van lat. caprifolium, geitenblad. ‘Kampernoelie’ is ontstaan uit een picardischen vorm van oudfransch champagneul (een romaansche afleiding van lat. campus), of wel uit een mlat. vorm van dit woord.
‘Alhoewel er stellig al veel over is geschreven, hoe verkeerd de woorden: Hingabe en Aufgabe worden vertaald in 't Nederlandsch, ontmoet men deze vergissingen steeds wéér. Ik las een zin:
“Mit voller Hingabe lebte er ausschliesslich für seine neue Aufgabe.” Deze werd vertaald: Met volle overgave leefde hij uitsluitend voor zijn nieuwe opgave! Juist is slechts: Met volle toewijding leefde hij uitsluitend voor zijn nieuwe taak!
Zoudt U daar nog eens op willen wijzen?’ Gro.
‘Wilt gij eens iets zeggen over het ontstaan van de vormen: maalderij en vilder, naast malerij en viller. Ook geven de vormen stumperd en tobberd, naast stumper en tobber te denken, terwijl andere die tweeërlei vorm niet hebben: leperd, slimmerd.’ Br.
§§ - Wij hebben hier het verschijnsel der voor- of achteraanvoeging van een letter, ter versterking van den uitgang, zonder dat aan de beteekenis van het woord iets toegedaan wordt. Bij leeperd en slimmerd hebben wij een ander geval; bij deze woorden is de uitgang niet -er, maar -erd (-aard).
‘Ik zou Uw meening willen vragen over de “genitief”, die men dikwijls in de spreektaal hoort, nl. Jan zijn (z'n) muts, de buurman zijn (z'n) huis, enz.’ Bru.
§§ - Een vorm, die den genitief Jan's, buurmans, sterke concurrentie aandoet. Geïsoleerd uit de constructie van den ‘belanghebbenden’ of den ‘possessieven’ datief. ‘Willem’ is ‘belanghebbend’ in een zin als: Zij hebben Willem zijn muziekdoos afgenomen. Vergeten wij nu dat ‘Willem’ in den datief staat, dan komen wij er licht toe in ‘Willem z'n muziekdoos’ een genitief te zien: Willems muziekdoos.
‘N.a.v. “geldend” en “geldig”: Mij lijkt geldend = van kracht zijn (de geldende wetsbepalingen, het geldende recht), waarbij de duur van de geldendheid (gelding) niet in het geding komt; terwijl geldig = op dit moment waarde hebbend als waardepapier, bewijsstuk enz. (perronkaart, distributiebon), met de bijgedachte van een beperkte duur van de geldigheid.’ Vo.
‘Een vereeniging bericht aan haar leden: Bij Telefoon-wegname kunnen onze leden ons bereiken via enz. - Hoe vindt U dezen vorm?’ No.
§§ - Een beetje ongebruikelijk. Of neen, niet ongebruikelijk misschien; laat ons zeggen: een beetje gek.
‘Is de zinsvorm: “Ik meen goed te doen, U mede te deelen...” niet fout en moet er op de plaats van de komma niet het woordje “door” staan? Vormen als deze kom ik dikwijls tegen. Bij het lezen stuiten zij mij steeds tegen de borst.’ Gro.
‘Hij ontdekte al gauw, hoe vroeg hij er mee uitgescheden was’. Dit verl. deelw. komt mij vreemd voor.’ Verm.
§§ - De juiste vervoeging is: hij scheidde er mee uit, hij is er mee uitgescheiden.