[Vragen]
Een Belgische lezeres stelt een reeks van vragen.
1) Zijn de woorden ‘scholing’ en ‘omscholing’ juist. Zij worden hier veel gebruikt, maar ik vind ze in geen woordenboek.
2) Van Dale geeft ‘het internationaal telegraafcode’. Is code onzijdig als niet ‘wetboek’ bedoeld wordt.
3) Met verwondering las ik ‘ega’ in O.T. Wellicht drukfout? Of mag dat?
4) Tot nu toe verkeerde ik in de meening, dat volgende schrijfwijzen juist zijn en spraakkundig te verantwoorden: te langen laatste, te tweeden male, te gelijkertijd, te eeuwigen dage. Na wat ik las in Onze Taal denk ik dat de beredeneering aldus luiden moet: ter of ten telkens het lidwoord bij de uitdrukking hoort: te, als het lidwoord verzwegen is. Waarom te berge en te velde; waarom ten geschenke en te koop, waarom niet te koopen, evenals wij zeggen ‘te zien’ en ‘te krijgen’. Waarom te pas en te onpas; waarom terdege en te berde? Ik zoek naar een duidelijke formuleering van den regel. H.T.
§§ - 1) Het verl. deelwoord geschoold is bij ons niet ongewoon: geschoold personeel is wel een normale manier van zeggen. ‘Scholing’ is dunkt ons een germanisme; Dr. Knuttel heeft het niet opgenomen in het W.N.T. en hij verwerpt het dus blijkbaar. Waar wij ook wel toe overhellen. ‘Omscholing’ verwerpen wij zeer stellig.
2) Code is mannelijk en niet onzijdig. Weliswaar geeft Van Dale: een internationaal telegraafcode, maar met ‘het’ geeft hij de verbinding niet. Deze vorm van het adjectief lijkt ons een vergissing.
3) Volgens De Vries en Te Winkel moet het zijn: eega, maar daar wordt veel tegen ‘gezondigd’; van de zes citaten die het W.N.T. geeft, is er maar één met ee, en vijf met een enkele e. Trouwens Te Winkels spelling eega week af van die welke daarvóór in gebruik was: zie Grondbeginselen der Nederl. Spelling (5de druk) § 80. Blijkbaar is ze nooit populair geworden.
4) Het moet zijn: ten langen laatste, ten tweeden male, ten eeuwigen dage, máár: tegelijkertijd. Wij voor ons spreken van: ten allen tijde, maar het W.N.T. aanvaardt dat niet. Dus: te allen tijde.
Te berge is even goed als te velde, want de datief van een manlijk znw. is gelijk aan dien van een onzijdig. In beide gevallen is geen lidwoord gebruikt; het is dus een dergelijk geval als ‘in huis’ en ‘op school’, tegenover: ‘in den tuin’ en ‘op den berg’. Zoo staat ook: ten geschenke (met lidwoord) tegenover: te koop (zonder lidwoord).
Op de volgende ‘waarom’ vragen kan alleen geantwoord worden: ‘omdat het spraakgebruik dat verlangt’. Er kan dus geen formuleering van een regel worden gegeven; wie de taal uit het dagelijksche gebruik niet kent, moet trachten haar te leeren uit lectuur. Een grammatica kan niet al deze gevallen apart opnemen.
‘De wildgraaf die de es ten oosten begrenst...’ Deze zin kwam ik tegen in een verslag over een uitbreidingsplan voor een dorp. De samensteller van dat verslag is een Brabander; hij bedoelt er mee: een groene strook, van bomen en struikgewas enz. als akkerscheiding. Van Dale kent het niet. Kunt U er de juiste betekenis van opgeven en mededeling doen t.a.v. het gebruik (gewestelik?)?’ Rei.
§§ - Graaf, in de Oostelijke tongvallen ('t enkelvoud luidt daar: ‘graven’): iets dat gegraven, uitgediept is, een gracht, een kuil, een put, een voor, enz.; in het bijzonder: breede waterloop, gracht en wel bepaaldelijk: stadsgracht, vestgracht, burgwal. In Limburg beteekent graaf, behalve uitgegraven diepte, óók: de met de daar uit komende specie opgeworpen wal, opgeschoten kant, dam tot omheining. Een begripswisseling, zooals wij die reeds bij gracht en wal hebben leeren kennen.
‘Aan welke taal hebben wij het woord surrogaat ontleend?’ Be.
§§ - Aan het Engelsch; eng. surrogate = substituut afgevaardigde, gevolmachtigde, iemand dus, die in de plaats van een ander optreedt.
‘De nummers van O.T. worden aangegeven met de afkorting No. Toen ik, nog in dienst, op mijne manier trachtte goed Nederlandsch te schrijven en ook anderen daartoe te brengen, stelde ik voor No te vervangen door Nr, als afkorting van ons “eigen” nummer. Ja maar, zei een belangstellende collega, No. is toch een afkorting van ons nommer! Zou het geen aanbeveling verdienen de hier bedoelde afkorting zoo te schrijven, dat zij geen schijn van twijfel behoeft te geven omtrent het woord, waarvan zij is afgeleid. En voortaan Nr te schrijven voor ons nummer.’ Ho.
§§ - Van Dale geeft: No, Nr. - numero, nommer; wij meenen opgemerkt te hebben dat men hier bij voorkeur No schrijft, en dat Nr in Duitschland meer in trek is. Als wij in O.T. ‘No.’ schrijven, bedoelen wij ‘nommer’ het oude woord. ‘Nummer’ is minder ‘eigen’ dan nommer; de u is waarschijnlijk toe te schrijven aan invloed van fr. numéro, waarmede nummer in gebruik overeenstemt.
‘Wat is ‘al’ in het woord ‘alhier’? No.
§§ - Een versterkend bijwoord. Alhier wordt gebezigd in toepassing op de plaats waar men woont of verblijf houdt, onmiddellijk toegevoegd aan een znw., in welk geval het kortere en zwakkere ‘hier’ minder aan het oor voldoet dan het vollere ‘alhier’, dat meer klank en meer nadruk heeft. ‘Alhier’ is gebruikelijk in adressen van brieven en pakjes: den Heer N.N., alhier.
Uitsluitend in deze gevallen gebruiken wij de bijvoeging al-, niet bij een eenvoudige plaatsaanwijzing. Wij zeggen niet: ik heb den brief alhier neergelegd, op deze plaats, op deze schrijftafel; niet: wilt gij alhier plaatsnemen, op dezen stoel. Men leest wel eens: de alhier geplaatste rijwielen worden verwijderd, t.w. de rijwielen die hier, tegen dezen gevel, voor dit raam geplaatst zijn. In deze gevallen is hier het gewone woord.
- ‘Hoe schrijf je: een leven l. den, met ij of met ei?’ Niemand zal wel een oogenblik weifelen, als hij zonder bijzondere denkspanning het woord neerschrijft, maar als zoo'n vraag je ineens overvalt, ga je denken - en dan is het mis. ‘Met ei natuurlijk!’ - ‘Met ei? natuurlijk niet; je leidt je leven toch niet, zooals je iemand aan de hand leidt; je ondergaat je leven, je lijdt het.’ De stemmen waren verdeeld, en hoewel hèt gezelschap veel te beschaafd was om te stampvoeten, blikoogen, vloeken of zweren, het had er toch allen schijn van dat de vriendschap op weg was in grim te verkeeren.... Tot iemand het verlossende woord sprak: Wat zeg je, hij heeft een leven geleid, of geleden? Want toen was het pleit beslecht.
‘Wat is het verschil tusschen ‘geldend’ en ‘geldig’? Le.
§§ - Het verschil is niet groot, dunkt ons. Men zou kunnen zeggen dat de tweede vorm sterker is dan de eerste. Met ‘geldig’ zouden wij kunnen aanduiden wat door ieder als geldend wordt aanvaard, of waarvan de binding ons van hoogerhand is opgelegd; ‘geldend’ zou dan eenvoudig kunnen uitdrukken: wat geldt, uit welken hoofde ook.
‘Wilt U eens wat zeggen over het woord lamfer?’ Rei.
§§ - Een woord van onbekende afkomst; misschien afgeleid van een eigennaam, onderstelt Franck-Van Wijk. Een soort van fijn gaas; een sluier van fijn gaas. In 't bijzonder in toepassing op dergelijk gaas dat als rouwfloers wordt gebezigd, en op een daarvan vervaardigde rouwsluier zooals men vooral aan hoeden draagt of althans droeg.
‘“Reviseeren hebben wij uit het Fransch: reviser; revideeren uit het Latijn: revidere”. Vraag: hebben wij reviseeren uiteindelijk ook niet uit het Latijn: revisere? En is daarom reviseeren niet juister dan revideeren omdat revisere beteekent: weer gaan zien (weer bezoeken) en revidere: weerzien?’ Ve.
‘Is: (iemand als lid) voorhangen goed Nederlandsch?’ Rei.
§§ - Ja.
‘Wat beteekent: te rade worden?’ Rei.
§§ - Een besluit nemen.