| |
Van onze leden.
‘Jij was de dokter’
Al meermalen viel mijn aandacht op een m.i. typisch taalverschijnsel (of is het meer een psychologische kwestie?) n.l. deze: een groep kinderen zal het een of andere spelletje gaan doen en overlegt omtrent de ‘rolverdeeling’. Men hoort dan zoo ongeveer het volgende:
‘Jij was de dokter en dan kwam jij met je auto aantuffen’.
‘Ja, en dan was Annie de verpleegster’.
‘En ik was de patiënt en dan was ik overreden en dan werd ik naar het ziekenhuis gebracht...’ enz. enz.
Op dit thema zijn vele variaties, maar het komt altijd weer daar op neer, dat ook jonge kinderen, die van ‘tijden’ en ‘wijzen’ der werkwoorden nog niets weten in zulk een geval een toekomende tijd bedoelen en een verleden tijd gebruiken. Een volwassene voelt het geheel aan als een soort aanvoegende wijs.
Een parallel in de taal der volwassenen heb ik niet kunnen ontdekken. Het is een verschijnsel dat blijkbaar alleen in de kinderwereld voorkomt, maar daar dan ook springlevend is.
m.v.
* Het verschijnsel, dat Mej. V. opmerkte, acht ik niet zoo algemeen noch zoo ‘typisch’, als zij het doet. Uit mijn eigen prille jeugd (waarvan mij nog heel veel levendig voorstaat, niet het minst allerlei spel en werking der fantasie) op het platteland van Zuid-Holland doorleefd, herinner ik het mij nièt. En van enkele kinderlievende dames was er maar eene; een oudere, van Zeeuwsche afkomst, met een elk kind boeiende verbeelding, stemde met de opmerking van Mej. V. beslist in, in zooverre, dat zij het verschijnsel heel goed kende; zonder echter te willen zeggen, dat het 't normale, typische was.
Ik kan mij er tweeërlei oorsprong van denken: 1o een bijzonder levendige verbeelding - bij kinderen niet zelden zich openbarend -, die een heele geschiedenis voor zich in den geest heeft opgebouwd, en deze nu in spel met anderen als helpers (werktuigen) tot verwerkelijking brengen wil. Het kind, dat zoo de aanlegger, de dichter en de regisseur der vertooning is, verhaalt - mede als overredingsmiddel - wat het in zijn fantasie al geheel, of in hoofdlijnen, doorleefd heeft; want dat er bij het verhaal trekken uitgewerkt en bijgevoegd worden, acht ik niet uitgesloten. Men zou eenigermate kunnen vergelijken de dichters van visioenen en allegorieën, die hetgeen zij geschouwd hebben en schouwen, hetzij alle tijden geldend, hetzij de toekomst openleggend, spreken in den verleden tijd.
2o een onderstelling als uitgangspunt: als wij eens ziekenhuisje, begrafenisje etc. etc. gingen spelen: dan was jij...., en dan was ik...., en dan.... enz. Dan zou het herhaalde ‘was’ en de daarbij aansluitende reeks imperfecta van andere werkwoorden op te vatten zijn als voorwaardelijke wijze: dan zou ik, dan zouden wij zoo en zoo. Dat zoo'n conditionalis vaak door den simpelen verledentijdsvorm wordt uitgedrukt, is bekend. Vermoedelijk bedoelt Mej. V. dit ook, waar zij spreekt van ‘aanvoegende wijs’. Ik geef de voorkeur aan deze verklaringspoging, omdat bij een verhaal van wat in het verleden ligt, en toen... en toen... en toen hoort. Terwijl hier stellig en dan alleen past. Maar dit ‘en dan’ - en dan - en dan... wijst duidelijk op wat gaat gebeuren, of zal (zou) kunnen (moeten) gebeuren, indien een voorwaarde vervuld wordt. Dat zulke jonge kinderen ‘van tijden en wijzen nog niets weten’, dunkt mij een misvatting van Mej. V. Dat zij ze onderscheiden gebruiken, met zekerheid van greep, en in uiteenloopende beteekenis-nuances, is het klare bewijs, dat zij er al heel veel van weten. Zulke kinderen hebben al een omvangrijk grammatisch systeem vast in hun geestelijk bezit, alleen niet wetenschappelijk bewust, niet verstandelijk analyseerbaar, niet in technische terminologie omschrijfbaar.
| |
| |
| |
Golfcarton
- In ‘Economische voorlichting’ van 29 Augustus lees ik, dat vakgroep 5 van bedrijfsgroep papier en papierverwerkende industrie de naam heeft aangenomen van ‘golfcarton’ industrie. Dit is natuurlijk beter dan ‘welkarton’ waar U indertijd al eens over geschreven hebt in ‘Onze Taal’, maar prettig klinkt mij dit woord toch niet in de ooren. Ik voel hier behoefte aan het verleden deelwoord dus ‘gegolfd-carton industrie’. Ik zou gaarne Uw meening omtrent dit woord kennen.
De leden van de vakgroep zijn vroeger lid geweest van een vereeniging die zich noemde ‘Vereeniging van Nederlandsche Golfkarton fabrikanten’. Het woord ‘golfkarton’ schijnt dus een aanvaard woord te zijn in deze industrie.
| |
Wikkels
- In hetzelfde artikel van dit tijdschrift kwam ik het woord ‘wikkels’ tegen als een artikel dat door de papierindustrie wordt gemaakt. Ik vermoed dat het papierstrooken zijn waarin bepaalde artikelen bij wijze van verpakking worden gewikkeld. Is mijn gebrek aan begrip ten opzichte van het woord ‘wikkel’ te wijten aan een gebrek aan kennis mijnerzijds of is het eigenlijk een niet Nederlandsch woord? Ik zou gaarne ook over dit punt ingelicht worden.
- Het Wdb. der Nedl. Taal geeft enkele voorbeelden van afleidingen, die uitdrukken: van golfachtige verhevenheden voorzien; gegolfd ijzer, gegolfd zink, gegolfde dakpannen, gegolfd blad. Samenstellingen als: golfijzer, golfzink, enz. zal men vergeefs in het Woordenboek zoeken. Dus: het woord golfcarton afkeuren? Inderdaad zou ‘gegolfd-cartonindustrie’ beter zijn, maar of de betrokken fabrikanten deze uitdrukking zullen aanvaarden?
Hoe gaat het met die dingen; als een groep een bepaald - verkeerd - woord lang in gebruik heeft, gevoelt men het verkeerde er van niet meer; het taalgevoel is op dat punt verzwakt en als dan een taalkundige op het verkeerde van dat woord wijst, is men spoedig geneigd hem af te weren. Het is alsof men het woord als zijn persoonlijk eigendom beschouwt en elken aanslag daarop meent te moeten keeren.
Zoo is het bv. ook gegaan met dat schrot, een woord dat de ijzerverwerkende industrie gaarne bezigt voor het Nederlandsche schroot (‘schrot’ bestaat in het Ndl., als aanduiding van vrijwel waardeloos uitschot van appelen en peren; in het Duitsch heeft ‘Schrott’ een wijdere beteekenis.) Nu zou men denken dat de industrie, op haar verzoek ingelicht, gretig het woord zal aanvaarden, maar dat valt niet mee. Men is niet kwaad, zeker niet, en men maakt ons ook geen verwijten; maar toch....
Jammer, eigenlijk!
En nu ‘wikkels’. Geen Nederlandsch woord, zouden wij zeggen. Hd. ‘wickel’ beteekent: kluwen (garen), rol, rolletje (tabak), knot (wol), papier (om iets op te wikkelen), papillotten papier, papillot, luier, opgerold haar. Einen kalten, heissen Wickel geben (een kouden, heeten omslag), jemand am (beim) Wickel nehmen, fassen, kriegen (bij de lurven krijgen). De sigarenmaker spreekt van wikkel en dan bedoelt hij een bosje tabak in een omblad gerold, dus de sigaar waar het dekblad nog om gerold moet worden; en de papierfabrikant heeft het woord wikkel in gebruik voor dat dunne papier, waar bv. ons half pondje boter in ‘gewikkeld’ wordt.
| |
Ruiken, rieken.
In Natuur en Techniek van December 1941 is het volgende merkwaardige stukje te lezen.
‘De reuk van het menschelijke lichaam.
Naast een reuk, die van het beroep en van de samenstelling van het eten afhangt, heeft ieder mensch ook een eigen lichaamsreuk, juist zooals een muskusdier een sterken eigen reuk bezit. Ook de zindelijkste mensch ruikt. Hierbij is de reuk der verschillende rassen ook anders. Een Japanner vindt den reuk van Europeanen niet aangenaam. Onder de Japanners vindt men menschen, die zoo sterk ruiken, dat ze voor den militairen dienst afgekeurd worden.’
Wat dit laatste betreft, weten wij wel zeker, dat dergelijke lieden in de legers der Europeanen zeer gezocht zijn, ze worden daar opgeleid tot gasverkenners. Overigens is het artikeltje een kras staaltje van volgehouden begripsverwarring. Bedenkende dat met reuk geur en met ruiken rieken bedoeld wordt, maakt het stukje een komische indruk. Jammer is, dat het taalverarming in de hand werkt.
B-n.
- Laat ons zien wat het Wb. d. Ndl. Taal hiervan zegt. Het stelt den vorm ruiken naast dien met ie, en wijst op mnl. ruken, rieken; mnd. rûken, rêken; onfr. riecon (= fumigare), mhd. riechen (rooken, dampen, rieken); ags. réocan (rooken, rieken); eng. reek (rooken, dampen); on. rjûka (rooken, dampen, stuiven). De oorspr. bet. zal wel ‘dampen, stuiven’ geweest zijn (Fr.-Van Wijk). Ruiken is nndl., rieken de zndl. vorm. Het Wb. oordeelt: ‘het in de tegenwoordige nndl. schrijftaal gemaakte onderscheid tusschen rieken: reuk van zich geven, en ruiken: reuk van iets opnemen, is geheel kunstmatig; ruiken is in de volkstaal van N.-Nederland in alle beteekenissen gebruikelijk, gelijk rieken in Z.-Nederland, waar “ruiken” onbekend is.’
Eenige citaten: ruiken i.d.b. van reuk van zich geven. De reuck der neusen onderkent de reuck van yeder ding hoedanig yet ruikt. (Comenius). Zooals nieuwe schoenen ruiken. (Van Looy, Jaapje). Zegsw. De krankheden van rijke, en de pannekoeken van arme, lieden ruiken ver. (Weil). Rieken i.d.b. van: reuk opnemen, gewaarworden. Die verkout zijn en riecken niet (De Brune). De Ouden (oordeelden)..., dat de Mensch onder
| |
| |
alle dieren het minst met het vermogen van te rieken begaafd was.
Zij nam dien (een anjelier) met blijdschap aan; riekte 'er aan, maar enz. (Loosjes, Bronkh.). Ginds snuffelt de ijsbeer rond, die telkens nader sluipt, En vreemden roofbuit riekt (Tollens). Den roofvogel..., die neerstrijkt als hij een prooi riekt (Potgieter).
Pier stinckt door seven eicken deuren, En kijft om kleine quade geuren: Pier is een averechts gesel: Hy rieckt te qualick en te wel (Huygens).
Wat bedoelen wij met deze citaten? te zeggen dat voor ons ruiken = reuk van zich geven, en rieken = reuk opnemen, gewaarworden? Geenszins. Wij wilden alleen maar doen uitkomen dat het tegenwoordig in de schrijftaal gemaakte onderscheid tusschen de beide woorden niet zóó volstrekt geldt als onze inzender blijkbaar aanneemt.
| |
Ambtelijke stijl van bijna een eeuw geleden.
Mijn aandacht werd getrokken door het woord kopielijk dat ik aantrof in een gedrukt rapport van 1858 aangaande een onderzoekingstocht naar Nieuw Guinea.
Uit dit zelfde rapport nam ik nog de volgende voorbeelden over van ambtelijke stijl en woordenkeus, in een tijdperk dat meer dan een menschenleeftijd achter ons ligt:
opgemeld, voor bovengenoemd - afbrengen, voor van elders (uit het binnenland) aanvoeren - strekking, voor richting - benuttigd, voor benut - het aanwezen, voor de aanwezigheid - uitlossing, voor lossing (van goederen uit een vaartuig) - wild hout (hout dat niet speciaal als handelsproduct bekend is), in Indië nog altijd in gebruik - daarstellen (het Ned. gezag), voor instellen of vestigen - zich vervroolijken, voor zich vermaken - daarom, voor daaromheen, daar in de buurt - immers, voor: althans, voor: dat wil zeggen, voor: en wel, voor: voor zoover - bergplaats, voor onderdak of onderkomen (van personen) - zeldzaam, voor zelden - het is voorgekomen, voor: het is ons voorgekomen - het kon niet twijfelachtig voorkomen, voor: het kon mij niet twijfelachtig voorkomen - bij onderzoek kwam het voor, voor: bij onderzoek bleek - dit gemis heeft de gelegenheid benomen, voor dit gemis heeft ons de gelegenheid benomen - echtelingen, voor echtgenooten - de terugreis aannemen, voor de terugreis aanvaarden - het meer dadelijk gezag, voor het meer directe gezag - de wijze hoedanig, voor de wijze waarop.
een..., vrij talrijk bewoond door; langs een steile helling daarin (d.w.z. in een grot) geklommen, heeft de opening een hoogte van...; met een vervaarlijk geschreeuw ontvangen (d.w.z. de Europeanen werden met een vervaarlijk geschreeuw ontvangen) waren de Papoeas met ... omhangen; de ontmoete inwoners.
M-n
| |
Korte taalvorm.
‘Te koop wegens gevorderden leeftijd: Een in volle bedrijf zijnde Bakkerij.’ - ‘Te koop aangeboden: Een piano of orgel, tevens tafelbiljart of tafeltennis.’ - Deze teksten vermeldt een inzender met afkeuring; ‘de techniek staat voor niets!’ luidt zijn commentaar bij den tweeden tekst. Blijkbaar bedoelt onze lezer dat de zinsconstructie van deze advertenties ons er toe brengt te denken dat de bakkerij van gevorderden leeftijd is en dat de piano en het orgel tevens dienst kunnen doen als biljart of tennistafel. Ten onrechte, naar het ons voorkomt; geen verstandig mensch zal er iets anders uit lezen dan dat de bakkerij van de hand moet wegens gevorderden leeftijd van den eigenaar, en dat het ‘tevens’ in den tweeden tekst betrekking heeft op: te koop aangeboden. - Maar als de steller van de advertentie dat bedoelt, laat hij het dan zeggen! - Zeker, maar elk woord kost geld en beperking is hier eisch.
| |
Hardstikken dood.
Een methode die van tijd tot tijd bij schijndooden toegepast wordt, is o.a. de acupunctuur. Hiertoe steekt men een naald door de borstwand in de hartspier. Het spreekt vanzelf, dat de hartbewegingen, zoo deze nog plaatshebben, op de naald zullen worden overgebracht. Blijft de naald stil, dan zijn de hartbewegingen opgehouden. De uitdrukking ‘hartsteken dood’ heeft hieraan haar oorsprong wellicht te danken.
j.g.
- ‘Acupunctuur’, prik met iets scherps, puntigs (acumen, spits; aculeus, priem, naald)? De operatie waarvan hier sprake is, kan den dood - den stilstand van het hart - aantoonen, maar óok het leven. En als wij nagaan dat ‘hartstikke dood’ beteekent: ontwijfelbaar dood, zoo dood als een pier, dan gevoelen wij meer voor samenhang met den messteek door het hart, dan met de hier bedoelde kunstbewerking.
| |
Regelmatig.
Wij hebben herhaaldelijk melding gemaakt van het voorkomen van het woord regelmatig, waar geregeld bedoeld werd; in één jaar niet minder dan acht keer. Het schijnt een ingekankerde gewoonte te zijn, bij hoog en laag. Onze knipsels toonen ons het gebruik van het verkeerde woord door winkeliers en beschuitfabrikanten, door de redactie van een Nederlandsch talenblad, door een hoofdinspecteur van de spoor, een Raad van Arbeid en een Excellentie. En daar komen nu nog onderwijzers bij. ‘De moeilijkheid van een regelmatige afdoening van het zeer groot aantal aanvragen...’. ‘Zoals bekend, worden vrij regelmatig onderwijzers... te werk gesteld...’.
Jammer, want hoe komen wij er af als de onderwijzers niet meewerken, ja zelfs het verkeerde voorbeeld geven. Laat ons een beroep op hen mogen doen!
| |
| |
| |
Verdacht van tante Betje.
Hoezeer Charivarius' anti-tante-Betje-campagne ons in merg en been gedrongen is, toonen ons de talrijke brieven, waarin dit vervelende familielid gesignaleerd wordt. Men kan haast geen inversie meer zien of men loopt te hoop en roept sla-dood! Daarbij is men dan echter wel eens plus charivaresque que Charivarius; want dikwijls is Mevr. E. daarbij in geen velden of wegen te zien. Laat ons niet vergeten dat deze dame, zonder ophouden door haar neef vervolgd, zich niet zoo veel meer in 't openbaar vertoont. En zij is ook al op leeftijd gekomen; zij beweegt zich niet zoo gemakkelijk meer en is heel tevreden wanneer zij met haar zuster Catharina in haar tuin van het mooie herfstweer kan genieten.
‘Reeds in 1889 klaagde een hoogleeraar over de barbaarsche, ergerlijkste spelfouten in het werk der examinandi en noemde hij de opstellen beneden critiek.’ ‘Hier ligt het centrum der stad en vond ik ook....’ ‘Bij het ontwerpen van dit krijgsplan dacht Napoleon geen oogenblik aan de mogelijke komst van Blücher en rekende de Keizer vast op hulp van Grouchy.’ -
In geen velden of wegen te zien!
| |
Plunderen.
In de bespreking van het woord plunje (O.T. Juli, 56B) noemden wij ‘plunderen’, van zijn boeltje berooven. Een lid, thans wonende in Tirol, schrijft ons nu: Mag ik Uwe aandacht er op vestigen, dat het woord plündern hier in Tirol wordt gebezigd voor: verhuizen? ‘Ich komme dir plündern helfen’.
(Was er niet eens een edel drietal, dat er op uitging een kasteel van zijn kunstschatten te ontdoen en zich bescheidenlijk ‘de verhuizers’ noemde? - Red.)
| |
Eenige wonderlijke namen.
Fijnebuik, Gladpootjes, Kroeskop, Magendans, Maneschijn, 't Mannetje, Modderkolk, Oudgenoeg, Smijtegeld, Stofregen, Tuinzaad, Vroegindewey, Zomerplaag, Dekwaadsteniet, Stofkooper, Brandspiegel, Aalsvel, Koekenbier, Jansenmaneschijn, Broekzitter, Blasbalg, Gaarkeuken, Keesje, Kornalijnslijper, Zoovele, Opstelten, Stukkende Jacob, Brandligt, Speciaal, Slagregen, Bij 't Vuur, Melkmeid, May (Menscheter), Olycan, Pappot.
| |
Als ik hem was.
In het Octobernummer lees ik (1e pag., 2e kolom, in het midden): ‘Er bestaat toch ook... de gewone: Als ik je, ze was (niet: hij)’. Mag ik U doen opmerken, dat: als ik hij was, de gewone zegswijze is op 't eiland IJselmonde, en, naar ik meen, ook wel elders. ‘Als ik 'em ben’ wordt alleen gebruikt in kinderspelen.
Onderaan: hem (of zijn) hèt-et gedaan wordt niet gezegd op de Zuidholl. eilanden.
a.z.
| |
Toepasselijk.
‘De bepalingen der wetten van... zijn toepasselijk.’ Ik gebruik in gevallen als deze steeds ‘van toepassing’.
M.
- In dezen zin mist men de toevoeging: hier, of: in deze gevallen. Ook wij houden ‘van toepassing’ voor juister dan ‘toepasselijk’, want voor ons gevoel drukt het eerste méér de noodzakelijkheid uit dan het laatste.
Evenwel ‘van toepassing’ kàn ook wel met minder dwingend karakter gebruikt worden, bv.: ‘Hier is het spreekwoord van toepassing: Zoo de waard is, enz.’ Immers, hier beteekent het: kàn goed aangewend worden.
En ‘toepasselijk’ kan ook wel den kant uitgaan van waarschijnlijk, wenschelijk toe te passen. Zooals het Wb. d. N.T. (op -lijk) zelfs een overgang constateert van ‘kunnende’ tot ‘moetende’ ondergaan: verachtelijk, verwerpelijk, beminnelijk, berispelijk. (Dit zijn echter werkwoorden, die een sterken gevoelstoon hebben.) Wij voegen er ter vergelijking nog bij: aannemelijk (een -e voorstelling), dat al vrij ver dien kant uitgaat.
Zoo kan ‘de groote Van Dale’ als voorbeeld bij toepasselijk juist opgeven: dit wetsartikel is hier toepasselijk. Maar zoolang het Wb. d. N.T. nog niet tot de woorden toepasselijk en toepassing is gekomen, en daarbij nog geen anders uitwijzend materiaal heeft geleverd, blijven wij het het beste achten, de onderscheiding van onzen inzender aan te houden.
| |
Columbuseieren.
De meest ingenieuze motiefconglomeraten zowel als de meest voor de hand liggende oppositie-uitbreidingen, eenvoudig als Columbuseieren..... Afgezien van het fraaie Nederlands, wat zijn Columbuseieren?
- Een koppeling als: Romeinenbrief, Johannesevangelie. Niet aan te bevelen, dunkt ons.
| |
-Ga.
De naam van de plaats Appelsga wordt dikwijls - ook in de Naamlijst v.d. Intercommunalen Telefoondienst - verkeerdelijk met Appelscha weergegeven. Appels-ga, Wolve-ga, Sonne-ga enz.
| |
Treffers.
Wat is een ‘treffer’? een schot, een projectiel dat het doel geraakt heeft. Hoezeer ook dit begrip alweer verflauwd is, leert ons een Nieuwsblad, dat spreekt van: naast het schip inslaande treffers!
| |
Terugloop.
‘..., ondanks de terugloop van het aantal leerlingen.’ Terugloop? achteruitgang?
|
|