‘Is het gebruik van “indertijdsch”, als bijv. nw. voor: “indertijd gedaan” geoorloofd? Men ziet “tusschentijdsch” herhaaldelijk als bijv. nw. gebruikt. Wat is de grens voor het geoorloofde gebruik van een bijwoord als bijv. nw.?’ Ta.
§§ - Tusschentijdsch kan afleiding zijn van het zelfst. nw. tusschentijd (in den - gebeurend); een denkelijk vrij jonge vorming, die eenmaal ingeburgerd is, maar geen navolging verdient, want in dit gebruik is het achtervoegsel -sch niet meer productief. Veel ouder zal het bijw. tusschentijds zijn, gezien het op gelijke wijze gevormde middelnedl. ‘tusschenmaels’, tusschentijds. Ook dit is een afleiding van het znw. tusschenmael (tusschentijd). Het woord levert dus geen rechtvaardiging op van vormingen als indertijdsch bij de bijw. uitdrukking in der tijd. Een bijwoord ‘indertijds’ bestaat niet, en zal ook wel nooit, zelfs door den modernsten taalschepper gemaakt zijn. De vorming is even vreemd als uitermaatsch, indiervoegsch, opdebeensch zou zijn. Zoo'n vorming is in onze taalhistorie echter niet te eenen male onmogelijk: bijdehandsch (het bijdehandsche paard: dat zich bij de (linker)hand bevindt, het linksche (van een span)). De grens voor de vorming van adjectieven op -sch bij bijwoorden op -s ligt in het algemeene, overgeleverde gebruik; en dit laat er maar enkele toe; algemeen is het echter bij de bijwoorden op -lings, -lijks en -waarts.
‘Waar komt de uitdrukking: “een gas eieren” (voor: 4 eieren) vandaan? Ik ontmoette het nergens elders dan in Nijmegen.’ v.d. S.
§§ - Het Wb. der Nedl. Taal verklaart ‘gast’ (‘garst’) als: een vier- of zestal garven gemaaid graan, tegen elkander aan gezet om te drogen; een hok. Bij uitbreiding, meest in den vorm ‘gas’: viertal, inzonderheid van eieren gebruikt. Daar het woord in andere germaansche talen of tongvallen niet schijnt voor te komen, en de afleiding onbekend is, kan naar den juisten vorm slechts gegist worden. Neemt men echter in aanmerking, dat in het Geldersch dialect, inzonderheid in het Saksisch gedeelte van het gewest, de r in vele gevallen niet of nauwelijks gehoord wordt en ook in eenige Nederlandsche woorden voor de s wordt uitgestooten, dan schijnt de vorm ‘garst’, welke inzonderheid gebezigd wordt van de boekweit te velde, zuiverder, en is dus gast door syncope der r ontstaan. Of echter de t een organisch deel des woords uitmaakt, dan wel ten gerieve der uitspraak daaraan is toegevoegd, is vooralsnog niet te beslissen.
Aldus het Woordenboek. Het lijkt ons echter meer waarschijnlijk, dat de t er bij behoort en is weggelaten, dan dat zij zou zijn toegevoegd; in het Geldersch dialect wordt, naar wij meenen, vooral een slot-t nà s (f, ch) weggelaten.
‘Zoudt U eens het woord kapsijzen (het omslaan van een schip) willen behandelen? Het is een uitdrukking die velen blijkbaar niet kennen, terwijl anderen het woord zeer gewoon voorkomt’. v.d. S.
§§ - Het woord beteekent inderdaad: omslaan, kantelen, van een vaartuig gezegd. Het Wb. d. Ndl. Taal schrijft het woord met ei en zegt, dat 't het vroegst in Van Lennep's Zeemans-Wb. (1856) voorkomt en in deze spelling, ofschoon er voor de schrijfwijze met ij misschien meer te zeggen valt. Ontleend aan eng. to capsize; van onbekenden oorsprong, zegt het Wdb. Maar Van Wijk zegt dat het wel uit spa. capuzar, ‘onderduiken’, (van lat. caput) afgeleid wordt.
‘Is de verkorting “artt.” van het woord artikelen juist? Zoo ja, waar komt de tweede t vandaan?’
§§ - De verdubbeling van de laatste letter duidt het meervoud aan. Artt., vbb., M.M.H.H., E.E.P.P.: artikelen, voorbeelden, Mijne Heeren, Eerwaarde Paters.
Wij vinden deze wijze van afkorting reeds in het Latijn; cod. voor codex, codd. voor codices (meervoud).
‘Smyrna tapijt en China vaas zijn fout; waarom is dan Bokhara kleedje goed? Of is het misschien ook fout en behoort er een streepje tusschen?’
§§ - Wie heeft uitgemaakt, dat ‘een Bokhara kleed’ goed is? 't Zal dan in elk geval wel een samenstelling verbeelden, zooals Sumatra-tabak, Java-koffie.
‘Ik heb geleerd, dat de g voor het achtervoegsel -lijk verscherpt wordt en tusschen die beide geen e ingelascht mag worden; dus: heuglijk, ontzaglijk. Waarom schrijft men dan toch wel: mogelijk, zorgelijk, walgelijk’. G.
§§ - Men schrijft moge-, zorge-, walge-lijk, omdat men het zoo zegt. Daarentegen zegt men niet: heugelijk, ontzaggelijk, maar heuchelijk, ontzachelijk. Om die wisseling van g en ch in hetzelfde woord te vermijden en toch de uitspraak zoo nabij te blijven als mogelijk is, heeft men den bekenden regel gesteld; door de e hier weg te laten, werd de g vanzelf verscherpt bij de uitspraak van het woord.
‘Toen de jongen niet boven kwam, dook de badmeester en bracht deze hem aan de oppervlakte.’ Het gaat hier om het woord ‘deze’. Kan de toevoeging van dit woord beschouwd worden als Tante Betje?’
§§ - Wij behoeven deze constructie niet als tante-Betje te beschouwen; immers, het in den eersten zin gezegde, dat de inversie teweegbracht, heeft ook betrekking op den tweeden zin en wij mogen dus de inversie daar handhaven. Wij kunnen ook het verband verbreken en zeggen: en deze bracht hem aan de oppervlakte.
‘Wat beteekent “brui” in de uitdrukking: ergens de brui van geven?’ v. H.
§§ - Te oordeelen naar hetgeen het Wbd. d. Ndl. Taal er van zegt, hebben wij hier te doen met een woord Brui, als collectieve, min of meer minachtende benaming van een ‘mengelmoes’ van allerlei dingen van geringe waarde, die men niet nader kan of wil aanduiden. ‘Den brui hebben van iets of iemand’, met betrekking tot een zaak: er niets van willen weten, er niets (meer) mee te doen willen hebben; er niet van gediend, niet op gesteld zijn.
‘Wij verzoeken U de emballage te willen terugzenden’. Het woord ‘willen’ moet hier uit. Het verzoek is niet de emballage te willen zenden, maar ze werkelijk te zenden.’
§§ - Een beleefdheidsterm, waartegen wij geen bezwaar mogen maken. Nous vous prions de bien vouloir nous dire; wij verzoeken U ons (wel) te willen mededeelen. Wij verzoeken U hiervan (wel) kennis te willen nemen.
‘Dat scheelt belangrijk. Dit is geen goed Nederlandsch. Zeg: dat scheelt veel, of weinig, meer of minder e.d.; of: het is een belangrijk verschil.’
§§ - Wij zijn het met dezen lezer eens, waar hij pleit voor de vervangende uitdrukking. Maar dat ‘belangrijk’, als bijwoord (van graad) gebezigd, ‘geen goed Nederlandsch’ zou zijn, gaat ons te ver. Het Wb. d. Ndl. Taal kent het een plaats toe in de ‘jongere’ taal. ‘Hij heeft sinds dien tijd zijn vermogen belangrijk vermeerderd.’
‘Wat moet het zijn: te eener en te anderer zijde; ter eener en ter anderer zijde; of: ter eene en ter andere zijde?’ G.
§§ - Ter eener en ter anderer zijde. Vgl.: ter bekwamer tijd, ter goeder, elfder uur, ter rechterzijde, ter linkerhand, enz. Het beteekent nl.: aan den eenen, aan den anderen kant. Het lidwoord hoort er bij.
‘Maar waarom schrijft men dan: te dezer plaatse, te zijner gedachtenis?’ G.
§§ - Omdat ter dezer plaatse, ter zijner gedachtenis zou beteekenen (ter = te der): te de deze plaats, tot de zijne gedachtenis. En dat is wantaal.
‘Met ingang van 1 Mei worden de beide zalen geopend tot 6½ u.’ Is dit wel goed uitgedrukt? G.
§§ - Wij zouden zeggen van niet. Waarom niet: zullen open (geopend) zijn (blijven) of iets dergelijks?
In een berichtje over een brand vermeldt de krant: ‘De oorzaak is vermoedelijk ontstaan door kortsluiting’. Dus: niet de brand is ontstaan door kortsluiting, maar de oorzaak. Waar de brand dan door ontstaan is? Door zijn oorzaak natuurlijk.