Geslachtsnamen aan de plaats van herkomst ontleend.
De als boven getitelde bijdrage in het Augustus-nummer wijst op het licht dat dergelijke geslachtsnamen kunnen werpen op migraties en toont dit met een voorbeeld aan. Naast dat voorbeeld moge hier nog een ander vermeld worden, dat te ontleenen valt aan het boek van Dr. P.C. Boeren: Het Hart van Brabant, Schets eener economische geschiedenis van Tilburg, een voorbeeld dat m.i. de aandacht verdient omdat het laat zien hoe de toetsing van een historische overlevering met behulp van deze soort namen mogelijk is. De overlevering wilde in dit geval ‘dat de Tilburgsche wolindustrie zou zijn ontstaan in 1542, toen de meeste wevers van Vucht, dat was verwoest door Maarten van Rossum, naar Tilburg zouden zijn uitgeweken.’ Ook uit Oisterwijk zouden toentertijd vele wevers naar Tilburg gevlucht zijn. Dr Boeren is nu de achternamen nagegaan van de inwoners die in het begin van de 17e eeuw een eed aflegden op het onderhouden der plakkaten op de munt van 1618 en 1619 en vond onder de 600 namen er 21 verschillende die een vreemde herkomst aanduidden: van Aalst, Aarle, Aken, Besoyen, Bommelen, Breda, Enschot, Ethen, Gilze, Goirle, Gorp (Hilvarenbeek), Hemert, Hilvarenbeek, Lill, Loon op Zand, Luik, Oss, Pelt, Riel, de Waele; van Waalre (Meerenberg).
Dus, alzoo Dr Boeren's conclusie: niet uit industrieplaatsen als Vucht en Oisterwijk, maar, behalve uit de omgeving van Tilburg, waren de in de 16e eeuw ingekomenen afkomstig uit de schraalste landbouwgebieden van Zuid-Nederland: Maaskant, Peel, Kempen, Haute Fagne. Uit haardtellingen blijkt dat vooral in het eerste kwart der 16e eeuw de bevolking van Tilburg zeer sterk is toegenomen: door de toen reeds daar gevestigde industrie werden de menschen van zóó verren afstand naar Tilburg getrokken.
P.A.D.