In de stad, op het dorp.
Toen ik een veertig jaar geleden nog op mijn geboortegrond in de omstreken van Leiden woonde sprak iedereen, vooral de boeren en eenvoudige handwerkslieden, van op het dorp en in de stad: ‘Mijn vriend op Rijnsburg’, ‘de paardenmarkt op Voorschoten’, ‘gisteren was ik op Wassenaar’ enz., doch ‘de Stadsgehoorzaal in Leiden’, ‘mijn oom in Haarlem’. Nooit zou men zeggen op Haarlem of op Den Haag, men voelde in zijn eenvoud onbewust hoe dwaas dat klinken zou. Sommigen, die wat meer dan anderen waren zeiden ook wel: ‘te Leiden, te Valkenburg, te Amsterdam’. Dat klonk deftig en was niet de taal van alledag.
Waarom ‘in de stad’ en ‘op het dorp’? De verklaring daarvan heb ik eens gelezen, als ik mij niet vergis, in ‘Voor het jonge volkje’ onder redactie van P. Louwerse: Dorp, afkomstig van terp, de vluchtheuvel, waarop men woonde, in tegenstelling met de steden, waar men zijn verblijf had binnen vesten en wallen: men woonde in een stad. Deze verklaring klinkt zeer aannemelijk; onbewust maakte de ongeletterde menigte verschil tusschen beide woongelegenheden, de ingesluimerde gedachte aan terpen leefde voort al had men die niet meer noodig om te vluchten voor watervloeden.
d. G.
‘Er heerscht bij mij op kantoor nogal verschil van meening over de vervoeging van het werkwoord “hercedeeren”. Sommigen maken van het woord in den voltooid verleden tijd “gehercedeerd”, waarop anderen haastig het “ge” schrappen en zich beroepen op de analogie met “herroepen”. Weer anderen schrijven “hergecedeerd” en beroepen zich daarbij op den vreemden oorsprong van het woord. Nog weer anderen voeren aan, dat “hercessie” een zelfstandig naamwoord is, zoodat naar analogie met “reproductie” (gereproduceerd) “gehercedeerd” geschreven moet worden.
Aan Onze Taal nu de taak, al deze verschillende meeningen te vereenigen in één juiste! Wij kijken reikhalzend uit naar Uw beslissing, die we maar bindende kracht zullen toekennen, daar anders geeneen officieel stuk de maatschappij verlaat met dezelfde vervoeging.’
§§ - Laat ons in dezen mogen verwijzen naar hetgeen wij schreven in het nummer van Juli 1942, 54a. ‘Hercedeerd’ zou eisch zijn; maar dat doet wat vreemd aan. Beter achten wij ‘weer (of: opnieuw) gecedeerd’, of wel ge-recedeerd. Dat laatste is misschien wel het beste. Vgl. formeeren, deformeeren, reformeeren, alle met ge- in verl. deelwoord. Dito: monteeren, de-, re-monteeren. En reviseeren; revoceeren naast e-voceeren (beide participia met ge-).
Bij de jongere vormingen, waar her- den klemtoon heeft gekregen, zonder als afzonderlijk woord te bestaan, en zonder tot scheidbare samenstelling te leiden, doet men het best het verl. deelwoord te vermijden. De vergelijking met werkwoorden uit den vreemde ontleend, en van vreemde voorvoegsels voorzien (ex, e, de, re), dringt wel onwillekeurig tot gebruik van ge-, maar ‘gehercedeerd’ is toch grammatisch fout. (Vgl. ook nog re-vaccineeren; re-fabriceeren; e.a.)
Een lezer spreekt over het nieuwe woord ‘inwinkelen’. Wanneer een winkelier zijn bedrijfsruimte ziet verloren gaan en een collega hem in staat stelt zijn bedrijf bij hem voort te zetten, dan zegt men dat de getroffene bij zijn collega ‘inwinkelt’. Onze lezer vindt dit een zeer ‘geheimzinnig’ woord.