[Vragen]
Naar aanleiding van hetgeen M-n opmerkt over het gebruik van het woord ‘om’:
- Om wordt gebezigd bij ww., bnw., znw. die een doel, bestemming, strekking, neiging of begeerte uitdrukken en bij woorden als: gelegenheid, tijd, verlof, vrijheid, vermogen en dgl.
Doel. Ik kom om te eten; men drinkt om den dorst te lesschen; hij zei dat om haar te plagen.
Bestemming. De mensch is bestemd om te sterven; hij is zeer geschikt om in dienst te nemen; de brug was niet berekend om zulk een last te dragen; bereid om te helpen; gereed om te vertrekken.
Strekking. Ik zeg dit met het doel om u te waarschuwen; met het oogmerk om nuttig te zijn; toebereidselen om te vertrekken.
Neiging of begeerte. De wensch om nuttig te zijn; de vaste wil om zijn plan door te zetten; begeerte om te schipperen; de neiging om heerschappij te oefenen.
(Bij de bnw., die een neiging of begeerte te kennen geven, als: begeerig, geneigd, gezind, verlangend, nieuwsgierig, benieuwd, - kan gebezigd worden ‘om te’ of ‘te’ alleen.)
Gelegenheid enz. Ik heb geen gelegenheid om met u te spreken; hebt gij verlof om uit te gaan.
In de dagelijksche schrijftaal wordt ‘om te’ bij ww., bnw., en znw., ook buiten de bovengenoemde gevallen, veelvuldig gebezigd, doch met zoo verzwakte opvatting, dat het begrip van doel, bestemming of strekking geheel verloren gaat. ‘Om te’ is dan eenvoudig het middel geworden om het volgende ww. met het rededeel, waarmede het in betrekking gedacht wordt, in grammatisch verband te brengen. Zoo zegt men bijv.: Het is onnoodig om hier over uit te weiden; hij gelastte hem om terstond te vertrekken; hij weigerde om dat te doen; hij is gewoon om te handelen; hij heeft altijd de aardigheid om mij te plagen.
Ook in de schrijftaal is dat gebruik doorgedrongen. Vooral in de laatste helft der vorige en het begin der tegenwoordige eeuw was het vrij algemeen, en niet alleen bij schrijvers van minderen rang, of die opzettelijk de alledaagsche spreektaal bezigden. In onzen tijd echter is men tegen deze noodelooze inschuiving van ‘om’ te recht opgekomen.
Om behoort altijd een doel, een bestemming of een strekking aan te wijzen en moet dan bepaald blijven bij de boven behandelde gevallen.
Waar het ww. niets anders bevat dan de bijstelling, de verklaring, of den inhoud van het woord, waarmede het in verband gebracht wordt, behoort men ‘om’ als een overbodig en slepend toevoegsel in goeden stijl te vermijden; ‘te’ is dan volkomen voldoende, behalve in die enkele gevallen waar ‘van te’ vereischt wordt. Zoo b.v.: Hij besloot terstond te vertrekken; hij beval hem te zwijgen; het is wenschelijk dit te doen.
Alleen in die gevallen, waar het ww. met ‘te’, ten gevolge van bijkomende bepalingen of tusschenzinnen, te ver van het woord, waarvan het afhangt, verwijderd zou raken, kan het wel eens raadzaam zijn het gebruik der gesproken volkstaal ten nutte aan te wenden en ‘om’ te behouden dat dan dient om het achteraan volgende ww. aan te kondigen, den hoorder of lezer te waarschuwen dat het straks volgen zal. Zoo schrijft men b.v. ‘het staat niet in mijn macht u te helpen’; maar dit verhindert niet elders te schrijven: ‘het staat niet in mijn macht om u in dit bijzondere geval, nu gij... enz. enz...., zóó te helpen als ik wel zou wenschen.
‘Bij ons zegt men kalven als meervoud van kalf. Is dat te verdedigen?’
§§ - De meervoudsvorm kalven, ook wel kalver, is in onbruik geraakt; men zegt thans algemeen kalveren. Een ‘stapelvorm’, zooals wij dien ook kennen in: kinderen, eieren, bladeren.
‘In Onze Taal, blz. 53, 2de kolom, lees ik: Wanneer de gastheer na de thee vraagt: “Drinken de heeren soms een glas wijn”; hier valt mij het gebruik van het woord “soms” op. Op zulke vragen pleeg ik te antwoorden: “soms wel”. Is hier een geval van schoolmeesterachtigheid van mijn kant of is het slordigheid van den vrager? M.i. is “soms” onjuist en behoort het woord “wellicht” gebruikt te worden.’ §§ - Een der beteekenissen van ‘soms’ is inderdaad: op sommige oogenblikken, bij sommige gelegenheden, somtijds. Maar dit is niet de eenige beteekenis. Soms - evenals somtijds - kan ook beteekenen bij geval, misschien. Waarom zou het gebruik van soms in deze laatste beteekenis ‘fout’ zijn? Was Potgieter op den verkeerden weg, toen hij schreef: ‘Als ik de nichtjes soms van dienst kan zijn...’ En Van der Palm, toen hij in zijn bijbelvertaling schreef: ‘... opdat gij niet somtijds Uwen voet aan een' steen zoudt stooten’? En zullen wij die oude Grieken ‘soms’ de les lezen, die hun woord voor somtijds ook in den zin van ‘bijgeval, misschien’ bezigden?
‘In een gedicht lees ik het woord vullus. Wat zou de dichter daarmee willen uitdrukken. Is het Latijn?’
§§ - Wij weten het niet. De uitgang doet denken aan Latijn, maar het woord is Grieksch voor ons. In welken samenhang werd het gebruikt? Het zal stellig een verheven woord zijn, als het in een gedicht wordt gebezigd.
§§ - Wij hebben thans het gedicht gelezen en begrijpen het woord nu eenigszins. Bedoeld is: vuilnis, in weinig verzorgde taal uitgesproken als vullis, of vulles.
‘Vullus’, met een ‘u’, is een schrijfwijze die o.i. het gesproken woord minder nauwkeurig weergeeft.
‘Is baanbreker een goed Nederlandsch woord?’
§§ - Ja, tegen de vorming op zich zelf is niets in te brengen. Baan is goed Nederlandsch, en breken eveneens. Een andere vraag is of de uitdrukking: een (of: de) baan breken bij ons thuis hoort. ‘Germanisme’ zegt het Wb. d. Ndl. Taal, ‘naar hd. eine bahn brechen; thans niet ongebruikelijk, maar alleen in oneigenlijke opvatting: een (den) weg banen. Men kan niet ontkennen, dat die uitdrukking minder eene vertaling is dan wel eene bijna gedachtelooze verhollandsching van eene uitheemsche zegswijze.’
‘Volgens Koenen beteekent abusief (bn. en bw.): verkeerd. En abusievelijk zou beteekenen (bw.): bij vergissing. Is het nu fout om te schrijven: Abusief zijn deze polissen aan een onzer andere vertegenwoordigers toegezonden? Of mag zoowel abusief als abusievelijk gebruikt worden?’
§§ - fr. abusif, -ive is bijv. naamw.; abusivement is bijwoord. Wij dienen dus abusief te bezigen als bnw. en voor het bijwoord te schrijven abusievelijk.
‘Wat is de afkomst van het woord “ledikant”?’
§§ - Het woord is een vervorming van noordfr. lit de camp, veldbed; wsch. ontstaan onder invloed van in klank eenigszins gelijkende woorden als predikant, fabrikant. Oude vormen zijn: lyt de camp, lydechant (bij De Potter, 1548), lidekant, ledekant, ledikant.
Aan de Zaan slaapt men niet in zoo'n meubel, maar gaat men er mee uit rijden (= janplezier).
‘Vindt U “ergens rekening mee houden” wel juist? Voor mijn gevoel is “ergens” nog altijd een plaatsbepaling.’
§§ - Ergens, verbonden met een bijwoord dat ook als voorzetsel gebruikt wordt of een met zulk een bijwoord samengesteld werkwoord, heeft de kracht van iets voorafgegaan door het voorzetsel. Ergens mee = met iets. ‘Ergens toe goedt zijn’ (Hooft).
‘Zou het verkieslijk zijn, even zeer te pleiten voor addres als voor het zoo veel verwaarloosde aggressief en litteratuur?’
§§ - Wij hebben er niets tegen - mits men maar ons niet tot pleitbezorger kieze.
‘Zegt men ontvangstbewijs of ontvangbewijs?’
§§ - Beide vormingen zijn goed; wij zouden zeggen dat ‘ontvangbewijs’ meer gebruikelijk is.