[Vragen]
‘U wilt “ruïne” zonder deelteken op de i schrijven. U komt hiermede in botsing met onze lexikografen, die, voor zover ik zien kan, ruïne (voor)schrijven. Er is al zoveel verdeeldheid te dezer zake, dat ik hier voor handhaving van de regel zou willen pleiten.
Nu we het toch over dat deelteken hebben, weet U ook waarom de woordelijst der Nederlandse taal op de dubbele ee na een i geen trema aangeeft (officieel, dieet, recipieeren), behalve, voor zover ik heb kunnen nagaan, voor priëel?’
§§ - Het eene woordenboek is kwistiger met dat verdeelingsteeken dan het andere. Er bestaat een, onzes inziens gezonde, neiging om dat hulpteeken weg te laten, waar het niet noodig is. Wie zal gevaar loopen om officie-ĕle te lezen, of ook prie-ĕl? Daarom zouden wij het ook in prieel willen weglaten. Misschien zouden wij ook over en weer elkander kunnen vrijlaten in een dergelijk punt. Bij ruïne bestaat wat meer grond om het teeken te behouden, vooral omdat ui zoo heel vaak als tweeklank voorkomt, en zoo uiterst zelden in onze taal als u-i.
Bij de spelling die ons lid volgt - dat moeten wij erkennen - kan de behoefte aan het deelteeken weer aanmerkelijk grooter worden: ie ziet men eer aan voor monophtong iê dan iee voor ie-ĕ.
‘Het b.w. spreekt van “huwelijksche voorwaarden”. Is het niet: huwelijksvoorwaarden (vgl. huwelijksacte)?’
§§ - In het Wb. d. Ndl. Taal lezen wij: Een znw. voorafgegaan door huwelijksch staat in de oudere taal gelijk met een samenstelling van huwelijk in den vorm van den 2den naamval.
In de 17de eeuw kwam dit bijv. nw. huwelijksch (houwelijksch) vaak voor. Zoo in verbinding met: gave, plicht, beloften, trouw, banden, liefde, jok (juk), geboden, zaken, voorwaarden (dit laatste alleen nog in gebruik), bij Cats, Bredero, De Decker, Huygens e.a. In de 16de eeuw was het ook al in gebruik, getuige Kiliaen's Woordenboek: voorwaarden, band. En het eerste huwelijksche voorwaarde vond Verdam ook reeds in een stuk van 1469.
‘Van te voren kennisgeven van iets: is dit “van”, dat vooral in de spreektaal wordt gebruikt, hier niet te veel?’
§§ - Van te voren wordt in vrijwel dezelfde beteekenis gebruikt als: te voren. Het komt soms al in het Middelnederlandsch voor.
Het voorzetsel van heeft zeer ruime beteekenis; het kan ook aangeven in een uitgestrektheid van tijd een niet nader bepaald punt: vandaag, van den winter, van den zomer, van het jaar, van de week. Plaatselijk zien wij dat ook: van boven, van beneden, van achteren, van voren, van binnen, van buiten, wanneer wij daarmede niet een beweging van uit een plaats, maar een aanwezig zijn binnen (op) een plaats bedoelen.
‘A en B zijn daar geweest; A of B is daar geweest; zoowel A als B zijn daar geweest; A noch B is daar geweest. Hoe is het nu met “alsmede”: het bestelde boek, alsmede de gevraagde boekenlijst zijn (of is?) hierbij ingesloten?’
§§ - Alsmede beteekent: zooals ook; dus: is ingesloten.
‘A en B zijn daar geweest, dus ook: Het aanleggen en het verbreeden van wegen geschieden in overleg met den directeur? Maar: het aanleggen en verbreeden geschiedt in overleg...?, zooals: een en ander geschiedt in overleg?’
§§ - ‘geschiedt’ is het gewone; zelfs is het mogelijk te zeggen: de aanleg en de verbreeding geschiedt. Men beschouwt de beide in hun wezenlijken of onderstelden nauwen samenhang als één werkzaamheid. Een dergelijke incongruentie in getal van twee of meer enkelvoudige, aaneengeschakeld verbonden onderwerpen en éénpersoonsvorm van het werkwoord komt vaak voor. De uitgebreidere spraakkunsten geven daar even goed voorbeelden van als van de gevallen, waarin een meervoudige werkwoordsvorm bij een enkelvoudig onderwerp voorkomt. Oog en boezem blaakt en brandt (Bilderdijk). Geld en goed is verteerd. Schip en lading is (of: zijn) verzekerd. Hoog en laag, burgemeester en diender, kwam er aan te pas. Land en volk is in gevaar. Enz.
‘Op gezag van het woordeboek en van de spraakkunst had ik in mijn omgeving steeds volgehouden dat men diende te schrijven: der zake kundig; zooals ook: deskundig, in beide gevallen kundig, voorafgegaan door een tweede naamval. Maar nu de redaktie van Onze Taal mij in de steek laat...’
§§ - Inderdaad, ‘ter zake kundig’ is, historisch gezien, een misgreep; de uitdrukking zal zeker in oorsprong der zake kundig zijn. Behalve door invloed van ‘ter zake komen’, ‘ter zake!’, ‘dit doet niet ter zake’, ‘te dezer zake’, zal ook door de uitspraak van de veel voorkomende verbinding: niet der zake kundig (niet ter...) de overgang van der in ter veroorzaakt zijn, die zoo algemeen in spreek- en schrijftaal valt waar te nemen, dat men twijfelen kan, of de oude vorm op den duur nog te handhaven zal zijn.
‘Wat is toch de afkomst van het woord: oorlog?’
§§ - ‘Oorlog’ is een woord waarvan de afkomst moeilijk vast te stellen is. Wij kunnen onzen lezer wel verwijzen naar Franck-Van Wijk, met zijn supplement van Dr. C.B. van Haeringen, maar daar zal hij niet veel aan hebben; dat gaat voor ons toch veel te hoog.
Laat ons dit er van zeggen: de taalgeleerden denken bij oorlog aan een verwantschap met de gotische woorden liuga (huwelijk), liugan (huwen). In het Oudhoogduitsch ‘urliugi’, dat zooiets schijnt te beteekenen als: ‘Zustand, in dem das Verhältnis des Eidvertrages aus ist’, ‘Aufhebung der rechtlichen Bindungen’.
‘Van welk woord is philatelist afgeleid?’
§§ - Weigand-Hirt, Deutches Wörterbuch (1910) II zegt omtrent dit woord: zusammengesetzt aus gr. φιλεῖν, lieben, und einer Ableitung von ἀτελής steuerfrei.
Er is een weinig fantasie voor noodig om ‘Briefmarke, Freimarke’ weer te geven met: steuerfrei.
Wat zou postzegel in het Nieuwgrieksch zijn? weet een van onze lezers ons dat te zeggen?
‘Niet openen voor de trein stilstaat’ stond in O.T. van April. In de electrische treinen is dit geworden ‘Niet openen onder den rit’. Waarom niet eenvoudig ‘tijdens’ of ‘gedurende den rit’? Ja, waarom dat bordje niet geheel en al weggelaten, iedereen weet dit toch wel!’
§§ - Een nieuwe vorm van taalbeschouwing. Niet: zeg het zoo niet, maar zeg het zóó; maar: zeg het in 't geheel niet; we weten het zóó wel.
‘Het eerste lid van art. 129 der lager-onderwijswet 1920 luidt: Niemand mag lager onderwijs geven, die niet in het bezit is van enz.’ Niemand, die niet...; kan dat?’
§§ - Niemand mag... die niet..., i. pl. van: Wie niet... mag niet...; iemand, die niet... mag geen... Door het gebruik geijkt, in al dergelijke verboden. 't Is te doen om het afwerende, terughoudende niemand waarschuwend voorop te zetten.
‘Waar komt het woord “kannibaal” vandaan?’
§§ - Het woord gaat terug - zegt Franck-Van Wijk - op spa. canibal, uit caribal, waarmede werden aangeduid de menschenetende bewoners van de Caraïbische eilanden. Het eerst door Columbus gebruikt (v. Haeringen).
‘Moet na “ter zake”, in b.v.: voorschriften ter zake van de oprichting van scholen, steeds het woord “van” volgen? Tegenwoordig wordt dit veelal, m.i. ten onrechte, weggelaten.’
§§ - Ja, ter zake van. (‘In zake’ wordt gevolgd door den accusatief.)
‘Moet “van” steeds worden vermeld in: complex van huizen, soort van koffie, categorie van personen; ... aan welk kind wordt gegeven de voornaam van Karel; hij draagt den titel van meester in de rechten, enz.?’
§§ - Ja; van handhaven.