[Vragen]
‘Waarom noemt men in België het Nederlandsch Diets? Houdt dat verband met ‘Duitsch’?
§§ - Voor de aanduiding ‘Dietsch’ behoeven wij niet naar België te zien. Dietsch wil eenvoudig zeggen: ‘aan het volk eigen’, en dan bijzonder op taal toegepast, eerst in het middeleeuwsche Latijn ‘theodisca lingua’: de volkstaal; ‘germaansch’ dus, en de verschillende dialecten van het germaansche vasteland noemden zich met dien naam: ons middelnederlandsch (Duutsch, Dietsch), zoo goed als de dialecten, waaruit zich het Hoogduitsch heeft ontwikkeld.
Wij kennen dit ‘diets’ nog in de uitdrukking: ‘iemand iets diets maken’, thans met de beteekenis: ‘iemand iets op de mouw spelden’, maar oorspronkelijk: ‘duidelijk maken’, zoo dat het diet (= volk) het begrijpen kon.
‘Nadat Onze Taal in het nummer van November den vorm stationshouder - met verbindings-s - (ook) had toegelaten, wordt die in het hoofdartikel van het Decembernummer verworpen. Toch komt de vorm met “s” herhaaldelijk voor. Hoe is dat te verklaren?’
§§ - Denkelijk doordat men hier dat ‘houder’ niet meer in den eigenlijken zin gevoelt. As wij ‘houder’ opvatten i.d.b. van eigenaar, exploitant, als in ‘stalhouder, logementhouder, caféhouder, houder van een bank van leening’, dan zullen wij er niet licht toe komen de ‘s’ in te lasschen; maar bij ‘houder van een (post)station’ denken wij niet aan het begrip ‘eigenaar’ of ‘exploitant’, maar eer aan een titel, zooiets als chef. En dan ligt de analogie met het bekende ‘stationschef’ voor de hand.
‘In den handel schrijft men: in aansluiting op. M.i. is aansluiting aan beter.’
§§ - Wij hebben dezen term aan het Duitsch ontleend en daar men in die taal zegt: im Anschluss an, zouden wij gevoeglijk: in aansluiting aan kunnen bezigen. De vorm met op zou kunnen ontstaan zijn door de gedachte aan: in vervolg op.
Van personen zeggen wij doorgaans: zich bij iemand aansluiten. Een spoorlijn wordt aangesloten aan een andere lijn, maar van een trein zegt men wel, dat hij al of niet aansluiting geeft op een anderen.
‘Is het geoorloofd na “tenzij”: dat te bezigen?’
§§ - ‘Tenzij’ is uit ‘'t en si (dat)’ ontstaan. In het Mnl. stond ‘dat’ er nog bij. En ook in volgende eeuwen komt het nog even goed mèt als zònder ‘dat’ voor. Wel is waar laat men thans, tenminste in geschreven taal, ‘dat’ veelal weg, maar het is volstrekt niet ‘ongeoorloofd’, of ‘fout’ het er bij te voegen. In spreektaal en dialect geschiedt dit nog veelvuldig.
‘In O.T. 1940, blz. 50a, kan men het woord “blijkbaarder” aantreffen. Kan dit een grapje zijn, en zoo niet, bestaat er dan ook een overtreffende trap van?’
§§ - Twijfelt de vrager aan de juistheid van den gebezigden vorm? Van der Palm schreef: ‘De waarde van deugd en godsvrucht (is) hem elken dag blijkbaarder geworden.’ Een overtreffende trap van blijkbaar? Och ja; waarom niet, als 't zoo uitkomt.
‘Wat is toch een “hoefslag” voor paarden? In Wassenaar staat het op een bordje, maar nooit heeft iemand mij kunnen vertellen wat het beteekent.’
§§ - ‘Slag’ is: wagenspoor, niet-verharde weg. Hoefslag zou kunnen beteekenen: ‘Een weg, dien een Paard maakt, als het meer dan eens op een zekere grond heen en weer gaat’ (Wb. d. Ndl. Taal); of wel onverharde weg met in het midden een klinkerpad breed genoeg voor de hoeven van het paard.
‘Hoe breekt men aan het eind van een regel “voortaan” af? Volgens mij: op de klank, dus voor-taan; anderen beweren dat het voort-aan moet zijn.’
§§ - Bij het afbreken van een woord hebben wij te letten op de samenstelling daarvan. Wij schrijven dus niet: voor-taan, nieuw-sgierig, maar: voort-aan, nieuws-gierig. Ammers-ode, ringel-ooren, mee-smuilen, bio-scoop, sym-ptoom.
‘Welke schrijfwijze beveelt, U aan: Helaas! De man was weg; Helaas! de man was weg; Helaas!, de man was weg; Helaas, de man was weg?’
§§ - Als uitroep van bekommering of droefheid kunnen wij het woord Helaas voorop zetten, maar gebruikelijker is de constructie: de man was helaas weg. De inversie verbindt nu het tusschenvoegsel nauwer aan den zin en de betuiging van bekommering of droefheid wordt minder nadrukkelijk.
‘Schrijft men het zelfst. n.w., dat achter woorden als “viererlei, allerlei” staat, in het enkelvoud of in het meervoud? Dit woord kan men in drieerlei beteekenis gebruiken lijkt mij goed, maar niet “Dit kan men op allerlei wijze varieeren”.’
§§ - Bij voorwerpsnamen bezigen wij bij voorkeur het meervoud; het enkelvoud bij collectieve uitdrukkingen.
‘Waar is het woord een allegaartje uit ontstaan?’
§§ - Uit ‘allegaar, altegaar, altegader’. ‘Gader’ (‘gade’) wil zeggen: gelijke; van een stam, die ‘zich verbinden’ beteekent. Wij kennen het woord nog in de uitdr.: zonder gade, d.i. zonder gelijke, ‘weerga’-loos. Altegader wil zeggen: alles (allen) te zamen, allemaal (vgl. eng.: altogether, in het geheel, heelemaal).
‘Men hoort wel eens spreken van “maken” in plaats van “vermaken”; is dat een verminking van het goede woord?’
§§ - ‘Maken’ i.d. zin van: (aan iemand iets) nalaten, is geen verminking van het ‘goede’ woord: het is de oude term. ‘Aen een bastaerd... en magh niemant meerder maecken dan enz.’ (keuren van Leyden). ‘Mijn heele fortuin maak ik op jelui beiden’ (K. Zevenster).
‘Niet openen voor de trein stilstaat.’ - ‘Moet dat niet zijn: voordat?’
§§ - Beide zijn goed. Reeds in het Middelnederlandsch vinden wij voor als voegwoord, met weglating van het relatiefmakende deel; vore dien dat > vore dat. ‘Men can den dach niet eer gheloven (prijzen) voor hi ten avonde comen si.’
‘Weet U een betere benaming dan “bestuurder” voor den man voor op de tram? Is er bezwaar tegen wagenvoerder? Wat zegt de redactie bij het uitstappen tegen hem? Dag... Conducteur?’
§§ - Wij zeggen gemeenlijk: dag bestuurder; en dan presenteeren wij hem een sigaar. Protest heeft deze term, of de handeling niet uitgelokt.
‘Men schrijft doorgaans: onder referte aan. Referte beteekent verwijzing. Daar men nu zegt: verwijzen naar zou ik ook willen zeggen: onder referte naar.’
§§ - Onder - of: met - referte aan is de gebruikelijke uitdrukking; denkelijk ontleend aan fr. se référer à.
‘Moet ik schrijven: “de autobestuurders worden er op gewezen, dat...”, of: den autobestuurders wordt enz.’
§§ - Wij voor ons geven hier de voorkeur aan den derden naamval.
‘Is het woord “transporteere” bij de boekhouding onjuist? Moet dit zijn: te transporteeren?’
§§ - ‘Transporteere’ is de oude vorm voor: ik transporteer. Vgl. ‘verblijve’, ‘teekene’, ‘zegge (en schrijve)’.
‘Hoe moeten wij schrijven: Daal en Bergsche laan, Willem III straat, Maas en Waalsche Bank, Groot hertoginnelaan?’
§§ - Laat ons het zóó doen: Daal-en-Bergsche laan, Willem-III-straat, Maas-en-Waalsche Bank, Groothertoginnelaan.
‘Vindt U het ook niet beter in handelsbrieven de woorden ‘missive’ en ‘schrijven’ te vervangen door ‘brief’?
§§ - Stellig; althans ons niet te laten ringelooren door kantoor- of bureautaal.
‘Wat is beter: jaarwisseling of jaarswisseling?’
§§ - Beide vormen zijn goed; de vorm met genitief-s is stellig niet af te keuren.