Onze Taal. Jaargang 12
(1943)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Van onze leden.De ‘ue’ in ‘verhuell’Een lezer vindt het ‘merkwaardig’ dat in den geslachtsnaam Verhuell de klank, dien wij nu weergeven met ‘eu’, geschreven werd ‘ue’. Omtrent den geslachtsnaam Verhuell merken wij op dat deze in oorsprong wel gelijk zal zijn aan Verheul en Van der Heul. En ‘heul’ is: overwelfde sluis; vaste steenen brug; brug. Dus in beteekenis: Verbrugge, Van der Brugge. - Men schreef het woord in het Middelnederlandsch: hole, heule, heul, huel, en soms: hoel. En al die schrijfwijzen kwamen ook in andere woorden voor met denzelfden vasten klank. Want de klank zal wel altijd dezelfde geweest zijn, bij alle verschil van letterteeken. Het is de klank, dien het Hoogduitsch met ö aangeeft. Naar de historische ontwikkeling stamt hij uit de oudgermaansche u (uit te spreken als in 't Duitsch), die veelal in het Nederlandsch tot ò of ó werd (al naar de lettergreep gesloten of open was). In sommige dialecten werd die vrij geregeld tot ö, in de dialecten, die het meest tot onze algemeene beschaafde taal hebben bijgedragen, alleen als er een reden tot ‘umlaut’ was; die bestond in een i of j die oorspronkelijk in de volgende lettergreep voorkwam. De spellingwijze van die ö kan nu in de middeleeuwen varieeren al naar men 1) de spelling van den ouderen klank behoudt, of 2) den nieuwen op een of andere wijze zoekt te benaderen, bv. door e achter de o te zetten (zooals men in het Duitsch nog wel vindt, vooral bij namen); of 3) door van denzelfden klank in het Fransch de daar gebruikelijke spelling over te nemen (ue, eu). Er zou over deze en verwante historie van klinkerspelling veel meer te zeggen zijn, maar dit weinige moge volstaan. | |
Altemet‘Altemet’ is niet springlevend meer; het raakt eenigszins buiten gebruik, wat wel de oorzaak zal zijn, dat het bij velen, hoewel niet onbekend, niet meer in de juiste beteekenis wordt opgevat. De opsteller van een prospectus, onlangs door een der voornaamste uitgeversfirma's verspreid, sprong er al heel vreemd mee om toen hij schreef: ‘Altemet belevenissen, die op aanmerkelijke wijze een zekere soberheid verdrijven.’ Hij gebruikte het om eenige door hem opgesomde ‘belevenissen’ samen te vatten. Waarschijnlijk verkoos hij ‘altemet’ wegens een zeker archaïsme, dat het in zijn ooren pikant deed klinkenGa naar voetnoot*), maar hij beging een leelijken flater; immers wilde hij allerminst ‘soms’ of ‘misschien’ zeggen, maar wel, samenvattend, ‘altegader’ of ‘altezamen’. d'A. | |
Opdonderen.Wij zijn het er allen over eens dat in ons tegenwoordig gebruik het woord ‘opdonderen’ niet tot de beschaafde taal gerekend mag worden; ‘hij kan voor mijn part opdonderen’ is op zijn minst niet ‘parlementair’ uitgedrukt. Toch was het woord vroeger, vooral in de 17de eeuw, ook in verheven stijl zeer gebruikelijk, en wel in de bet. van: plotseling, onverwacht te voorschijn komen, opdagen; waarschijnlijk oorspronkelijk bij vergelijking met een donderbui. Hooft, in zijn Nederlandsche Historien, spreekt van: ‘Het Eeuwig Gebodt... uit het welke men... zoo zwaare stormen had zien opdonderen, toen Don Johan enz.’ En bij Vondel vinden wij: ‘Toen, uit den Noortschen Oceaen, Dat oorlogsonweer op quam dondren, En baldren over duin, en strant.’ Ook zonder bijgedachte aan een onverwachte verschijning: (Hij) hield derhalven gestaadelyk eenighe paarden af en aan draavende, om t'ontdekken wat'er moght' opdondren.’ (Hooft, Ned. Hist.). En Vondel weer: ‘Het geloofspunt... stantvastigh tegens opdonderende godtlasteraers verdadight.’ Van Jan Pietersz. Koen wordt vermeld dat hij ‘met eene vloot van zeventien schepen voor de stad Jakatra (quam) opdonderen’; en van een zekeren Kapiteyn, dat hij ofschoon het ‘middelertijdt laat in den avondt (wierd, hij) noch niet opdonderde’. Dit niet met de bedoeling dat onze Kapiteyn zijn bezoek te lang rekte, maar integendeel dat hij niet verscheen! | |
Kapitorie- In mijn lagere-schooljaren (omstreeks 1880) sprak men van een kapitorie niet in de beteekenis van een cahierGa naar voetnoot*) met stijven omslag maar in die van omslag of kaft. Het Ned. Woordenboek opslaande, zie ik nu dat zulks ook de eigenlijke beteekenis was, of is: het omhulsel van een boek, het - al of niet stijve - omslag van een boek of schrijfboek, band, kaft. Ten slotte geeft het Woordenboek ook nog deze: blad om op te schrijven, schrijfboek (?). d'A | |
[pagina 31]
| |
Scorbut, scurbut, scheurbuyt, scheurbuyck- Ons Maandblad heeft er al eens meer de aandacht op gevestigd, dat woorden ontleend aan een vreemde taal bij ons de neiging vertoonen in twee verschillende geslachten voor te komen, en ook wel te worden verbasterd tot meer Nederlandsch klinkende vormen, geheel vreemd aan het oorspronkelijke woord. Een merkwaardig voorbeeld van deze beide afwijkingen in eenzelfde woord, en dat nog wel op eenzelfde blad druks, wordt gevonden in de benaming hierboven genoemd, de oude zeevaarders-ziekte bij uitnemendheid, ook bekend als: blauwschuyt, de blauwe schuyt, en schimmeling. Het geval dateert uit 1616, waar wij lezen dat besloten wordt ergens binnen te loopen om te ververschen: ‘alsoo sommighe van haer volck door het groot geleden ongemack, heel zeemoed (zee-moede!), ende sommige niet weynich van 't scheurbuyt ghequelt waren.’ Nog geen bladzijde verder wordt gesproken van scheurbuyk, dan over: de scheurbuyck en dan tien regels lager, over het scheurbuyck. - Eenige jaren later was het meer algemeen de scheurbuyck ‘in de Beenen, Mond en elders’. v. N. | |
Wharen- Een lezer vraagt ons om verklaring van het woord wharen, dat hij aangetroffen heeft in een begrooting van de Gemeente Zutfen.
Onder wharen verstaat men: aandeelen in een weide of mark, bestaande in het recht om het vee daarin te weiden; de burgers van Zutfen (‘Zutphen’ schrijft deze gemeente haar naam; ten onrechte!) hadden het recht vee te laten grazen op de stadsweiden. Wat betreft de etymologie van dit woord: in Franck-Van Wijk vinden wij eenige met ons wharen verwante woorden, die weergegeven worden met ‘vrijwaren, toestaan’; ook: het bezitten, bezitting. Bij Verwijs en Verdam: waerde weide = weide waartoe [tot welker medegebruik?] men gerechtigd is.
- Een overlijdensaankondiging luidt: Heden overleed onze geliefde vrouw en moeder... Moet dit niet luiden: mijn vrouw en onze moeder? Is het eerste te aanvaarden of niet? Er is nog een moeilijkheid. Bij het gebruik van onze vrouw en moeder kan men volstaan met een bijvoeglijk naamwoord, in het laatste geval kan dat niet. Dan moet het bv. worden: mijn geliefde vrouw en onze onvergetelijke moeder, een vorm, die weer aan twee personen doet denken. Den gebruikelijken vorm acht ik foutief, den laatstbedoelden ‘verbeterden vorm’ gewrongen. Indien mijn opvatting juist is, dat de overlijdensaankondiging in haar gebruikelijken vorm eigenlijk twee fouten bevat, fouten, die zich dan jaarlijks duizendvoudig herhalen, dan wordt het dunkt mij wel tijd hierop eens de aandacht te vestigen. a.v. | |
Inhout(en)- In een belangstelling wekkend artikel over semantiekGa naar voetnoot*) is de stoute bewering te vinden, dat als men spreekt van de... hm!... ‘sterke inhoud van het menschelijk lichaam’, dat woord ‘inhoud’ ontleend is aan het ‘inhout’, de inhouten, dus: de spanten, de ‘ribben’ van het scheepsverband! Mij komt het minder dan onwaarschijnlijk voor, dat ‘inhout’ en ‘inhoud’ iets anders gemeen hebben dan den klank. v. N. | |
Opdracht- Is ‘opdracht’ voor een kleine ‘bestelling, een kleine order’, zooals men tegenwoordig veelal zegt, wel juist gebruikt? Wij kunnen wel een werf ‘opdracht’ geven tot het bouwen van een schip, of aan een maatschappij het uitvoeren van baggerwerken ‘opdragen’, maar het is toch eigenlijk dwaas om iemand een ‘opdracht’ te geven tot het leveren van 5 pennen en 10 blocnotes. Men ‘bestelt’ die toch eenvoudig? j.m. | |
Brengen- ‘Het uiteenloopende programma is keurig verzorgd en brengt uitstekende nummers’; ‘goed gebracht accordeonspel’. Dit alles, en nog veel meer, o.a. een elastieke juffrouw, oogst een welverdiend applaus, ‘waaraan ook de dirigent deelde’! | |
De tirannie der eentjes- ‘Ieder die de vaardigheidsproef wenscht af te leggen, meldt zich daartoe bij één der controleurs aan.’ - ‘... dat er een groote band van vriendschap en ééndracht heerscht.’ (Dit is nu eens niet de loopende band, maar de ‘heerschende’.) | |
Service- Een lid schrijft: gaarne zou ik eens van U vernemen welk goed Nederlandsch woord U zoudt gebruiken voor ‘service’, in de beteekenis van: een goede service. Willen onze leden hierover eens hun gedachten laten gaan? | |
Van te voren- Als men in de krant leest dat iemand bij het maken van zijn plannen met een omstandigheid rekening heeft gehouden, leest men steevast: hij had met die omstandigheden van te voren rekening gehouden. M.i. houdt men steeds ‘van te voren’ ergens rekening mede. V-k. | |
Toekomstplannen- Ook dit woord treft men herhaaldelijk in de krant aan. Een overbodige toevoeging; immers, een plan wordt steeds ‘voor de toekomst’ gemaakt. V-k. (Denkelijk zal men met ‘toekomstplannen’ bedoelen: plannen voor een meer verwijderde toekomst. - Red.) | |
Meerverkoop- ‘Gebruik voor méérverkoop(!) de x-machine’. (Uit een advertentie.) |
|