Nederlandsche plaatsnamen
-Gestel
Men vraagt ons naar de beteekenis van: ‘-gestel’ zooals dit voorkomt in plaatsnamen als St. Michielsgestel enz. Wij zouden bij dit woord denken aan een afleiding van geest, dat in bepaalde streken ook als ‘gast’ en ‘gaast’ voorkomt; het woord dat ons bekend is uit ‘geestgrond’, een streek die uit geest of hoogen zandgrond bestaat; in tegenstelling van lage veen- en poldergronden. ‘Poelgeest, dat, als grenzende aan de eene zyde aan de poel- en broekgronden der Maarne, of den Poel, en aan de andere zyde aan de Oestgeester geestlanden, natuurlijk een poelagtige geestgrond is.’ -gestel zou dan hetzelfde zijn als Gastel en beide zouden vormen zijn geweest op -loo, i.d.b. van bosch. Loo komt dikwijls in den vorm van -el voor; Twikkel, vroeger Twikkelo; Gorsel, vroeger Gerstlo; Wamel, vroeger Wamelo; Boekel, Boekelo; enz.
Een moeilijkheid in dezen zou kunnen zijn, dat gast, gaast, dat in Groningen en Friesland voorkomt: Gaasterland, Gaastmeer, Lutjegast, Grootegast - en in het middelnederduitsch - hier dan ook Brabantsch zou zijn. Of dat mogelijk is?
Dr. A. Weynen, tot wien wij ons in dezen om voorlichting wendden, schrijft ons dienaangaande: ‘J. Mansion, “De voornaamste bestanddeelen der Vlaamsche plaatsnamen”, Brussel 1935 p. 45-46 vindt de etymologie van “Gestel” en “Gistel” als geest + loo wel niet geheel zeker, maar uit zijn formulering meen ik te mogen opmaken dat hij toch ook geen bezwaar heeft tegen het identificeren van het eerste lid als geest. Hij vindt echter de identificering van het tweede lid als “loo” gewaagd “wegens de afwezigheid van vormen zonder klinker tusschen t en l”. Ons overtuigt echter zijn negatieve, op negatieve gronden berustende, twijfel niet.
U moogt dus gerust in Gestel: geest + loo zien. In een der volgende afleveringen van Onze Taaltuin zal ik deze mening uitvoeriger motiveren.’