[Vragen]
‘In sommige woordenboeken vind ik het woordgeslacht van postzegel aangegeven met m en o; wat zou nu wel het geslacht van plakzegel en portzegel zijn?’
§§ - Het woord postzegel wordt tegenwoordig vrijwel uitsluitend m. gebruikt, maar dat dit oudtijds niet zoo was, bewijzen eenige aanhalingen in het Wb. d. Ndl. Taal. De reden van die verandering staat ter plaatse opgegeven: men voelt ‘postzegel’ nauwelijks meer als een samensteling. Dat is echter niet het geval met plak- en portzegel, die beide veel minder gebruikt en daardoor nog beter geanalyseerd worden. Gewoonlijk zijn beide samenstellingen dan ook nog onz.; het handwoordenboek van Koenen (20ste druk) geeft beide op als onz.; Van Dale (6de druk) geeft bij plakzegel het onz. geslacht en bij portzegel m. en onz. Het taalgevoel schijnt hier te wankelen. Toch komt het ons voor dat plakzegel ook al wel m. wordt gebruikt. Een zin als: ‘Heb je nog een ongebruikte plakzegel voor me?’ lijkt ons niet vreemd.
‘Kan ik “waarschuwen” ook in de volgende beteekenis gebruiken: “Wij waarschuwen U dan ook voortaan meer zorg aan Uw werk te besteden”. Volgens Koenen beteekent waarschuwen: de aandacht vestigen op, attent maken op eenig gevaar.’
§§ - Wij vinden ‘waarschuwen’ hier niet goed gebruikt. Na ‘waarschuwen’ komt doorgaans hetgeen men niet wenscht. (Ik waarschuw je als je het weer doet!) De toevoeging in Koenen ‘op eenig gevaar’ wijst er op, dat de bedoelde zin niet goed is. De zin zou kunnen zijn: wij waarschuwen U, voortaan dit werk met zoo weinig zorg te verrichten; of beter: wij achten het raadzaam, noodig, dat U voortaan meer zorg aan Uw werk besteedt.
‘In de medische terminologie wordt dikwerf gebruikt het woord: reuscel om daarmee aan te duiden een bijzonder soort groote cellen met het microscoop waar te nemen in tuberculeus weefsel. Vroeger sprak men van reuzecel, maar in de laatste jaren, waarschijnlijk onder invloed van een of anderen taalzuiveraar, leest men altijd reuscel. Is dit juist? Mij klinkt dit zeer gekunsteld in de ooren, alsof men peerboom zegt in plaats van peereboom. Men spreekt toch ook van reuzekerel, reuzegestalte, reuzewerk, reuzegebergte.’
§§ - Wij zouden er de voorkeur aan geven te schrijven: reuzen-cel; reuzenaardappel, reuzenbloem, reuzengebergte, reuzenhaai, reuzenhert enz. enz.
‘Men ziet soms uitdrukkingen als: in geval van, ten gevolge van, in zake, wel is waar aan elkaar geschreven, is dit juist?’
§§ - Wij gelooven niet dat er in dezen een regel bestaat; uitdrukkingen waarvan het laatste woord een voorzetsel is, worden o.i. meestal ‘los’ geschreven. Wij voor ons schrijven: hetzij, niettegenstaande, desalniettemin, enzoovoort(s); maar: in geval van, in weerwil van, ter zake van, ten gevolge van.
‘Bestaat er een regel voor de verbuiging van één bijv. nw. voor twee zelfst. nww. met verschillend geslacht? Schrijft men: “wij verkoopen geïsoleerd draad en kabel”, of: “wij verkoopen geïsoleerden draad en kabel”? Of is het beter het bijv. nw. voor draad en kabel te herhalen?’
§§ - Ook hier is ons geen regel bekend. Herhaling lijkt ons noodig, tenzij een andere wending mogelijk is. Als een substantief onz. is en het andere m. of vr., achten wij samentrekking niet gewenscht. Wij kunnen wel schrijven: bedorven wijn en bier, maar dienen te zeggen: goedkoope wijn en goedkoop bier; goed brood en goede melk.
‘Kan men spreken van: een intrekbaar besluit, de intrekbaarheid van een besluit?’
§§ - ‘Intrekbaar’ is geen gangbaar woord, maar het is ‘bruikbaar’ en in zijn vorming niet strijdig met ons taaleigen. Overigens, elk besluit is ‘intrekbaar’, zoolang het niet is uitgevoerd; het zegt dus weinig, tenzij men een tegenstelling bij ‘onherroepelijk’ noodig heeft.
‘Er bestaat bij ons verschil van mening of men mag zeggen ‘laat ons hopen, dat enz.’ dan wel of dit moet zijn ‘laten wij....’
§§ - De oorspronkelijke constructie is: laat ons, laat hen enz. Daarnaast heeft zich door analogie-werking van andere werkwoorden de constructie: laten wij, laten zij enz. ontwikkeld. In de spreektaal heeft de laatste het reeds gewonnen. ‘Laat men dit toch bedenken’ is een voorbeeld van de tweede constructie. Daarvoor kunnen wij zeggen: men bedenke toch...
‘Naar mijn meening zijn de volgende uitdrukkingen pleonasmen. Kunt U zich hiermede vereenigen? slotconclusie; mogelijk veronderstellen; bij voortduring blijven goedkeuren; de juiste evenredigheid.’
§§ - Slotconclusie of eindconclusie kan staan naast voorloopige conclusie; anders is het inderdaad dubbelop. Men kan ook iets als niet mogelijk veronderstellen, maar wij zouden daar vooronderstellen gebruiken. De beide laatste uitdrukkingen schijnen ons inderdaad pain-de-luxe-brood.
‘De overheid gebruikt gaarne het woord instantie, i.d.b. van orgaan of lichaam; een barbarisme. Kan zulk een woord door het vele (zij het dan: verkeerde) gebruik op den duur als goed woord in de Ned. taal worden opgenomen?’
§§ - Het Wb. d. Ndl. Taal kent ‘instantie’ i.d. bet. van ‘orgaan’ of ‘lichaam’ niet. Zulk een woord kan zeer zeker op den duur ‘goed’ zijn - als de duur maar lang genoeg is; men denke aan woorden als: invloed, inburgeren e.d. Maar waarom zouden wij dit proces in de hand werken?
‘Wat is beter, te zeggen: Wij hebben geen kabels meer in voorraad, of: Kabels hebben wij niet meer in voorraad?’
§§ - Men kan beide uitdrukkingen bezigen. Het Wdb. d. Ndl. Taal leert ons, dat ons ‘geen’ ontstaan is uit negeen, samengesteld uit nech d.i. zelfs niet (verg. lat. nec) en één, het onbepaalde telwoord of voornaamwoord. De oorspronkelijke beteekenis was dus: zelfs niet één. Het is dus o.i. nog iets sterker dan ‘niet meer’.
‘a. Kan een of andere zaak staan ten name van wijlen X? - b. Is het niet beter te spreken van: ... ten name van X, thans overleden?’
§§ - a. Ja; voor een goed verstaander is de uitdrukking duidelijk. b. Dit lijkt ons inderdaad beter uit juridisch oogpunt. Men zegt ook wel eens: ten name van thans wijlen X.
‘Is de zegswijze: “Ik heb nog te doen” goed Nederlandsch?’
§§ - Wij zouden denken van niet. Het Duitsch kent: ‘ich habe viel, wenig, nichts, immer zu tun’ en wij kunnen zeggen: ik heb veel, weinig, niets te doen, maar niet: steeds te doen, met verzwegen object. ‘Ik heb nog wat, het een-en-ander te doen’, dat gaat.
‘Is wijl een goed Nederlandsch woord?’
§§ - ‘Wijl’ is volgens Franck-Van Wijk (i.v. wijl, wijle = poos) ontstaan uit ‘dewijl’ (mnl. de wile [dat.]). Het is dus geen on-Nederlandsch woord, maar wie het wil vermijden zegge: daar, omdat of aangezien.
‘Wat is het verschil tusschen mits en vermits?’
§§ - Mits dient ter inleiding van een bijzin, die een voorwaarde bevat, welke noodzakelijk vervuld moet worden: onder beding, onder voorwaarde dat...
Vermits is redengevend: daar, omdat, aangezien.
‘U keurt “meerdere” i.d.b. van “verscheidene” af. Is dit ook het geval met: de meerdere kosten?’
§§ - Neen; ‘meerdere kosten’ (dan de berekende b.v.) zouden wij niet willen verwerpen.
‘In O.T. 1943, 5b, regel 11 v.o. staat: (dan) zijn zij stellig mis. Moet dat niet zijn: (dan) hebben zij het stellig mis?’
§§ - Beide uitdrukkingen zijn goed. ‘Luister goed toe: en waarschuw mij als ik nu en dan mis ben’ (Kl. Zev. 3, 118).