| |
Van onze leden.
Grootverbruiker
In een bestuursvergadering van een onzer semi-overheidsbedrijven werd door een der bestuursleden bezwaar gemaakt tegen het woord ‘grootverbruiker’ als zijnde een germanisme. In goed Nederlandsch moest ‘groote verbruiker’ worden gebezigd. Daar bij bedoeld bedrijf de begrippen grootverbruiker en groote verbruiker elkander niet geheel dekken, zou ik gaarne de meening van ‘Onze Taal’ in dezen vernemen. In Van Dale vind ik ‘grootverbruik’ (verbruik bij groote hoeveelheden; electrische stroom voor grootverbruik) en naar analogie van ‘groothandelaar’ naast ‘groothandel’ zie ik niet in waarom ‘grootverbruiker’ niet evengoed in het Nederlandsch gebezigd zou kunnen worden als ‘grootverbruik’.
v. V.
Wij zouden ten aanzien van het hiervoren gezegde het volgende willen opmerken. Het komt ons voor dat de nieuwe vorming van samenstellingen uit adjectief + substantief maar zeer beperkt mogelijk is in onze taal, anders dan van substantief + substantief, waarvoor nog altijd een breed terrein open ligt.
Die nieuwe vorming kan nog plaats vinden:
1) door geleidelijk tot volkomen eenheid worden van een in zeer druk gebruik zijnde vaste verbinding van een bepaald adjectief met een bepaald substantief, waarbij dan de verbindings-e aanwezig zal zijn als het tweede lid m. of vr. is, en zal ontbreken als het onzijdig is. Zeer duidelijk is die volkomen eenheid bereikt, wanneer zelfs het accent is verschoven; roodekoól, brusselschlóf; - 2) waar een nauwe aansluiting in ons besef aanwezig is bij een reeds bestaand woord van die formatie; dus bij dwingende (stringente) analogie. Een duidelijk voorbeeld dunkt ons het onderhavige woord. Wij hebben groothandel, en verstaan daaronder niet: groote, uitgebreide handel, maar: handel in het groot. (Die kan vergelijkenderwijze weer heel klein zijn en heel omvangrijk, zooals een kleinhandel grooten omvang hebben kan.) Zooals nu de groothandel zich bezig houdt met verkoop bij grootere hoeveelheden tegelijk (aan bepaalde soorten van ‘afnemers’), zoo moet er ook een ‘afzetgebied’ zijn voor dien groothandel: het grootverbruik (d.i. verbruik in het groot: ook weer bepaalde groepen). En zooals men groothandelaar bij groothandel heeft, zoo is men vanzelf gedrongen tot de parallel: grootverbruiker. Het komt ons voor, dat men hier geen bezwaren tegen kan maken.
Dit is, zooals men ziet, een heel ander geval dan dat van grootstad, grootbank. Daar is geen nuttige, welhaast onmisbare differentieering in het spel, geen dringende, zeer voor de hand liggende analogie. Wat zou het dwingende voorbeeld hier zijn? grootvader, grootvorst?.... Hier spreekt slechts de zucht tot afwijking van het eigene.
| |
| |
| |
Het vreemde woord.
- ‘Het woord “vacuum” wordt volgens Koenen zonder trema, en volgens Verschueren met trema geschreven. Volgens onze meening is vacuüm met trema de Nederlandsche schrijfwijze. Gaarne zullen wij Uw voorlichting daarover ontvangen, ook wat de uitspraak betreft.’
De uitspraak van het woord is vacu-um, maar wij zouden hulpmiddeltjes als trema's en dgl. niet als de ‘Nederlandsche schrijfwijze’ van vreemde woorden willen beschouwen. Waar zou het eind zijn? Dat woordenboeken de samenstelling van een woord of de uitspraak met teekens aanduiden, is wat anders. Wie zou er aan denken bij woorden als museum, lyceum door een teeken aan te geven, dat hier de eu niet als ö wordt uitgesproken; of er den lezer op attent te maken dat in fluidum en ruine geen tweeklank ui voorkomt. Wij weten wel van den schoolmeester van olim die zijn leerlingen mededeelde, dat Huig de Groot tot leuze had - ‘dat is nu Latijn, jongens!’ -: hora ruit (uitgesproken als in glasruit); of van het stereotype aardigheidje: hora ruit, tempus fluit, maar dat zijn grapjes.
Wil men door allerlei teekens de mogelijke uitspraakfouten voorkomen, dan mocht men ook wel accentteekens gaan zetten op alle woorden van vreemden oorsprong, welker klemtoon voor den onkundige twijfelachtig zou kunnen zijn. Een zeer belezen handelsreiziger hebben wij hooren spreken van de Caméra obscura van Beets, en vele malen hoorden wij: zijn prèstige verliezen. Enz. Wij zouden zeggen: gebruik een teeken, tot behulpsel alleen dáár, waar misvatting werkelijk dreigt. Dus zeker niet in hoogere vakliteratuur.
| |
Beschermplaat
Wij lezen in Taalzorg, het taalblaadje van de Hoogovens, dat men ons geregeld toezendt en dat veelal een prettigen indruk maakt; met kennis en smaak, en vaak geestig, gesteld: ‘Zeg liever schermplaat, of beschermingsplaat; schermkast of beschermingskast, schermijzer of beschermingsijzer. Wat zegt O.T. er van?’-
O.T. voelt ook meer voor schermplaat en wel in de eerste plaats omdat het korter en krachtiger is. Ook omdat de werkwoorden met het voorvoegsel be- (en trouwens ook die met andere toonlooze voorvoegsels) doorgaans niet met den stam optreden als eerste lid eener samenstelling, maar met den werkingsnaam op -ing.
Vgl. rooflust, beroovingsgeval; dekstuk, bedekkingsmateriaal; werkwijze, bewerkingsmanieren; vloeistof, bevloeiingswerken; strijdwijze, bestrijdingswijze; spaardwang, besparingsmiddelen. Enz. (Dat in de woorden op -ing het werkingsbegrip sterk tot ons spreekt, is reeds aangetoond in onze aflevering van Febr., artikel over Infinitieven.) En ten slotte omdat het woordaccent of gemakkelijker is dan of . Hetgeen voor het eerste lid van een samenstelling zeggen wil, dat beter valt dan . Er zijn wel samenstellingen van dat andere type (bestéldienst, verhúisboel, bedénktijd, bezórgloon, behóudzucht, betóogtrant, bestélwàgen; en de meervouden: besteldiensten, verhuisboedels, bezorgloonen), maar ze zijn toch niet het gewone. De samenstooting van hoofdaccent en bijaccent (dit uit oorsprong oók hoofdaccent) geeft iets hortends, dat verergerd wordt wanneer het eerste door een voorafgaande toonlooze lettergreep en het tweede door dito volgende nog aangezet worden. Zoo althans schijnt het ons toe. Een eerste lid op -ing stuit de botsing door de tusschenkomende ongeaccentueerde lettergreep; bestrijdingswijze: . In plaats van een jambe + trochee op elkaar in één woord krijgt men daarin zoo den jambischen voortgang.
Terloops opgemerkt: schermplaat, schermkast, enz. schijnt eer met het subst. scherm gevormd te zijn dan met den werkwoordelijken stam: een plaat, een kast, die tot scherm dient. Maar dit heeft met de algemeene kwestie niet te maken.
| |
Pamportus, pampus?
- Ten rechte of ten onrechte wordt Strabo, de vermaarde geograaf der Oudheid, door jongere wetenschap op de vingers getikt in zake den overlandweg voor schepen -, een overtoom dus! - van Triëst naar het Donau-bekken, langs welke route o.a. het barnsteen Italië bereikte. Strabo zou in dit verband den naam Pamportus gebruikt hebben. Dit is, zoo heet het nù, onjuist; de schepen werden na den overlandweg afgezet in de Laibach, die daarnaar Nauportus, dus Schepen-drager werd genoemd. De naam Pamp(ort)us zou daarvan bij Strabo een verbastering zijn, een klank zonder innerlijke beteekenis! - Vrage: kan er reden zijn tot een vermoeden dat de naam van ons Pampus, waarover schepen met scheepskameelen werden getild, bij Strabo's voorstellling van zaken is betrokken? Het Wbk. Boekenogen en Van Lessen (1931) zegt dat de oorsprong van den naam Pampus - waarnaast oudtijds Pamphuys voorkwam - onbekend is.
v. N.
| |
Vonkplug
- Het weekblad Auto, in zijn rubriek Autotaal, bespreekt de vraag of er voor ‘bougie’ een goed Nederlandsch woord te vinden is en denkt daarvoor aan vonkplug.
Een goed woord, dunkt ons; tegen de samenstelling is niets in te brengen, en het tweede deel er van, ‘plug’, is een goed-Nederlandsch woord. Jammer dat het artikeltje besluit met de woorden: ‘Maar hoe interessant het ook is, om eens ernstig te zoeken naar een Nederlandsch aequivalent voor “bougie”, wij blijven er bij, dat dit woord als zoodanig is ingeburgerd, dat we het, althans in de autotaal, nauwelijks nog als een vreemd woord beschouwen.’ - Het zal ons benieuwen hoe de C.T.T. hierover oordeelt.
| |
| |
| |
Skip
- Sedert het invoeren van het skipvervoer - d.i. het vervoer van steenkolen in de mijnschacht door middel van een aan den schachtkabel opgehangen bunker met automatische los- en laadinrichting - is het woord skip (d.i. de bedoelde bunker) als mannelijk beschouwd. In den laatsten tijd wordt het woord ook onzijdig gebruikt door de mijnopzichters en arbeiders. Hetzelfde wordt opgemerkt bij de woorden ‘zeef’ en ‘transportband’, die reeds langer onzijdig worden gebruikt. Het woord ‘skip’ is uit Amerika via Engeland en Duitschland hier ingevoerd. In het Duitsch is skip mannelijk.
Wij verzoeken U ons mede te deelen of wij naar Uw meening goed doen tegen de neiging van technici om woorden onzijdig te maken in te gaan. (Wij zullen gaarne de meening van onze ter zake kundige lezers in dezen vernemen, en ook ten aanzien van de vraag, of dit vreemde woord door een Nederlandsche uitdrukking kan vervangen worden. - Red.)
| |
Jalon of baak
- Een jalon is een stok, die door opvallende kleuren (meestal rood en wit) gemakkelijk in het terrein terug te vinden is. De jalon staat náást het punt waar het op aankomt, en dat b.v. aangegeven wordt door een spijker in een paaltje. Jalonneurs zijn soldaten met een vaantje op hun geweer; zij worden bij parades gesteld in de lijn, waarlangs de troepen moeten marcheeren.
Een baak is een lange smalle plank, soms een uitschuifbare koker, waarop een maatverdeeling is geschilderd. Bij waterpassing leest men de hoogte daarop af; bij andere metingen kan men, uit de aflezingen van de kruisdraden in den kijker en den hellingshoek zoowel den afstand tot de baak als het hoogteverschil tusschen kijker en baak berekenen.
Een jalon is dus geheel iets anders dan een baak. Wil men het vreemde woord vermijden, dan zegge men stok of roodwitje.
v. G.
| |
‘Per os’
- Dat woord, voorkomend in het artikel van Dr. Bos, over ‘Herfstziekten’ in het October-nummer heeft aanleiding gegeven tot de vraag: is het niet vanzelfsprekend, dat, als gehandeld wordt over rundvee, het middel per os, en niet per paard gegeven wordt?
Hier is misverstand. Wanneer we even in een noot, dit woord hadden verduidelijkt, dan was de vraag, die nu wat onnoozel klinkt, niet gedaan. Immers, dan had ook, en nog beter van ‘per koe’ gesproken kunnen worden, wijl de naam ‘os’ een bijzondere beduiding ten aanzien van koe en stier is.
De gebezigde uitdrukking ‘per os’ wil zeggen: per mond. Het is de latijnsche woordkeus, die de geneeskunde nog steeds beheerscht, die hier gebruikt was.
(Homoeopatisch Maandblad)
- Het bladeren in oude jaargangen van ons maandblad heeft ons lid v. N., aan wiens belangstelling wij reeds menige bijdrage te danken hebben, de volgende opmerkingen in de pen gegeven.
| |
Spreiding (O.T. 1940, 32)
- Voor het begrip van onderling verschoven vacantietijden heeft de scheepsbouw en het zeemans-idioom een goede uitdrukking, nl. verscherven. Oudtijds werd dit begrip mogelijk door verkieren aangeduid.
| |
Ketelhuis (O.T. 1940, 31)
- Als de landrot van ketelhuis (op een schip) schrijft, is dat natuurlijk niet juist, maar mij dunkt dat hij met dien naam eer de ketelkap of de machinekamerkap bedoelt dan het ketelruim dat in het geheel niet aan een huis doet denken. Uit den tekst zal het allicht zijn op te maken.
| |
Botvieren (O.T. 1940, 46)
- In het belangstelling wekkende artikel over semantiek heet dit woord te zijn ontleend aan ‘spel en sport’, echter zonder eenige toelichting daarop. Het is echter een zeer bekend, zij het verouderd woord uit de zeevaart, in de beteekenis van ankerkabel vieren of steken. Uit Ao 1600 bv. ‘kosten (konden) echter weinig bots vieren’; 1643: ‘lieten ons daegelycz ancker druypen met ⅔ van een tou bodt’; 1705: ‘begonnen wij bot te korten’. Of ging de afleiding uit spel en sport nog daaraan vooraf? Zoo ja, dan kunnen de 16e en 15e eeuw nog eens verder op dezen scheepsterm worden nagegaan.
| |
In den aap gelogeerd (O.T. 1942, 55)
- Behalve dat de ‘onwaarschijnlijkheid er duimen dik op ligt’, is daar de benaming: knikstag ook niet op haar plaats. De aap, als stormzeil, werd natuurlijk laag aan dek gevoerd, dus aan den ondermast en wel aan het bezaansstag. Vandaar ook in het Engelsch: mizen staysail.
| |
Ofte
- ‘Ofte’ is vrijwel uit de taal verdwenen, maar iemand die ‘nooit’ schrijft, schijnt het niet te kunnen laten, er ‘ofte nimmer’ achter te zetten. Maar meestal niet ofte, maar of te. En nu komt het mooie: dit wordt blijkbaar heelemaal niet meer gezien als bij elkaar behoorende; het is nooit of ‘tenimmer’. En waarom zou men dan ook niet schrijven: nooit en tenimmer. Dit heb ik den laatsten tijd al eenige keeren in een krant gezien.
C.v.H.
| |
Gerechten
- Gelezen in een dagblad als opschrift van een artikel: De bevoegdheid der Duitsche gerechten(!). Bedoeld werden natuurlijk niet ‘spijzen’, maar ‘gerechtshoven’.
§§ - ‘Gerechtshoven’ is inderdaad thans de gebruikelijke meervoudsvorm. Vroeger bezigden wij echter wel den vorm ‘gerechten’. ‘Geene regtsgedingen zouden daar geoordeeld worden, ten ware bij hooger beroep van mindere gerechten.’
| |
| |
| |
Om-
- Ik ben het geheel met U eens, dat het afflauwen, afmageren, afdekken, afschermen, afkleden, afbakken, afregelen enz. een mode is, en wel een mode, die ons taalgevoel aantast. Men vermijde daarom ‘af’ zoveel mogelijk. Het is in veel gevallen even zot als ‘om’. In het nieuwe distributie-gebouw in Den Haag staat hier en daar met koeien van letters te lezen, dat stad- en landbonnen kunnen worden omgeruild!
B-n
§§ - Het voorvoegsel ‘om-’ wordt inderdaad dikwijls al te vrijmoedig gehanteerd. Toch mogen wij het niet in alle gevallen afkeuren. Wanneer er sprake is van een wederkeerige vervanging, waardoor het eene in de plaats van het andere komt, kan dit ‘om-’ wel eens goede diensten bewijzen; bij ‘òmspannen’ van paarden b.v. En dit is, dunkt ons, ook wel bij omruilen het geval.
| |
‘Cijfers’ of ‘getallen’
- Als men ons tegenwoordig eens wil vertellen, hoe groot de opbrengst van een bunder land is, hoe veel lampen een fabriek in een maand aflevert, dan deelt men ons dat mee in cijfers. Ik heb altijd gedacht, dat men zoo iets in getallen uitdrukt, maar het woord getal is, naar het nu wel lijkt, uit ons vocabularium verdwenen. Maar hoe moet het dan met onze geschriften; drukken wij dan onze gedachten uit in letters of in woorden? Ik meen, in woorden; maar misschien heb ik het mis.
C.v.H.
| |
Hypotheek
- Uw onderschrift bij het artikel Hypotheek in de afl. van Januari vind ik nogal teleurstellend. De spraakmakende gemeente tegenover den wetgever, d.w.z. tegenover den wetgever van vroeger, die nog precies was op zijn taal!
M-n
(Voor de beteekenis van thans hebben wij te letten op het tegenwoordige gebruik, het gebruik dat men (d.i. de spraakmakende gemeente) er thans van maakt. - Red.)
| |
Fiolen?
- Een veertig jaar geleden schreef een toen bejaard man: ‘bij hen zit de speelman nog op 't dak!’, doelend op een pas getrouwd paar en daarmede blijkbaar bedoelend: zij kennen nog geen zorgen. Als die uitdrukking een vanouds bekende is, ligt dan daarin de gedachte ‘vyoolken laten zoorghen’ niet heel wat dichter voor de hand, dan het m.i. wel ver gezochte: de fiolen (voor de betaling) laten zorgen?
v. N.
| |
Inlage
- De directeur van een spaarbank schrijft ons: Ik gevoel - mogelijk ten onrechte - een grooten afkeer voor het enkelvoud ‘inlage’, maar d.e.t. een groote voorkeur voor het meervoud ‘inlagen’; het is bij de particuliere spaarbanken zéér gebruikelijk - misschien ben ik versteend in dit gebruik - te spreken van: één inleg, twee inlagen. Is anders: ‘posten van inleg’ of ‘inlegposten’ geen oplossing?
| |
Totale omkeering!
- Een merkwaardige formuleering die lijnrecht het tegenovergestelde zegt van hetgeen wordt bedoeld en dat nog wel in een gewichtig, rechtsgeldig document, trof ik aan in de voorwaarden der scheepsbevrachting door de Nederlandsche Handelmaatschappij uit ongeveer 1840. In Art. 4 van dit contract leest men: ‘en zal de Gezagvoerder behoorlijk zorg dragen.... en voorts op alle mogelijke wijze trachten te verhoeden dat niets van de lading worde ontvreemd.’ Of deze zinsnede ooit in geding is gebracht? - Ook wordt in dit stuk het woord ontlossing gebruikt waar ontlading wordt bedoeld.
v. N.
| |
Loos
- Wellicht interesseert het U dat het znw. loos ook nog gebruikt wordt bij kabelwerken ed. Men zegt b.v.: ‘Die kabel heeft 10 m loos’, wat beteekent, dat er 10 m meer ligt dan de strekkende lengte bedraagt, b.v. doordat de kabel niet strak, doch ‘geslingerd’ ligt, doordat er een ‘lus’ ergens ligt, enz.
d. V.
(‘Loos’ als znw. is van oudsher een scheepsterm: losse bocht van een touw, het losse gedeelte er van, dat niet door de blokken loopt. Het woord is uit het Nederlandsch in het Duitsch overgegaan als: die lose.)
| |
Cultuur
- Mijn opmerking had inderdaad de bedoeling verwarring te voorkomen aangaande den inhoud van het begrip ‘cultuur’ toegepast op volken en landen. Als wij spreken van een ‘volk van hooge cultuur’, weten wij niet zeker wàt bedoeld wordt: uiterlijke of innerlijke. Zulk een begripsverwarring heeft zeer ernstige gevolgen, en ik vraag nogmaals met klem of aan deze verwarring geen eind kan worden gemaakt. Als wij spreken over zulke ontzaglijk belangrijke dingen als beschaving en cultuur der volkeren dan moeten wij precies weten wat bedoeld wordt.
L-r
| |
Enorm
- Een firma bedankt met een advertentie voor de enorme bewijzen van deelneming, ondervonden bij het overlijden van een harer firmanten.
‘Enorm’, aldus het Wb. d. Ndl. Taal, wil zeggen: van het gewone of geregelde afwijkend, thans in den regel met betrekking tot afmetingen of hoeveelheden; zeer groot, geweldig, reusachtig. ‘Wandelaars met enorme wandelstokken’. ‘De enorme oorlogskosten’.
Het woord ‘enorm’ schijnt ons in ons voorbeeld niet op zijn plaats.
| |
Overbodig
- Inderdaad, tot de vele zonden onzer dagbladschrijvers behoort ook deze, dat zij woorden bezigen welke, in het zinsverband, niet nauwkeurig aangeven wat bedoeld wordt. Zoo las ik onlangs iets over ‘overbodige’ uitgaven, terwijl blijkbaar slechts sprake kon zijn van vergeefsche uitgaven, wat niet hetzelfde is.
M-n
|
|