Kediezen.
* Beets in Wb. d. Ndl. Taal VII schijnt onbevredigend te achten de verklaring van Oudemans, medegedeeld en toegestemd door De Jager, uit ‘Que dis-je?’ (kediezen, ook vervormd tot kadiezen en kardiezen) en bevredigend die van Salverda de Grave (‘qu'est-ce que dis’). Daaruit wordt evenwel Zaansch ‘kaskediezen’ verklaard! En dit beteekent alleen, volgens Boekenoogen: zeggen, vertellen. Maar ontbreekt hier het pron. pers. niet? je of tu? Of kan dat soms weggelaten worden? En zoo ook tu?
Hoe Beets zoo beslist af- en goedkeuren kon tusschen deze twee, is mij duister. Stoett in N. en Z. XX (1897) blz. 249 nam de verklaring van Oudemans over. Hij wees ook op het Nederbetuwsche kis- of kiesekedieze: aanmerkingen maken. Boekenoogen kent in andere dialecten dan het Zaansch ook: kaskedieën, kiskedieën. Hij meende, dat het woord (kaskediezen) ‘wel komen zou van Fransch “qu'est-ce qu'il dit?” of iets dergelijks’.
Ik kan onmogelijk een uitvoerig onderzoek naar het woord gaan instellen. Maar ik wil toch iets doen. Waar is de oudste plaats, die ik vind? Dat is al in 1626 in de Klucht van den gewilligen Korendrager. Verder bij Bernagie (1685) en in de 18de-eeuwsche kluchtspelen. De oudste plaats is (tot een wijf, een carogne): jij hebt hier niet (= niets) te kadiezen. Net zoo heeft Bernagie het weer. Bij Wolff en Deken: Wat heb je op ons te kardiezen? Die beide zinnen zijn nog heden ten dage in gebruik: afsnauwend en spottend-vragend. Mij is uit Zuidhollandsch dialect meer (of alleen?) bekend, in zelfde gebruik, kredieten: afsnauwend, of spottend. Maar ik vermoed, dat dit een verklarende vervorming is van ka(ke)diezen, dat al zoo oude papieren heeft. Ik heb in kleinen kring van Z. Hollanders (bewoners van Rotterdam, Alphen, omgeving Leiden en dito Den Haag) gevraagd: allen kenden alleen kredieten in deze uitdrukking.
Indien het ontleening (schertsend of hoonend nadoend) uit het Fra. is, zal men toch zeker wel mondelinge ontleening moeten aannemen. Maar vanwaar dan die z?
Er blijven meer vragen: 2o zijn de korte en lange vormen naast of na elkaar ontstaan? Beide spontaan, en mondeling? 3o is kas- en kis- uit: qu'est niet wat vreemd? 4o Hoe komt de beteekenis (commandeeren) zeggenschap hebben bij de vraag in 1e persoon: que dis-je? Ik zie niet, hoe dat gebeurd kan zijn, al beteekent dire dan ook: zeggen.