Tikken of tippen?
⦶ Waarom noemt men het ‘schrijven’ - niet meer met de pen, de (ganze)‘veder’, maar - met de ‘schrijfmachine’ meest- of veelal tikken, dat immers, zoo al niet eerst, oorspronkelijk, dan toch vooral, het veroorzaakte, hoorbare geluid (een geheel ‘bijkomstig’ gevolg) - b.v. het gestadige, regelmatige geluid van een gaand en slaand uurwerk of het éénmaal (zacht) kloppen aan een deur - aanduidt, of herinnert aan een of meer soorten van kinderspel, of aan een tik geven of aan een tikje, een klein weinig, een klein beetje? Waarom gebruikt men, ter aanduiding dezer moderne ‘schrijfwijze’ (te) zelden of nooit het vanouds Nederlandsche, en in dit geval zoo bijzonder goed bruikbare, ja treffend juiste, tippen, dat niet allereerst het (onaangename) bijgeluid ‘beteekent’ (d.i. door een spraakklank of een letterteeken aanduidt), maar wèl, daarentegen, véél eigenaardiger, zoowel, ten eerste: de gedurige bezigheid, ‘handvaardigheid’, van het telkens even aantippen met de vingertippen uitdrukt als te gelijk - even toevallig als juist - tevens herinnert aan (a.h.w. de ‘verdietsching’ is van) het Engelsche, naar een Grieksch znw. gevormde, ww. to type; zoodat, ten slotte, het naast tikken veel gebruikte, nog half Engelsche getypt in het Nederlandsch, naar den klank onveranderd kon blijven, alleen maar anders geschreven (getipt) behoefde te worden?