op een verhevenheid, kasteel (ook: laagte); - drecht, vaart; - ee, water; - eng, weide, akkerland; - es(ch), zaadveld, veld voor voeding; - forst, woud; - ga, dorp, gehucht; - geer, puntvormig stuk land; - geest, hooggelegen zandgrond; - goor (gor), laagland, moeras; - gouwe, gooi, landstreek (ook: waternaam); - haag, struikgewas, omheining, omheinde plek, hoeve, versterkte plaats; - heem, woonplaats, erf; - hof, omheinde ruimte of boerenplaats; - holt, hout, bosch; - hoorn, spits toeloopend stuk land; - horst, struikgewas, begroeide hoogte, heuveltje, boschje, ook: nest van een roofvogel; - kamp, afgesloten stuk land; - kate, kleine hofstede; - klinge, heuvel, dorre duin, ook: zandbank, ondiepe plaats, ook dal; - lo(o), grazige plek temidden van opgaand hout; ook wel: moerasweide; soms: een water; - maat, hooiland; - muid, mond van een rivier; - nes, land buitendijks; - ooi, water(land), weidestreek langs een rivier; - rode, roding, ontginning; - saal, groot vertrek, aanzienlijke woning; - schede, scheiding; - slag, weg, spoor, stuk land; ook: waterkeering; - spijk, paal, boomstam, brug van boomstammen; - staver, (afscheidings-) paal; - tricht, trecht, zie: drecht; ook: veer, of doorwaadbare plaats; - ute, neder; - veld, onbebouwd land; - voord, doorwaadbare plaats; - waard, weerd, word, eiland in een rivier, ingedijkt land; - wade, voorde; - werf, opgehoogde grond voor een hoeve; ook: oever, dam; - winne, weide; weij, weide (ma-weij, grasland dat gehooid wordt; vgl. maat enz.); - wijk, deel van een stad; ook kreek, baai, vaart.
Namen van boomen, planten en dieren hebben eveneens gediend tot het vormen van plaatsnamen: alm (olm, iep), birk (berk), beuk, eik, els, esch, esp, linde, mapl (ahorn); brem, doorn, hop, vlier, (brand)netel, varen; arend, havik, valk, kievit, vink; vos, wolf, hert, geit. Namen van vruchten: appel, braam, gerst, haver.
Deze gegevens stellen ons in staat vele namen te verklaren, mits wij ook daarbij op onze hoede zijn. Wij kennen de omstandigheden niet meer waaronder ze ontstonden. Door algeheele verandering van de plaatselijke gesteldheid, soms ook door vernoeming van een jongere vestiging naar een oudere, elders gelegene, bleef de naam niet altijd toepasselijk. Volksetymologie verduisterde de oorspronkelijke beteekenis en had niet zelden verandering van spelling, soms ook van den klank (de uitspraak), ten gevolge. Een voorbeeld van ingrijpende wijziging die een plaatsnaam in den loop der tijden kon ondergaan vinden wij in de bekende plaats Serooskerken, de gemeente op het eiland Walcheren. Deze plaats heette oorspronkelijk Alarthskintskerke, dus kerk, gesticht door het kind van een zekeren Alart, of Alardus. Dat ‘kint’ verdween al spoedig en het plaatsje werd genoemd Alardskerke, en Alaerskerke. Toen, blijkbaar als een teeken van eerbied voor den stichter, kreeg Alard den vorm ‘heer’ voor zich: Heer Alard. Tsheralaerds-, Tseralaerts-, Tseraelaerts-, Tseraellaerds-, Tseralairdskerke; Tserolaerds-, Tserolairts-, Tseroelaerts, Tsheerolaerts-, Tserolartskerke; Tseroirts-, Tseroertskercke; Seroeskerke, Seroiskercke, Tseroiskercke, Tseroeskercke; Serooskercke en later Serooskerke. Dit proces heeft zich ontwikkeld in een tijdsverloop van nog geen vierhonderd jaar.
Wij zullen in de volgende afl. nu eenige plaatsnamen bezien, waarvan de afkomst met vrij groote zekerheid vast te stellen is.