[Vragen]
‘Waar komt de schrijfwijze “oirbaar” vandaan en hoe komt het dat deze zich heeft gehandhaafd?’
§§ - De i strekt hier ter verlenging van den voorafgaanden klank. Deze spelwijze kwam vroeger veel voor; air (wel eens gerekt uitgesproken: aier, aijer. ‘... als het jonge zaad ontspruit En de aijer zwelt enz.’ (Tollens); beyr; hair, hayr; heir, heyr (ook wel eens tweelettergrepig uitgesproken. ‘O God!... Gy zyt... de Heer der heiërschaaren!); meir, meyr “Een groote... heyr-vaert over 't Meyr”; oir, oyr, oer (= nakomelingschap, collectief-begrip, onz.; niet manlijk te nemen, i.d.b.v. erfgenaam!)
Wanneer wij zien dat oude vormen zich hebben gehandhaafd, mogen wij veelal denken aan invloed van den Statenbijbel. Deze invloed is steeds zeer groot geweest; en werkt ook thans nog door.
“Bestaat “belevenissen”? of moet het zijn “belefenissen”?”
§§ - Een verschrikkelijk moeilijke vraag. Als wij de “moeilijkheid” eens uit den weg gingen en zeiden: wederwaardigheden; of: lotgevallen?
“Hij liet het zich afweten”. De bedoeling was wel duidelijk, maar... is het zuiver Nederlandsch?’
§§ - Van deze taal weten wij niet veel af.
‘De makelaar zei: Ik kan U nu het huis niet verhuren; ik ben met een ander in gesprek. - Hij bedoelde: in bespreking.’
§§ - Zeker; of: in besprek, dat is wel de meest gebruikelijke vorm. ‘In gesprek’ zou men een archaïsme kunnen noemen. ‘Gesprek’ (afgeleid van het oude ‘gespreken’, dat van oudsher een reeks van beteekenissen kende) heeft vroeger o.m. uitgedrukt: onderhandeling tusschen twee partijen, met het doel om tot een overeenkomst te geraken. Hooft, in Ned. Hist.: ‘Ten naasten daaghe, als men gelaat maakte van de beleegherden andermaals te willen bestooken, verzochten ze gesprek’.
‘Wat is goed: het koersverloop, of: het koersbeloop?’
§§ - ‘Beloop’ is zeer gebruikelijk in toepassing op een kromme of gebroken lijn. Als wij ons de fluctuaties van de koersen voorstellen als weergegeven door een gebroken lijn (‘curve’), dan kunnen wij zonder bezwaar spreken van het beloop der koersen. Maar tegen ‘verloop’ is o.i. ook geen bezwaar in te brengen. Wij spreken van het verloop van een proces, van een ziekte. ‘De zaak, de onderneming is goed verloopen’.
‘Wanneer spreekt men van “materiaal” en wanneer van “materieel”? Is materieel: nog niet verwerkt materiaal?’
§§ - Materiaal wordt gebezigd ter aanduiding van datgene, waarvan iets gemaakt wordt; grondstof. Muntmateriaal, bouwmaterialen.
Met materieel duiden wij aan: benoodigdheden voor zekere werkzaamheden. Legerbehoeften: wapens, munitie, voertuigen enz. Bij de spoorwegen: locomotieven, tenders, rijtuigen, wagens. ‘Rollend materieel’.
‘Men spreekt doorgaans van “om mijnentwil”, “om onzentwil”, met een t er in, die er feitelijk niet thuis behoort. Wij dienden te zeggen: om mijnen (onzen) wil.’
§§ - Die t, een zgn. ‘paragogische’ of ‘ingevoegde’ letter, heeft hier ten doel een hoorbaar en zichtbaar onderscheid aan te wijzen tusschen: om (volgens) mijnen wil, d.i. wegens mijn begeerte, en: om mijnentwil, ter wille van mij.
Die ingeschoven t vinden wij ook in mijnentwege, allenthalve enz.
‘“Jan lijkt als twee druppels water op Piet”. Deze zin is niet goed; het moet zijn: Jan en Piet lijken als twee druppels water op elkaar.’
§§ - De tweede zin is inderdaad logischer opgebouwd, maar wij begrijpen den eersten toch ook best: Jan lijkt op Piet (zoo)als twee druppels water op elkaar gelijken.
‘Kan men het ww. fronsen gebruiken zonder voorhoofd of wenkbrauwen te noemen? In een roman van dezen tijd las ik tot vervelens toe: hij (zij) fronste.’
§§ - Het Wb. d. Ndl. Taal zegt: Fronsen, bedrijvend, zelden onzijdig (= onovergankelijk). Bij de vele vbb. die het Wb. geeft, vinden wij er geen van onovergankelijk gebruik.
‘Eveneens uit den hedendaagschen romanstijl. “Languit op een divan liggend zat zij recht bij het hooren van een geluid”. “Een der tafelgenooten stond recht om een toast te houden”. In het eerste geval: zat zij recht op; in het tweede: stond op.’
§§ - Accoord. En een ‘toast’ (heildronk) wordt niet ‘gehouden’ maar: ingesteld. Een toast is geen aanspraak!
‘Bestaat het ww. ironiseeren? Zich ironisch uitdrukken, zal het moeten beteekenen.’
§§ - Ja, zegt het Wb.; ‘ironiseeren’, iets bespottelijk, belachelijk maken. ‘Aldegaar larie en apekool..., lachte Ko ironiseerend’ (Querido).