HIËRO- heilig. Hiërarchie, priesterregeering. |
HIPPO- paard. Hippodroom, paardenrenbaan. |
HOMEO- gelijk. Homeopathie (homoeopathie) geneeswijze door toepassing van kleine hoeveelheden van een stof die, toegepast op een gezonde, de ziekte juist zou verwekken. |
HOMO- dezelfde. Homogeen, van dezelfde (gelijkmatige) samenstelling. |
HORTI- tuin. Horticultuur, tuinbouw. |
HYDRO- water. Hydrotherapie, geneeskunde door toepassing van water. |
HYGRO- vocht. Hygrometer, vochtigheidsmeter. |
HYPER- boven, over. Hypercritiek, te ver gedreven critiek. (Iets waarvoor wij ons te wachten hebben!) |
HYPNO- slaap. Hypnose, ‘zenuwslaap’. |
IDIO- eigen(aardig). Idioom, taaleigen. |
INTER- tusschen, onder. Interim, tusschentijd. Interpunctie, het plaatsen der schei- en zinteekens. Interventie, tusschenkomst, bemiddeling. |
INTRA- van binnen. Intracellulair, binnen in de cel. |
INTRO- naar binnen. Introduceeren, ingang verschaffen. |
ISO- gelijk. Isoglos, lijn die de plaatsen verbindt, waar eenzelfde woord gangbaar is. |
KILO- duizend. Kilogram, 1000 gram. |
LEG(IS)- wet. Legitiem, wettelijk. Legitimatie, echtverklaring. |
LINGU(I)- tong. Linguist, taalgeleerde. (Fr. langue, Eng. tongue, taal). |
LITHO- steen. Lithographie, steendruk. |
MAN(I)- hand. Manipuleeren, behandelen. |
MATRI- moeder. Matrimonium, moederlijk erfdeel. Huwelijk. |
MELA(N)- zwart. Melancholiek, zwartgallig. |
METEOR(O)- lucht. Meteorologie. |
METRO- maat. Metronoom, maatmeter (in de muziek). |
METRO- moeder. Metropolis, moederstad, vanwaar de kolonisten uitgegaan zijn. Wereldstad. |
MICRO- klein. Microbe, bacterie. |
MIS(O)- haat. Misanthroop, menschenhater. |
MON(O)- een. Monarch, alleenheerscher. |
MORBI- ziekte. Morbide, ziek; thans ook wel: zacht, mollig. |
MORPH(O)- vorm. Morphologie, leer der vormen. Amorph, zonder (kristallijnen) structuur. |
MULT(I)- veel. Multiplicatie, vermenigvuldiging. |
MYO- muis. Myosotis, muizenoor (vergeetmijniet). |
MYRIA- tienduizend. Myriameter, 10.000 m. |
MYTH(O)- fabel. Mythologie, fabelleer. |
NECRO- doode. Necrologie, levensbeschrijving van een overledene, lijst van afgestorvenen. |
NEO- nieuw. Neologisme, nieuw gevormde uitdrukking. |
NEURO- zenuw. Neuroloog, zenuwarts. |
NOCT(I)- nacht. Nocturne, avondzang. |
OCT(I)- acht. Octaaf, achtste en laatste dag van een kerkelijk feest; i.d. muziek: achtste toon. |
OLIG(O)- weinig. Oligarchie, regeering van enkelen. |
OMNI- al, alles. Omnibus, voertuig voor allen. |
ONOMA- naam. Onomatopee, woordvorming door klanknabootsing (klokken, sissen). |
ONTO- het zijn, wezen. Ontologie, leer van het bestaande. |
ORNITHO- vogel. Ornitholoog, vogelkundige. |
ORTHO- recht. Orthodox, rechtzinnig, aanhanger van het oude geloof. (Tegenover: heterodox, onrechtzinnig, van afwijkend geloof). |
OX(Y)- scherp, zuur. Oxygenium, zuurheidverwekker, zuurstof. Oxydeeren, een verbinding aangaan met zuurstof. |
PACI- vrede, Pacificatie, bevrediging. (De Pacificatie van Gent, het begin van onze eenheid.) |
PAED(O)- kind. Paedagoog, opvoeder. |
PALAEO- oud. Paleologie, oudheidskunde. |
PAN(TO)- alles. Pantheïsme, algeloof; geloof dat God en de wereld één zijn. |
PARA- naast, langs. Parallel, evenwijdig. Paradox, een stelling, die ‘er naast’ is. (of schijnt). Paranimf, geleider van een candidaat (bij een promotie). |
PATH(O)- ziek. Pathologie, ziekteleer. Pathos, hartstochtelijkheid, aandoenlijkheid, hoogdravendheid. |
PATR(I)- vader. Patrimonium, vaderlijk erfdeel. |
PED(I)- voet. Pedicure, likdoornsnijder. |
PENTA- vijf. Pentateuch, de vijf boeken van Mozes. |
PETRI- steen. Petrificatie, versteening. Petroleum, aardolie. |
PHARMAC(O)- geneesmiddel. Pharmaceut, geneesmiddelenbereider. |
PHIL(O)- vriend. Philosoof, wijsgeer, vriend der wijsheid. |
PHON(O)- stem, klank. Phonograaf, geluidschrijver. |
PHOS-, PHOT(O)- licht. Photographie. |
PHYSI(O)- natuur. Physica, wetenschap der natuur. |
PLEUR(O)- zijde. Pleuritis, ontsteking van het borstvlies, gepaard met pijn in de zijde. |
PLUTO- rijkdom. Plutocratie, regeering der rijken. |
PNEUMA- lucht. Pneumatische pomp, luchtpomp. |
PNEUMO- long. Pneumonie, longaandoening. |
POLY- veel. Polychroom, veelkleurig. |
POST- na. Posthumus, na den dood. |
PRAE- voor. Praeses, voorzitter. |
PRO- voor(t). Pronomen, voornaamwoord. Prothesis, voorvoeging. Produceeren, voortbrengen. |
PROTO- eerste. Prototype, het eerste, het oorspronkelijke model. |
PSEUD(O)- leugen. Pseudoniem, gefingeerde naam, waaronder een auteur schrijft. |
PSYCH(O)- ziel. Psychiater, zielkundige. |
PYR(O)- vuur. Pyrotechniek, de kunst om vuurwerk te maken. |
RACHI- wervelkolom. Rachitis, ziekte van het beenderstelsel, Engelsche ziekte. |
RADI(O)- straal. Radioactief, werkzaam door uitstraling. |
RADIC- wortel. Radicaal, ingeworteld, diep. Radicaal genezen, geheel en al. |
RHIN(O)- neus. Rhinoceros, neushoorn. |
RUR-, RUST- land. Rustiek, landelijk. |
SACCHAR(I)- suiker. Saccharine, zoetstof. |
SAT(IS)- genoeg. Satisfactie, genoegdoening. |
SEMA- teeken. Semaphoor, seinpaal, kusttelegraaf. |
SEPTI(C)- bederf. Antiseptisch, bederfwerend. |
SIMIL(I)- gelijkend op. Similidiamant, kunstdiamant. |
SIMUL- gelijktijdig. Simultaanwedstrijd, wedstrijd van één speler tegen velen. |
SINE- zonder. Sinecure, schijnbaantje, waaraan geen werk verbonden is. |
SISMO- schok. Sis(seis-)mologie, leer der aardbevingen. |
STEA(R)- vet. Stearine, grondstof voor de kaarsenfabricatie. |
STENO- smal, kort. Stenographie, kortschrift. |
STETHO- borst. Stethoscoop, werktuig om de borst te onderzoeken. |
STRAT(O)- leger. Strategie, krijgskunde. |
SUB- onder. Sub-, ondercommissie. |
SUPER- op(per), boven. Superieur, hoogergeplaatste. |
SYL-, SYM-, SYN- samen, met. Syllabe, lettergreep. Symphonie, veelstemmig muziekstuk. Symptoom, verschijnsel dat een ziekte vergezelt. Synode, kerkelijke vergadering. Syntaxis, woordvoeging. |
TAUTO- hetzelfde. Tautologie, het herhalen van een reeds uitgedrukt begrip door een ander woord. |
TELE- ver. Telegraaf, vèrschrijver. |
TEXT- weefsel. Textielgoederen, geweven goederen. |
THEO- God. Theologie, Godgeleerdheid. |
THERM(O)- warm. Thermometer. |
TOP(O)- plaats. Topographie, plaatsbeschrijving. |
TRANS- over. Transporteeren, overbrengen. |
TRANS- aan gene zijde van. Transvaal, transatlantisch. |
TYPO- merk, letter. Typographie, boekdrukkunst. |
ULTER-, ULTIM- verder, verst, laatst. Ultimatum, laatste aanzegging. Ultimo, laatste dag der maand. |
ULTRA- uiterst, verder dan, aan gene zijde. Ultraviolette stralen, met nog grooter aantal trillingen dan de violette. |
UN(I)- een. Uniform, een-, gelijkvormig. |
VELO(CI)- snel, Velocipède, toestel waarmede men zich door de kracht der beenen snel voortbewegen kan. |
VI(CE)- onder, plaatsvervangend. Vice-president. |
XENO- vreemd. Xenocratie, heerschappij van vreemdelingen. Xenomanie, overdreven zucht voor alles wat vreemd is. |
XYLO- hout. Xylographie, houtsnijkunst. Xylophoon, muziekinstrument waarbij de tonen door houten staafjes voortgebracht worden. |