| |
Van onze leden.
Wrongel.
‘Wrongel’ was tot nu toe wel het meest bekend als tusschenproduct bij de kaasbereiding en niet als eindproduct. Ook Le Franck van Berkheij vermeldt het niet als eetwaar op zichzelf. Maar nu mijn wrongelervaringen. Ik ken het woord al vanaf mijn prilste jeugd. En het ‘spul’, dat er mee aangeduid werd, was wel degelijk eetwaar.
Mijn Moeder is een Groningsche (uit de stad Groningen) en ging vroeger dikwijls naar een ‘wrongeltuin’ om een portie wrongel te eten. Het was zuur en werd opgediend met suiker en room. Misschien was het wel de Fransche ‘fromage frais à la crème’. Het was in elk geval lekker!
Mijn Vader is een Gelderschman (uit Barneveld) en at thuis dikwijls wrongel. Het werd verkregen door zuurgeworden melk te koken. De melk stremde dan, zoodat men het water (de wei) er zoo af kon gieten. Het werd meestal gegeten met melk en suiker, ook wel zonder melk. Ikzelf heb het vaak gegeten. Een paar jaar geleden kreeg ik het in Amsterdam ergens als toespijs. De gastvrouw vertelde, dat de melk zuur geworden was; en omdat ze het niet weg wilde gooien, had ze er maar wrongel van gemaakt. De dame noemde dat ‘goedje’ dus ook wrongel.
Dat men met wrongel gewoonlijk het tusschenproduct tusschen melk en kaas aanduidt, heb ik eigenlijk nog nooit geweten! Maar 't zal wel ongeveer hetzelfde zijn als mìjn wrongel. 't Is toch een soort van gestremde melk. Stremmen, intr., van melk: dik worden door toevoeging of ontwikkeling van zuur, zegt het Wb. d. Ndl. Taal. Of dat nu door middel van stremsel gebeurt of doordat de melk vanzelf zuur wordt, dat zal voor de uitkomst toch wel niet zooveel verschil uitmaken. Het zoogenaamde ‘quark’ is toch ook iets dergelijks. Als men nu het tusschenproduct bij de kaasbereiding èn mìjn product beide wrongel noemt, kan men quark natuurlijk ook wrongel noemen. Het ís immers wrongel!
| |
Galvaniseren
- Niet alleen onder leken, maar zelfs onder technici wordt met gegalvaniseerd soms bedoeld: verzinkt, al of niet langs galvanische weg. Galvaniseren heeft in geen geval betrekking op verzinken door dompelen in een zinkbad, het op het vuur verzinken (door sommige ongeletterden ‘vuurverzinken’ genoemd). Daarentegen valt onder het begrip galvaniseren wel het langs electrolytische weg overtrekken van een meestal metalen voorwerp met een laag van een ander metaal, dat ook geheel iets anders dan zink kan zijn.
Men spreekt van een vergulde medaille, een verzilverd potlood, een verkoperde vogelkooi, een verzinkte schroef, een vertinde soldeerbout. Deze woorden zijn afgeleid van de namen van metalen die van ouds bekend zijn. Met nikkel, dat toch
| |
| |
ook niet van gisteren is, begon men te knoeien: velen spreken van een genikkeld stuur i.p.v. vernikkeld; zij laten hun velgen nikkelen i.p.v. vernikkelen. De analogie met verzilveren, vergulden, verzinken kan hen echter alras weer op de been helpen.
Maar toen is chroom in de rij getreden. Mensen met taalgevoel hadden er geen moeite mee: zij verchroomden voortaan. Dit was echter velen te simpel. Ieder zou op die manier direct begrijpen, wat er bedoeld werd en dat verdiende zo'n ingewikkeld en modern procedé niet, dus maakten zij er van: chromeren - gechromeerd, sommigen chromiseerden zelfs, zo in de trant van gebolleerde naamplaten i.p.v. gebolde, gegommeerde etiketten i.p.v. gegomde. Maar met het woord verchromen was nochtans wel iets te bereiken. De techniek schreed evenwel verder en bracht ons cadmium als beschermende laag. Nu lijkt het niet slecht te spreken van een vercadmiumd voorwerp, maar de infinitief vercadmiumen (met één m) is inderdaad een woord met een lelijke staart. Hier hebben de grootdoeners weer een goede kans: zij cadmeren en cadmiseren er lustig op los. Het Hoogduits heeft vercadmen en vercadmet. Dat kan in het Nederlands niet. Wat moeten wij hier doen? En wie redt ons als wij moeten beginnen met platina, antimonium (niet antimoon), selenium (niet seleen), osmium, iridium of aluminium?
| |
Haverklap
- Op blz. 7 lees ik eene verklaring voor ‘om een haverklap’. Ik wil gaarne aannemen, dat Uwe uiteenzetting juist is, doch mij is altijd geleerd, dat de term afkomstig is uit het koetsiers- of voerliedenbedrijf. Een koetsier geeft nl. telkens zijn paard een tikje met de zweep, hoewel het dier natuurlijk harder zou loopen, indien het een bak haver voor zich zag staan.
Zou het niet mogelijk zijn, dat een dergelijke klap, die zeer licht aankomt en dien de koetsier het dier telkens geeft, dikwijls zonder dat hiervoor speciale aanleiding is, geleid heeft tot het begrip ‘om een haverklap’, dus: ‘telkens weer’, zonder dat er een gegrond motief voor den klap bestaat? De klap met de zweep zou dan als het ware de haver vervangen.
Bovenbedoelde opmerkingen zijn natuurlijk niet de moeite waard, in ‘Onze Taal’ te worden vermeld, (waarom zouden zij dat niet zijn? - Red.) doch ik meen goed te doen, ze onder Uwe aandacht te brengen.
Wat ik wel in het blad vermeld zou willen zien, is een signaleering van het nieuwbakken woord ‘inzetten’. Vroeger zette men alleen ruiten in en desnoods een stuk in een oud kleedingstuk, doch wanneer U tegenwoordig aandachtig de couranten leest, zult U ervan versteld staan, hoeveel dingen men kan ‘inzetten’, met voorbijgaan van andere goede Nederlandsche woorden, die het begrip duidelijk weergeven.
J.V.
| |
Gewag
- Een lezer vraagt: ‘Kunt U ons een goede Nederlandsche uitdrukking geven voor het Fransche à propos de, of, zooals wij zeggen: à propos van? Men hoort deze uitdrukking veel; ‘zeg, à propos van die laatste emissie, heb je opgemerkt enz.’
§§ - Het is een beetje moeilijk hiervoor een goede Nederlandsche uitdrukking te geven. In de schrijftaal zal men daarvoor: ‘met betrekking tot, ten aanzien van, terugkomende op’ kunnen bezigen, maar dat zijn nu eenmaal uitdrukkingen die in een gesprek wat stijf klinken. Wij zouden kunnen zeggen: ‘we spraken daarnet over die laatste emissie; heb je enz.’, maar dat is misschien wat te lang. Het woordenboek (als wij spreken van ‘het’ woordenboek bedoelen wij het Woordenboek der Nederlandsche Taal, de schepping van Matthijs de Vries) geeft er een aardige uitdrukking voor: ‘In dit gewag van...’ m.d.b.: sprekende over, bij de vermelding. Met de bijvoeging: Een goed-Nederlandsche uitdrukking voor het onvertaalbaar geachte fr. à propos de.
Wij kennen allen dit gewag, maar dan zonder lidwoord of voornaamwoord, in de uitdrukking: ergens gewag van maken (van ‘gewagen’, melding maken, spreken, zeggen). Maar Vondel spreekt van ‘..., om te smoren het gewagh,’; Huygens: ‘...met sijn gewach’. Een taalgeleerde schreef ons onlangs: ‘Ik heb verzuimd een (dankend) gewag te maken van Uwe toezending, enz.’
Zullen wij maar eens zeilen op het kompas van het Woordenboek en dit: ‘In dit gewag van...’ gaan bezigen ter vervanging van ‘à propos de’?
| |
Stempel
- In onze aflevering van December hebben wij het woord stempel i.d.b. van ‘steunsel’ in bescherming genomen, omdat men immers een gereedschap of werktuig, waarmede men stampt, d.w.z. drukt of perst (in-, vastdrukt, -perst) ‘stempel’ noemt.
Uit de mijnstreek schrijft men ons nu, dat men deze verdediging betreurt; men bezigt daar liever de woorden ‘stut’ of ‘stijl’.
Een lid van onzen Raad, terloops hiernaar gevraagd, antwoordt: Ik zou het gebruik van stempel voor ‘steunsel’ willen goedkeuren. Ik heb nl. den indruk (maar kan dat zonder materiaal natuurlijk niet verifieeren), dat ‘stempel’ in dien zin niet een verzinsel van den laatsten tijd is, maar een oude benaming. Is dit juist, dan vermoed ik dat de verhouding tot het grondwoord ‘stampen’ ongeveer dezelfde is als die van ‘strevel’ en hd. ‘strebe’ eenerzijds en het ww. ‘streven’ anderzijds. Een woord dat ‘stut, schoor, steunsel’ beteekent, kan dus wel behooren bij een werkwoord dat in zijn oudste beteekenissen een beweging of een stooten aanduidt, en zulk een verband zal gemeenlijk niet jong zijn. Wij hebben dus niet het recht zulk een benaming af te keuren.
| |
| |
| |
Inmiddels.
‘Het duurde inmiddels tot 1595 voor aleer...’; ‘Inmiddels verblijven...’ - Verkeerd gebruikte tijdbepalende woorden; soms volstrekte onzin. Aldus een lid; dat echter zijn strenge oordeel zal moeten herzien, wanneer hij verneemt dat men zulke uitdrukkingen, zulke ‘cliché-woorden’, overal kan vinden, ja, en zelfs door goede schrijvers gebruikt. ‘Aan het slot van een brief vaak een bloote formule’. Goed; ‘bloote formule’, maar geen ‘onzin’!
Wat zegt de Stilistische Grammatica? Inmiddels, intusschen: terugwijzende zinsdeelen, zoowel door aanduiding van tijd, als van een tegenstelling of toegeving.
Laat ons het zóó zeggen: het overmatige gebruik van zulke ‘leege’ woorden getuigt niet van zorg voor de taal; een keurige schrijver zal het vermijden.
| |
De vrouwen, haar...
- Naar aanleiding van de vraag in onze vorige aflevering over ‘vrouwen, die voor hun volk werken’ - i.p.v.: voor haar volk - merkt een lezer op: ‘Het wil mij voorkomen, dat we hier niet àl te streng moeten zijn: let u eens, in de Algemeene Beschaafde spreektaal op het gebruiken van “hun”, als dat woordje betrekking heeft op dames. Zouden er veel mensen zijn, die niet zeggen: die dames hebben hun tassen laten liggen, hun trein gemist, hun tijd lelijk verpraat?’ Onze lezer haalt dan eenige voorbeelden aan van Henr. Roland Holst - Van der Schalk, welke dichteres spreekt van: de vrouwen... hun hart, hun hoofd, hun mond, hun oogen, en van Jac. van Looy, die over meisjes sprekende, ook den vorm hun bezigt, en hij concludeert ‘dat het verschil tusschen “hun” en “haar” 3e persoon meervoud aan het afslijten is’.
- Dit laatste dunkt ons geen gewaagde conclusie. ‘Tout casse, tout lasse, tout passe’; de vraag is maar of wij dit proces moeten toejuichen om niet te spreken van in de hand werken. ‘Kind wees toch niet zoo ruw; het is mijn mooiste servies en waar haal ik in dezen tijd een nieuw vandaan!’ - ‘Hè moe, wat ben je weer vervelend. Tante Han heeft er pas ook een gebroken en toen heb je niks gezegd.’
| |
Reageeren
- Naar aanleiding van wat in het Januari-nummer over ‘reageeren’ wordt gezegd, zou ik de vraag willen stellen, of het niet beter is te zeggen: ‘Men onderzoekt het filtraat op chloor’, dus zonder ‘in’. Of: ‘men zoekt in het filtraat enz.’
Dr. J.R.
Ons lid Dr. K., aan wien wij de hierboven bedoelde opmerking dankten, gaat accoord met de thans aangegeven wijziging. De door Dr. R. voorgestelde redactie, waarbij het woordje ‘in’ uit de aanvankelijk geopperde formuleering wordt geschrapt, lijkt ook hem beter.
| |
Heftig
- Een lezer maakt aanmerking op ons gebruik van heftig in den zin van ‘hevig’: een heftig verlangen (O.T. 1941, 98; art. ‘Begeeren’). Hij is van oordeel dat ‘heftig’ alleen gebezigd mag worden in den zin van: driftig, kwaad, twistzoekend.
O.i. ten onrechte. ‘Heftig’ kan stellig gebruikt worden voor: driftig, woest, en in het Etymologisch Woordenboek van Franck - Van Wijk vinden wij verwijzingen naar woorden met de bet. vijandschap, haat, twist, maar wij vinden daar als bet. van ons woord ook genoemd: ‘hevig, onstuimig’. En in het Wb. d. Ndl. Taal vinden wij een reeks van voorbeelden van beide beteekenissen. ‘Heftig worden,... opstuiven’; ‘heftig uitvaren’; ‘Is er dan geene Justitie meer...? riep de Prins heftig uit’ (heftig hier i.d.b. ‘toornig’) - maar ook: ‘heftige ongenade’ (zeer groot), bij V. d. Palm; en Hooft past ‘heftig’ zelfs toe op: zachtheid. Beets spreekt van: ‘een ziel, zoo getrouw in de liefde als zij heftig geweest was in den haat’, maar elders zegt hij: ‘Derzulken liefde is trouw en groot, maar heftig tevens.’
Wij mogen dus ‘heftig’ bezigen voor: vurig, hartstochtelijk en de verbinding ‘heftig verlangen’ is niet af te keuren.
| |
Interesse
- ‘Indien U interesse heeft eens nader kennis te maken met deze serie...’ ‘De interesse van den modernen zakenman zal zeker wel 't allerminst uitgaan naar...’.
In kringen van den handel worden dikwijls aan vreemde talen ontleende uitdrukkingen gebruikt uit een zekere geestelijke luiheid; men wil niet de moeite nemen even te zoeken naar het Nederlandsche woord, of men gunt er zich den tijd niet toe, en behelpt zich maar met het ghereetste (wat het eerst te hand komt). Maar als nu het Nederlandsche woord vlak voor de hand ligt - immers, belang stellen in, belangstelling hebben voor, is toch doodgewoon Nederlandsch - en men gebruikt desondanks het verhaspelde vreemde woord, wat moet men daar dan van denken?
| |
Zwakke taal
- Een jaarverslag van een maatschappij wordt doorgaans niet inderhaast samengesteld; het zal meestal wel met de noodige zorg worden geredigeerd, met de Directie besproken, aan Commissarissen ter beoordeeling voorgelegd, kortom, als het wordt uitgebracht zal wel elke oneffenheid zijn weggevijld.
Een tram-maatschappij nu, deelt haar aandeelhouders mede dat het personenvervoer erg achteruit is gegaan en zij wil dit met cijfers toelichten; er zijn in het verslagjaar 25000 personen minder vervoerd dan in het daaraan voorafgaande jaar. Dit wordt nu in het verslag: ‘25000 reizigers maakten van de door ons aangeboden vervoersgelegenheid minder gebruik’; m.a.w.: die 25000 zijn niet zoo geregeld als vroeger meegegaan; zij hebben af en toe eens een dagje overgeslagen!
| |
| |
| |
Verplichtingen
- In een publicatie van een onzer overheidsorganen (instanties zeggen sommigen) leest men dat bepaalde handelingen van den staatsburger verplichtend zijn. Nu mag men wel geen ogenblik aan de zin voor erkentelijkheid bij de overheid twijfelen, men kan zich zelfs voorstellen dat de uitvoerders van de wetsbepalingen er steeds op bedacht blijven aan wetsgetrouwe staatsburgers wederdiensten te bewijzen, maar primair is dat niet. Er zullen altijd wel van die mensen blijven bestaan, die niet genoeg fijn gevoel bezitten om op hoffelijke uitnodigingen alleen te reageren. Dezulken komen slechts in beweging, als zij verplicht worden iets te doen of te laten.
B-n
(Verdam meent dat de verkeerde vorm onder invloed van verbindend ontstaan is. - Red.)
| |
Beugel
- Een lezer schrijft: Bij resolutie van 9 December 1695 gaf de regeering der stad Utrecht te verstaan dat: ‘na 't exempel van eenige steden in Holland, van alle brieven, die volgens het reglement gestelt zijn op 2 ende 3 stuivers ende den beughel ter vergaderinge vertoont, ende geordonneert op 't postcomptoir te plaatsen, connen passeeren, betaelt sal worden enkeldt port ende van degeene, die den beughel niet connen passeeren dubbel geldt.’
Door deze aanhaling wil ik niet beweren, dat niet elders honden en wellicht andere ‘te belasten’ voorwerpen door een beugel werden gehaald om de belastbaarheid vast te stellen. Ik heb slechts een authentiek bewijsstuk voor mijn uitleg der onderwerpelijke uitdrukking naar voren willen brengen.
| |
Kater
- Wij kennen in het Nederlandsch (zie o.a. Hoeven) het woord ‘katterig’. Zou kater niet met dit woord in verband staan? En zou ‘katterig’ misschien in verband staan met den schepeling die afgerost is met den ‘kat’, d.i. een zweep met negen touwen? De stemming van dien man was wellicht ‘katterig’.
In het Duitsch is ‘Katze’ o.a. ‘eine aus neun Tauenden bestehende Peitsche’.
(Wij zouden zeggen dat wie een bewerking heeft ondergaan met onze ‘kat met negen staarten’, met de genoemde Duitsche ‘Katze’, of met de Engelsche ‘cat o' nine tails’, zich wel méér dan ‘katterig’ zal gevoelen! - Red.)
| |
Boorden
- Een lezeres maakt ons opmerkzaam op de gewoonte, bij het woord ‘omboordband’, of ‘omboordlint’ de ‘d’ van boorden te verwaarloozen.
Zoo is het; de bewerkers van het eerste stuk van deel III van het Wb. d. Ndl. Taal, J.W. Muller en A. Kluyver, zeggen t.a.v. ‘boorden’: In deze beteekenis in alledaagsche spreektaal veelal boren uitgesproken.
|
|