| |
Van onze leden.
Weren.
‘De fabrikant had onder vele andere weren aangevoerd, dat de kooper zijn reclamerecht had verwerkt.’ Mag ik omtrent de juistheid van de gespatieerde woorden Uw meening vernemen?
Wij hebben ten aanzien van de ons gestelde vraag het oordeel ingewonnen van een lid, Meester in de rechten, en uit hetgeen deze ten antwoord op ons verzoek schrijft, nemen wij het volgende over:
Ruim 40 jaar geleden, toen ik mijn praktijk begon sprak men niet van ‘weer’ voor verweer; evenmin gebruikte men het meervoud ‘weren’. Ook het Wetboek van Burg. Rechtsvordering kent, als ik mij niet vergis, de woorden weer en weren niet.
De artikelen 137, 139, 143 en 145 hebben het over ‘antwoord of verwering’. Toen ik Uw brief had gelezen was mijn eerste gedachte: dat is weer de luiheid van den tegenwoordigen tijd; verweergrond is te lang, dan maar het kortere ‘weer’.
Het verklarend Zakboekje der Nederlandsche Taal van W.K.D. Lustig en M. Koenen (geen jaartal maar het is al oud) geeft achter ‘weer’ in de beteekenis van verwering aan: geen meervoud.
Edoch de taal leeft en verandert. Ik heb daarom mijn licht opgestoken bij twee advocaten, die beiden een ruime praktijk hebben en bij den president van de Rechtbank. Alle drie zeggen, dat weer en weren tegenwoordig veel gebruikte en algemeen erkende uitdrukkingen zijn.
Ook verwerken in den zin van verspelen gebruikte men vroeger niet, maar thans schijnt het zeer gebruikelijk te zijn.
‘Verwerkt’ wil dan zeggen: heeft intusschen handelingen verricht, die gelijk staan met afstand doen van het (reclame) recht; heeft dit verspeeld.
§§ - Laat ons bij het vorengaande de volgende aanteekening mogen maken.
Het woord were is in de middeleeuwen bij ons zeer veel in gebruik geweest, en wel in de beteekenis van ‘verweer’, ‘tegenweer’, en verschillende middelen, daartoe dienend. In dat laatste geval komt een heel enkele maal het meervoud voor, maar het lijkt zeer zeldzaam. In ééne formule vinden wij het echter herhaaldelijk, tot in de 16de eeuw toe, zoo niet langer nog: iemand wordt ‘versteken van alle zijne exceptiën declinatoire, dilatoire ende peremtoire, weeren ende deffenciën’.
Onze algemeene taal kent het enkelvoud nog in: zich te weer stellen, tegenweer, en, in anderen zin, in de weer zijn.
Verwerken, met ver- in de beteekenis: verwijdering, bederf, dus: door zijn daden verbeuren, komt in het Middelnederlandsch al wel voor.
| |
| |
Kiliaen in de 16de eeuw kent: zijn leen verwerken, maar de gangbare uitdrukking was toen al: verbeuren. (Veel vaker kwam de term in het Middelnederlandsch voor met een persoon als lijdend voorwerp, in de beteekenis: iemands gunst verbeuren, hem tot zijn vijand maken.)
Het lijkt er dus wel wat op, dat de taal, die leeft, hier zeer oude inheemsche termen heeft doen herleven.
Van ‘verwerken’ zegt De Nederlandsche Rechtstaal (uitgave der Nederl. Juristen-Vereeniging) II (1916): ‘is dikwijls te vervangen door: verbeuren’.
| |
Neven- en bij-
Neven- in samenstellingen drukt uit het begrip naast, en tevens gelijkheid; nooit: ondergeschiktheid. Laat ons maar denken aan ‘even’. Vroeger gebruikten wij neven als voorzetsel. ‘Jaap lag en stierf: de Zoon... stond ernstig neven 't bed’ (Staring). ‘Een dame staat neven 't station’ (v. Zeggelen).
Een ‘nevenkamer’ is dus een kamer naast een andere, niet een kleinere kamer; ‘nevenman’: een soldaat naast een anderen in het gelid staande, niet een soldaat van lageren rang. ‘Nevennaaste’ (wij zeggen thans: evennaaste), de naaste en als zoodanig gelijke. ‘Nevenrivier’: een rivier naast een andere. ‘De Euphraat en de Tigris zijn nevenrivieren’.
Bij daarentegen kàn het begrip ‘naast’ uitdrukken zonder het begrip van ondergeschiktheid (bijdraaien, bijvallen, bijschrift), maar veelal zal het uitdrukken het begrip van iets bijkomstigs, in tegenstelling met een hoofdzaak. Bijbank, bijbedoeling, bijwagen, bijrivier, bijzin, bijnaam, bijlooper, bijzaak, bijverdienste.
Wij moeten er dus voor waken ondergeschiktheid door neven- aan te duiden; dus niet spreken van: nevenbank, nevenbedoeling, nevenverdienste, wanneer wij willen uitdrukken: bijbank, bijbedoeling, bijverdienste.
| |
Teruggaaf.
Blijkens een ‘Beschikking op een verzoek om teruggaaf’ heeft de Inspecteur der invoerrechten en accijnzen besloten ‘een teruggaaf te verleenen’. Is dit ‘teruggaaf’ goed Nederlandsch?
J.J.V.
Een lid van onzen Raad antwoordt hierop:
* Eerlijk gezegd heb ik, evenals de heer V., wel bezwaar tegen teruggaaf, maar ik zie dat Dr. Heinsius dat niet deelt (Wb. d. Ndl. Taal XVI, 1656). Bovendien blijkt het dat V. d. Palm, die toch een keurig stilist was, het woord in de eerste jaren der 19de eeuw al gebruikt heeft, en verder is er bij Heinsius een wat jonger citaat uit Veegens. Tegenover al deze heeren sta ik dus wel wat eenzaam, doch ik wil mijn argumenten toch meedeelen.
Gaaf is in onze taal, in tegenstelling met het Duitsch, alleen de benaming voor een concretum, nl. voor datgene wat gegeven wordt (zie Wb. d. Ndl. Taal IV, kol. 11); het Duitsch gebruikt het ook, zij het dan minder frequent, als naam voor een handeling: het geven. Nu is weliswaar het gebruik in samenstelling bij ons niet geheel in overeenstemming met dat van het simplex: wij kennen ‘op-’ en ‘overgave’, als naam eener handeling (van ‘overgave’ heeft het Wdb. zelfs een voorbeeld uit de 17e eeuw!), maar bij een der beteekenissen van opgave teekent het Wdb. aan, dat ze misschien uit het Hd. is overgenomen. En naast ‘ab-’, ‘an-’, ‘zugabe’ kent het Nederl.: aan-, afgifte en toegift; naast ‘herausgabe’: uitgifte als nomen actionis, terwijl uit gave alleen concretum is. Ook het Middelnederl. ‘wedergave’ heeft geen andere dan een concrete beteekenis: belooning. Composita op -gaaf en -gave die werkingsnamen zijn kent het Nederl. dus stellig heel weinig, en ik zou daarom van terug- en weergave als nomina actionis liever niet willen weten, tegen het gezag van genoemde heeren in. Naar analogie van aan- en af gifte zouden *terug- en *weer gifte voortreffelijk zijn, maar die komen helaas niet voor. Wij zullen het daarom maar met terug- en weer geving moeten doen. Ik moge nog opmerken, dat de overige citaten van teruggave in het Wdb. (dus behalve die van V. d. Palm en Veegens) alle uit ambtelijke taal zijn; dit gebruik zal vrij zeker onder Duitschen invloed staan.
| |
Tweedehands(ch).
‘Koenen-Endepols geeft alleen de bijvoeglijke vorm; waarom zegt men dan niet tweedehandsche banden. Ik voel er iets van een genitief in en denk dus over tweede(-)hands banden (zooals tweede rangs plaats).’
* Door, uit de eerste, tweede, derde hand zijn bij koop vanouds veelgebruikte termen. (Overdrachtelijk ook van verkrijging van nieuws.) Die uitdrukkingen gaven aanleiding tot de vorming van samenstellingen: tweede-handsrijwiel, tweede-handskleeding, enz. Men lette op de plaatsing van het koppelteeken binnen het eerste lid, dat als eén geheel van de s wordt voorzien. Die s is wel in oorsprong genitief; maar hier slechts naar analogie van andere, oudere samenstellingen gebruikt; vgl. waarheidsliefde, regeeringscrisis, vrouwspersoon (dit zijn alle vrouwelijke woorden). In het oude Germaansch stond in de meeste gevallen de genitiefbepaling vóór het bepaalde woord (wij kennen die constructie nog wel: des konings zoon, der koningen huizen), en zoo kon geleidelijk de samenstelling, als éénheid, ontstaan. Naar de oudtijds zoo ontstane typen vond later en vindt nog steeds, nu analogisch, vorming van samenstellingen plaats. Bij uitbreiding ook met de s achter een verbinding van woorden.
| |
| |
Zooals in ons geval. Men zal echter tweederangsplaatsen dan ook als samenstelling moeten schrijven, in eén woord.
Het adjectief ‘tweedehandsch’ is geen afleiding van een genitief op -s, maar van ‘tweede hand’, met het achtervoegsel sch. Men vergelijke: zoetemelksche kaas, zevenmaandsch kind (als adjectief naast de samenstelling zevenmaands kind), driedraadsche wol.
| |
Stukgeverfd
- In het laatst verschenen nummer van ‘Onze Taal’ wordt de uitdrukking ‘Stukgeverfd’ gewraakt. Als textielchemicus zij het mij vergund hierover het volgende op te merken:
Het verven van textielmateriaal kan principieel op drie tijdstippen van de verwerking plaats vinden, nl. met de losse vezels (laten we voor het gemak wol nemen), met het garen, en met het weefsel. Weefsels, voornamelijk wollen weefsels, worden altijd stukken genoemd. Daarom is van oudsher gebruikelijk te spreken van ‘wolverf’, ‘garenverf’, en ‘stukverf’. Men zegt: dit artikel is stukgeverfd, om aan te duiden dat het verven ‘in het stuk’ heeft plaats gevonden. Terloops wil ik hierbij opmerken, dat vroeger het verven ‘in de wol’ het duurzaamste resultaat gaf, maar ook het duurst en moeilijkst was, waarmede wel samen zal hangen de uitdrukking ‘Hij is door (in) de wol geverfd’ in de zin van: hij doet of weet het uitstekend.
Ik wil hiermede de uitdrukking ‘stukgeverfde dameskleedingstoffen’ niet goedpraten, ze heeft voor een leek inderdaad zeer dubbelzinnige betekenis, maar hoop ze althans begrijpelijk gemaakt te hebben. Zo gek als het lijkt, is het niet.
B-s
(Wij danken ons lid voor zijn toelichting. Inderdaad, ‘stukgeverfd’ is niet goed te praten; laat ons daarom mogen voorstellen inplaats van ‘stukgeverfd’ te zeggen: in het stuk (in de wol, in het garen) geverfd. Zelfs over een jaar gerekend, zullen die twee kleine woordjes geen noemenswaardig tijd- of geldverlies opleveren. En onze taal zal het ten goede komen. - Red.)
| |
Menggas
- Wij dienen onderscheid te maken tusschen menggas en gemengd gas. Met het eerste kunnen wij slechts aanduiden gas, dat bestemd is tot gemengd worden met iets anders: het is een samenstellend deel van een mengsel, dat ik van plan ben te maken. ‘Gemengd gas’ is het resultaat van deze menging. Als wij dus ‘gemengd’ gas bedoelen, moeten wij niet ‘menggas’ zeggen; dan beleedigen wij ons taalgevoel.
L.
§§ - Er is uiteraard niets tegen, wanneer men onderscheiden wil tusschen gas, dat bestemd is om te worden gemengd, en gas, dat gemengd is geworden, daarvoor de woorden ‘menggas’ en ‘gemengd gas’ te bezigen. Dat het bepaald tegen onze taal ingaat gemengd gas met ‘menggas’ aan te duiden, zouden wij niet durven zeggen. Wat duiden wij aan met ‘brei-, haakwerk’? zoowel een werkstuk, dat nog onderhanden is, als een, waarbij de handeling haken of breien reeds voltooid is. Wel kunnen wij zeggen - zooals wij in het artikel ‘Samengestelde Naamwoorden’ reeds in het licht stelden - dat composita, waarbij het verbale eerste lid actieve beteekenis heeft, bij ons verre overwegen. In het Duitsch zijn samenstellingen met verbaal passief eerste lid gewoner dan bij ons: ‘bratkartoffeln’ zijn bij ons ‘gebakken aardappelen’ en geen ‘bakaardappelen’.
| |
Kaar
- Ik heb menigmaal voor ‘reservoir’ het woord kaar hooren bezigen: kolenkaar, notenkaar (in een oliefabriek). Is dit ‘kaar’ een goed Nederlandsch woord? evenals bun (vischbun)?
v. L.
§§ - ‘Kaar’ is een heel oud woord; Kiliaan spreekt reeds van: ael-, bie-, vischkarre. In molens (koren-, grutters-, pel-, oliemolens enz.): trechtervormige toevoerbak. In oliemolens is het kaar of het kaartje de kleine bak zonder bodem, aan den vuister..., waardoor het gewarmde meel als door een trechter in de bulen wordt gegoten. Verder vindt men daar een kaar aan de pletterij, om het zaad op de pletrollen te doen loopen, en een ander voor de oliebakken, om de olie in den bak te gieten (Boekenoogen). Bij visschers: bak of korf (volgens v. Dale: rugkorf) met deksel, om de gevangen visch in te doen en in mede naar huis te nemen; bunnetje: kanis. Vischkaar. (Aanteekening uit de 18e eeuw: Kaar is in N.-Ndl. slechts een houten bak met gaten doorboord, of groote teenen mand, om visschen in levend te houden.) Ook: de (vaste) bun in een vischschuit.
| |
Reageeren
- Als chemicus heb ik met instemming Uw opmerkingen over het woord ‘reageeren’ op pag. 103 van het laatste nummer van ‘Onze Taal’ gelezen. De ook m.i. onjuiste uitdrukking ‘op een of andere stof reageeren’ heeft mijn taalgevoel vaak gehinderd - hoewel ik haar zelf ook wel gebruik, omdat zij nu eenmaal in ons vak zoo ingeburgerd is.
In het Duitsch dient, om hetzelfde uit te drukken, het woord ‘prüfen’, in plaats van ‘reagieren’. Dus b.v.: ‘Man prüft im Filtrat auf Chlor’, waar wij zouden zeggen: ‘Men reageert in het filtraat op chloor’. Het zou m.i. in het Nederlandsch juister zijn, hiervoor te zeggen: ‘Men onderzoekt (of keurt) in het filtraat op chloor’. Aanvankelijk zullen vele vakgenooten dit wellicht eenigszins vreemd vinden, maar taalkundig lijkt het mij beter.
K-r
(Misschien zegt de C.T.T. er eens iets van. - Red.)
| |
| |
| |
Taatspot
- In No. 12 zegt ons medelid V.d.B. terecht dat een loodrechte as in een pot loopt. Wij noemen dit ondereinde een taats en spreken dus altijd van een taatspot.
Dat ‘lager’ is een afschuwlijk woord, maar ik vrees dat wij het er nooit uitkrijgen, omdat het zooveel gemakkelijker uitgesproken kan worden, en ‘aaneengelijmd’, dan ‘kussenblok’.
v. L.
§§ - Taats, metalen punt aan verschillende voorwerpen aangebracht; in 't bijzonder een stalen tap waarop een verticale as in een holte (‘taatspot’) draait. ‘Deze kruk... (loopt) van onder, met een' verstaalde taats in een potje, hetwelk in den... legger... gehakt is’. ‘De taatspot of keuspot, waarin de onderste roerpen, de zg. taats, draait’. (Wb. d. Ndl. Taal XVI, 679)
‘Kussenblok’; kan het niet ‘kussen’ alleen heeten?
| |
Naneming
- Ik ontving van een expeditieonderneming de mededeeling, dat zij voor aflevering van een zending onder ‘naneming’ der kosten zal zorgdragen. Dit ‘naneming’ is naar mijn gevoelen een ‘overzetting’ en geen vertaling van het woord ‘Nachnahme’. Ik moet echter erkennen geen goede vertaling te weten. Het woord ‘rembours’ past naar ons gevoelen op de zending. Deze wordt onder rembours verzonden of afgeleverd, maar de kosten? Is er geen goed Nederlandsch woord voor het begrip, dan zou het kunnen worden ‘onder gelijktijdige inning der kosten’.
(‘Nach’ drukt eigenlijk ook niet uit: gelijktijdigheid. Zouden wij hier niet kunnen spreken van: onder (of: met) inning der kosten? Dat geeft, dunkt ons, het begrip goed weer. - Red.)
| |
Apostrophe
- ‘Een drukker zondigde bij den aanhef van een circulaire; hij drukte Moeder's baby wordt Moeder's groote jongen!’
§§ - Er wordt veel ‘gezondigd’ met deze apostrophe; men kan het afkappingsteeken bezwaarlijk missen, waar de aanvoeging van de s verandering in de uitspraak van den laatsten klinker zou brengen, of het woord op een sisklank eindigt: Maria's breikous, Hans' schoolwerk. En het teeken kan goeden dienst doen om een eigennaam duidelijk te doen spreken: Droste's cacao. Maar in ‘vader's pijp’ en ‘moeder's baby’ is zoo'n apostrophe overbodig en hinderlijk. Ook heeft het geen zin een genitief-s of verbindings-s door zulk een teeken van het woord, waar ze toe behoort, te scheiden. ‘Station's Koffiehuis’!
| |
Bestek
- Het baat niet of wij ons al voornemen ons niet van de wijs te laten brengen; wij loopen er toch telkens weer in. Dat ‘bestek’, dat die zeelieden over boord geworpen hadden, was... een stel eetgerei, lepels en vorken. Bestek, voor vorken en lepels. Hoe krijgen ze het in hun hoofd! Zou er één zeeman zijn die het gebruikt, zoo'n kellnerswoord? Keukengerief, kommaliewant!
| |
De verbuigings-e.
‘Een bediende op een advocatenkantoor was gewend den titel Edelachtbaar Heer, als aanhef van zijn brieven, onverbogen te laten: Edelachtbaar Heer! Zou dit in de - onjuiste - lijn van den waarnemend president, het merkwaardig doel enz. liggen? §§ - De vocatief ‘Edelachtbaar Heer’ is kortweg mal; een willekeurig aanwendsel. Wij zouden wel eens willen weten, wanneer die bediende daarmede begonnen is; vermoedelijk nog niet zoo lang geleden. Besmettelijke ziekte!
| |
Behulp.
In het verslag over een brand las ik in de krant: Hier wist men met behulp van buren het vuur te blusschen. Kan men dat zeggen? Mij dunkt, dat dit een ongewoon beeld te voorschijn roept van wegens hun vuurstillende kracht in de vlammen geworpen onschuldige buren. Ik dacht: met behulp van water, maar met hulp van buren.
J.H.D.
| |
Hart onder den riem
- Ons medelid de heer v. N. merkt op dat ten aanzien van de in onze aflevering van December geuite meening omtrent het ontstaan onzer uitdrukking, het wenschelijk zou zijn te onderzoeken, of er uit den tijd van het oudst bekende gebruik eenig bewijs, of begin van bewijs, is aan te voeren dat voor eenig soort roeidollen, of wat daartoe kan worden gerekend (uitspringende of inspringende, Eng.: tholes en rowlocks) zulk een voering, hetzij in den vorm van een bus of wel in den vorm van een scheen, inderdaad een ‘hart’ genoemd werd door den sloepenmaker.
| |
Oplichten
- Mogen wij ‘aufleuchten’ met oplichten weergeven? - Ons dunkt van wel; er is niets in het woord dat in strijd is met onze taal. Opflikkeren, opflitsen, opflonkeren: plotseling helder te voorschijn komen, doorgaans overdrachtelijk gebruikt, maar, naar het ons voorkomt, ook niet te verwerpen in de eigenlijke beteekenis. ‘Plotseling flikkerde het licht van den vuurtoren voor ons op.’
| |
Wrongel
- Tot mijn genoegen heb ik in Onze Taal het artikel over ‘wrongel’ gelezen, maar tot mijn spijt mis ik daarin het verband aangegeven met wringen: kaas wordt, gelijk U weet, gewrongen. 't Suffix -el is in het Germaans heel werkzaam geweest bij het vormen van subst. en adjectiva en wel waard om in Onze Taal aan de lezers voorgehouden te worden in zijn vormende kracht.
A.Z.
| |
Practisch
- ‘Immers, bij de zeer lage temperaturen, die daar heerschen, treft men in die luchtlagen practisch (practically, zoo goed als, feitelijk) geen waterdamp meer aan.’
|
|