| |
Van onze leden.
U aller vriend
- ‘De ware schrijfwijze is dus: U aller vriend en niet Uw aller vriend, want wij mogen het znw. niet als bezittelijk opvatten; wij zouden dan moeten schrijven: onze aller moeder, uwe aller hoop.’ (O.T. 1941, 7, 58).
- Goed, dat klopt, zegt een lid van onzen Raad. Maar hun aller vriend is dan toch een afwijking. En het is onmogelijk, te schrijven: hen aller vriend, want men voelt hier het bezitt. vnw.
- Of niet?
- Ja, het is niet te ontkennen dat wij bij 't schrijven dezer uitdrukking eenerzijds in aller een zeer duidelijken gen. pl. nog steeds gevoelen of liever beseffen, anderzijds echter in ons en u(w) een bezitt. vnw. (wat trouwens voor de beteekenis op hetzelfde neerkomt); het lat. nostra omnium kan in deze uitdrukking (der schrijftaal) inderdaad ten voorbeeld gestrekt hebben. Het mag ons daarom niet verwonderen dat naast (het ook éénlettergrepige) ons en u(w) een (strikt genomen onregelmatig) hun in gebruik is gekomen, in plaats van (wellicht oorspronkelijk naast) een alleen in de zeer deftige schrijftaal voorkomend hunner (b.v. in ‘God heeft zich hunner ontfermd’ en dgl.). Inconsequent, zeker! Maar al erkennen wij gaarne het recht om ook in het taalgebruik de logica te laten meespreken, een vrij algemeen en vast gebruik als dit valt niet meer te keeren.
| |
Zelfaanzuigend
- Ik ben gestruikeld over een zelfaanzuigende centrifugaalpomp, d.w.z. niet over het ding zelf, maar over het woord zelfaanzuigend. Is dat goed Nederlandsch? Het komt mij vreemd voor, evenals ‘zelfregistreerend’ (een -e thermometer), ‘zelfwerkend’ (een - waschmiddel), enz. Een feit is, dat er vele samenstellingen met ‘zelf-’ bestaan, die onberispelijk zijn, maar deze koppeling met een tegenwoordig deelwoord hindert mij. Wat vindt de redactie er van?
v. M-s
Wat vindt de redactie er van. Precies, de redactie.... De redactie is van oordeel, dat.... - een zoekende hand tast naar het Woordenboek; och natuurlijk, dat is nog niet zoo ver. ‘Wat zullen ze blij zijn wanneer ze aan de Zij zijn.’ Allicht. Wij ook. - Het oordeel van de redactie in dezen luidt... - de hand grabbelt nu naar Samengestelde Naamwoorden in het Nederlandsch van Dr. Van Lessen; waar staat dat ding nu toch - Het oordeel van de redactie... - o, gelukkig, daar is het. Achterin bij het register; woorden met zelf- - ... der redactie van een tijdschrift als het onze... - toe dan, woorden met zelf-. Wat nu weer, staan die er niet in? Het ding is niet bij - ...dient te berusten op een grondige... - dan maar die samenstellingen met van die tegenwoordige deelwoorden. Zoowat in het midden, met die oude Engelsche woorden er in... - te berusten op een nauwkeurige vergelijking van... - daar ook niet? niets met zelf-? Onheilspellend, pijnstillend... neen dat is niets; daar hebben we niets aan. Ik wou dat-ie op de Mookerhei zat met zijn zelf....
Hooggeacht lid van onzen Raad, zoudt U ons weer eens terecht willen helpen? Een lid vraagt....
* - Geachte Redactie, Tegen de (door Uw lid M-s gelaakte) adjectiva die zijn samengesteld uit zelf- met een tegenwoordig deelwoord heb ik geen bezwaar. Weliswaar zullen ze jong zijn in onze taal, zooals trouwens gewoonlijk ook andere samenstellingen, wier tweede compositielid een part. praesentis is (zie mijn proefschrift, blz. 115; op blz. 114 zijn echter ook oude, nl. Gotische, Oudengelsche en Oudsaksische voorbeelden te vinden!), maar in strijd met ons taaleigen lijken ze mij niet. Wel acht ik het niet uitgesloten, dat het Engelsch bij de vorming meermalen voorbeeld is geweest. Daar zijn ze nl. zeer frequent (bv. selfacting, -adjusting, -asserting, -consuming, -deceiving, -destroying, -feeding, -fertilizing, -governing, -moving, -pleasing, -recording, -registering, -respecting, revealing, -sacrificing, -seeking, -sufficing, -sustaining, -winding (clock). Samenstelling met zelf- + een adjectief bestaan in alle Germaansche talen; zelfs in het Gotisch. Het tweede lid drukt heel vaak een verbaal begrip uit, hetzij actief, en dan dus de kracht hebbend van een part. praes., hetzij passief, met de beteekenis van een part. perfecti passivi. In veel gevallen zullen Grieksche woorden met auto- als voorbeeld hebben gediend.
| |
| |
| |
Motecht
- Het woord motecht blijft bestrijding vinden. Waarom niet motvrij, wordt gevraagd. Dit betekent iets anders. Een bontjas b.v. waar motten inzitten, is niet motvrij; een, waar ze niet inzitten, wel. Dit staat geheel los van het eventuele gevolg: mottenvraat en dus schade aan de jas (nu zegt de huisvrouw: er zit mot in die jas, terwijl er misschien geen mot meer te vinden is). Het normale gevolg zal zijn dat de jas wordt aangevreten, maar door een bijzondere behandeling die de jas van te voren heeft ondergaan, kan bereikt worden dat de motten (rupsen) hier nooit van zullen vreten: deze jas is motecht, maar kan vol motten zitten, in welk geval ze volgens mij niet motvrij is.
Het woord bomvrij, dat ter analogie wordt aangehaald, is m.i. ook juist verkeerd. Elke kelder, waarin wij geen bommen leggen, is bomvrij. Valt er een bom op, en is de kelder daartegen bestand, dan is deze kelder... niet bomvrij, maar bomecht, of bomvast.
In plaats van motecht zou men dus, in analogie van vuurvast, ook motvast kunnen verdedigen. Dit wordt in de praktijk nooit gebruikt, evenmin als motdicht in analogie met gasdicht. Al deze samenstellingen met -echt zijn klaarblijkelijk gevormd met het woord lichtecht als voorbeeld.
B-s
(Wij sluiten hiermede het debat - Red.)
| |
‘Duimspijkertje’
- De heer Const. H. Peeters te Schaffen (België) schrijft: In mijn werk ‘Nederlandsche Taalgids’ heb ik over ‘duimspijkertjes’ geschreven. Ik voegde er aan toe: ‘Wij vinden evenwel bij Gallas: “Duimspijker, clou à crochet”, d.i. in dezelfde beteekenis als duim, zooals dit woord bij Van Dale is verklaard: “rechthoekig omgebogen stift waarvan de eene zijde als spijker aangepunt is (voor 't ophangen van schilderijen enz.)”. Om deze reden lijkt “duimspijkertje” voor “punaise” ons minder bruikbaar dan drukspijkertje.’
| |
Abrikoos
- Dezelfde schrijver deelt ons mede dat hij in zijn streek vroeger vaak door onontwikkelden appelekoos heeft hooren zeggen. Ook in het N. van Nederl. Limburg (benoorden Venlo) zou dit woord gebruikelijk zijn.
| |
Alkoof
- Als wij ‘abricoos’ zeggen, spreken wij, naar wij gezien hebben, Arabisch.
Alkoof is ook zoo'n woord: ontleend aan fr. alcôve, dat op zijn beurt was overgenomen van spaansch ‘alcoba’ (de b als v uit te spreken), portugeesch ‘alcova’: ook alweer van Arabischen oorsprong, uit het lidwoord al en kobba, een verwulfd of koepelvormig gebouw of vertrek (hetzelfde woord, waaruit ook ‘koepel’ ontstaan is) en ook: een klein vertrekje, in een grootere kamer uitkomende. In deze laatste beteekenis bezigen wij ons ‘alkoof’.
| |
Zaakvoerend
- ‘Een secretaris van een genootschap vermeldt als functie onder zijn handteekening: Zaakvoerend secretaris. Is dit goed Nederlandsch? Zoo ja, wat is de beteekenis van deze toevoeging of omschrijving?’
j.m.
De vraag, die ons hiermede wordt gesteld, is eenigszins moeilijk te beantwoorden. Wij weten niet goed wat het is: een zaak voeren, en tasten dus ook in het duister ten aanzien van de beteekenis in het Nederlandsch van een ‘zaakvoerend’ secretaris. Ten eerste is een genootschap toch geen ‘zaak’ in den zin van (handels)bedrijf; en ten tweede is ‘een zaak voeren’ in het Nederlandsch onbekend. Voor hd. Führer hebben wij: leider, gids, aanvoerder, bevelhebber; voor Geschäftsführung dienen wij dus te zeggen: het leiden van een zaak.
Maar, een secretaris kan, evenals een griffier of een ander, in rang ondergeschikt ambtenaar (al dan niet lid van een bestuur) natuurlijk (nndl. ‘vanzelfsprekend’!) wel feitelijk als de spil van eenig bestuur of bedrijf, de heele ‘zaak’ ‘in handen hebben’, maar hij mag, o.i. kwalijk of niet door anderen aldus in een officieel stuk geheeten worden, veelmin zich zelf in een onderteekening aldus noemen!
| |
‘Nadat’ en ‘toen’
- ‘Nadat de krotten werden afgebroken, ging men de straat verbreeden.’ - ‘Toen hij hoort, dat hij geslaagd is, valt hem een pak van het hart.’
Zóó schrijven wij. Leest Uw kranten er maar op na! Toch weten wij best, dat nadat alleen maar door voltooide tijden gevolgd kan worden, en toen altijd bij het verleden behoort. ‘Nadat’ geeft immers juist weer, dat ná de eene gebeurtenis of handeling, dus als die voltooid is, een andere plaats vindt. Over ‘toen’ zullen we maar niet eens praten.
Als wij beslist het z.g. praesens historicum, dat is het praesens waarmee de verleden tijd wordt uitgedrukt, willen bezigen, dan moeten we zeggen: Als hij hoort, enz. Als wij onze slordigheid laten varen, zullen wij voortaan schrijven: ‘Nadat men ons op onze slordigheid gewezen had, beterden wij ons leven.’ ‘Toen wij ons opstel nog eens overlazen, schrokken wij van onze taalfouten.’
| |
Gebiedende wijs
- Het slordige taalgebruik is een kwaad, dat zelfs in de publicaties van sommige onzer staatsbedrijven welig tiert. Bij de opwekkingen, die deze bedrijven tot het publiek richten, wordt nu eens de gebiedende wijs in het enkelvoud, dan weer die in het meervoud gebruikt. Het meervoud richt zich meer tot allen, het enkelvoud draagt meer het karakter van een persoonlijk appèl. Maar consequentie kan hier geen kwaad.
B-n
| |
| |
| |
(Iemand iets) wijsmaken
- Met betrekking tot hetgeen wij in onze aflevering van Augustus schreven: ‘Uit het supplement van Dr. C.B. van Haeringen op Franck-van Wijk zien wij dat reeds het middelnederlandsch de beteekenis wijsmaken = doen gelooven (iets wat niet waar is) kende’ merkt een lid van onzen Raad op:
* Voor de aanwending van etymologische woordenboeken moet ik nog eens weer groote voorzichtigheid raden: wijsmaken mag dan al een heel enkele maal in het middelnederlandsch ongeveer in onze beteekenis gevonden zijn, de doorgaande beteekenis is ‘op de hoogte brengen’. Het Mnl. Wb. geeft zeer vele voorbeelden, die dat bewijzen. Het artikel Semantiek was hierover dus volkomen juist. De opmerking in het Augustus-nummer ontkent dit niet ronduit, maar wekt toch den indruk van tegenspraak.
| |
Tolerantie
- Een woord uit de techniek: tolerantie. Wij hebben er een heel goed Nederlands woord voor: speling (niet: speelruimte), maar dat is velen te huiselijk en daarom tolereren zij het niet in hun vaktaal. Liever hebben zij het dan over de toegestane tolerantie of over de uiterste tolerantie, die kan worden toegestaan. Een ditologie als gepermitteerde permissie, geconstrueerde constructie, te verklaren uit de betekenisverandering van het woord tolerantie, dat oorspronkelijk toelating, soms verdraagzaamheid betekende en thans in de vaktaal wil zeggen: toegelaten afwijkingen. ‘Toegestane tolerantie’ zou daarom nog moeten zijn ‘tolerantie’ of ‘vastgestelde tolerantie’; ‘de uiterste tolerantie, die kan worden toegestaan’, ‘de uiterste tolerantie’. Maar veel beter is het de tolerantie jegens dit gewichtig schijnende woord te laten varen en het te vervangen door ‘speling’. Men zal zich dan ook zo licht niet meer vergalopperen.
| |
Ueberwachen
- Een bureau der Ned. Spoorwegen is in het bijzonder belast met de contrôle op den loop der treinen. Bij zeer belangrijke treingroepen, b.v. militair vervoer of dat van groote aantallen reizigers voor een meeting, congres enz., gaat men van minuut tot minuut den loop der treinen na, volgt dien loop als het ware op den voet, zoodat men bij mogelijk optredende stoornissen terstond kan ingrijpen. Voor dit werk is op het betrokken bureau het Duitsche woord ‘überwachen’ ingeslopen en men vraagt ons nu een goed Nederlandsch woord daarvoor.
Willen onze lezers ons hierin behulpzaam zijn? Onze correspondent bezigt het woord contrôle; zou dat niet dienst kunnen doen? Het is een woord van vreemde afkomst, zeker, maar wij mogen het thans wel tot onzen woordenschat rekenen. Het Wb. d. Ndl. Taal zegt bij ‘contrôle’: toezicht, geoefend door enz.; ‘toezicht’ dus misschien?
| |
Brabbeltaal
- ‘Aan ijskoude kleeren kunnen wij U jammer genoeg niet helpen, maar onze charmeuse Poloshirts brengen U 'n heel eind in de buurt van Uw ideaal.’ Charmeuse Poloshirts, wat zou dat zijn? Charmeuse, zegt mijn Fransch Woordenboek, beteekent: 1 betooverend, innemend persoon; 2 bezweerster. Volgens mijn Engelsch woordenboek zegt een Nederlander voor shirt: overhemd. Dit maakt de zaak duidelijk: hemden, door een bezweerster betooverd, waardoor ze nu ijskoud zijn!
e.
(Charmeuse is de naam van een soort zijden tricot, nogal in trek voor luxueuse ‘undies’, ofte wel ‘dessous’. - Red.)
- Op een brievenbus staat: ‘Wordt rekeninghouder bij den postcheque- en girodienst; dit geeft een gemakkelijke wijze van betaling’. Het is niet waar, dat het rekeninghouder worden van iemand in het algemeen een gemakkelijke wijze van betaling geeft, want die wijze van betaling is er immers al. Dus in elk geval had het woordje ‘U’ er bij behoord. Het gebruik van ‘dit’ i.p.v. ‘dat’ is ongewoon en maakt de zin houterig. Vlotter zou klinken: ‘Opent een postrekening, het vereenvoudigt Uw betalingen’.
B-n
| |
Betere, handgekuipte
- De redactie is in het bezit van een adres, waar men ‘betere handgekuipte inmaakvaten en Vaatjes’ kan koopen. Zijn er onder onze leden die ‘interesse’ hebben voor dit artikel? Men kan het gebruiken voor ‘handgesneden’ (en ook wel ‘machinegesneden’) snijboonen.
| |
In verband van
- ‘In verband van Maastricht als cultureel en artistiek centrum van groote beteekenis wijst Karel Vermeer op den natuurlijk-kunstzinnigen aanleg van den Maastrichtenaar.’ Die arme Karel Vermeer! Als het nu nog in gipsverband was! En dat zou al erg genoeg zijn!
e.
| |
Hang
- ‘Deze had geen hang naar lichtzinnigheid’. Maar de schrijver van dit fraaie zinnetje heeft wèl ‘hang’ naar lichtzinnigheid, althans ten opzichte van zijn taal. Als hij zoo voortgaat, zal zijn taal wel gauw ‘hangen’!
e.
| |
Vernissen
- Sommigen laten hun stoel vernissen en menen dan dat zij een verniste stoel hebben. Vernist kunnen alleen heiligenbeelden worden, stoelen zijn meestal gevernist.
| |
Zich verstaan
- ‘Al onze offerten (n!) zijn vrijblijvend, onze contracten en verkoopen verstaan zich onder voorbehoud van....’ - Verstaat gij het niet? Het verstaat zichzelve!
| |
In
- ‘Wij bouwen in baksteen.’ Is dat waarlijk zoo? bouwen wij werkelijk in steen? Spreken wij van: een beeld in marmer, een tafel in eikenhout? Wij gelooven er niets van.
| |
| |
| |
Begunstigde
- Ik vind het dwaas dat de Postcheque- en Girodienst (zie de formulieren) van den ‘begunstigde’ spreekt, daarmede bedoelend de persoon te wiens name de cheque luidt. Iemand die mij geld schuldig was gaf aan een bank opdracht mij het bedrag dat mij toekwam uit te betalen en zoo waarlijk sprak ook die bank van mij als van ‘de begunstigde’.
- Er is inderdaad op dit gebruik wel iets aan te merken; iemand ‘begunstigen’ = hem zijn gunst, hulp, genegenheid doen genieten, hem bevoordeelen. Maar laat ons bedenken dat gunst, in de uitdrukking ‘ten gunste van’, reeds de beteekenis heeft verkregen van: (ten) behoeve (van), in het belang, ten dienste van.
| |
Ofte wel
- Wij spraken onlangs over ofte wel (‘ofte’ is de oude vorm van ons tegenwoordig ‘of’), en stelden in het licht dat het verkeerd was dit ‘ofte’ in twee woorden te schrijven: of te wel.
Hoe gevaarlijk het is zulke fouten te maken, hoe licht zij tot navolging wekken, toont ons een krant waarin wij lezen: nooit ente nimmer. Dat wordt waarlijk al te gek.
|
|