Nog steeds: de waarnemend(e) secretaris.
Deze functionnaris schijnt elke gelegenheid waar te nemen om onze leden in de war te brengen; trouwens dat doet zijn collega, de ‘algemeen(e)’ secretaris ook. Deze laatste heer heeft onzen zetter in het oor gefluisterd - toen wij het grapje maakten: Of moet men aan de werkzaamheid ‘geheimschrijven’ denken, die op algemeene wijze gebeurt? - voor die ‘n’ van ‘geheimschrijven’ een ‘r’ te zetten, aldus ons grapje bedervend. En de waarnemend(e) functionnaris heeft een lid doen schrijven: ‘waarnemend griffier’ is een ambtelijke titel. Het beteekent niet de waarnemer van den griffier. Het lijkt mij daarom onjuist te spreken van den waarnemend en griffier, als men den waarnemend griffier bedoelt.
Verder: in Indië spreekt iedereen van den ‘Algemeen Secretaris’, van den ‘eerstaanwezend ingenieur’ enz. Hier doet men veelal hetzelfde als ik het wel heb en reeds sinds jaar en dag. Zijn deze benamingen niet alle te beschouwen als ambtelijke titels, die men niet verbuigt?
En wat zegt u als u naar het ‘Koloniaal Instituut’ gaat of naar het ‘Stedelijk Museum’ of naar het ‘Koninklijk Paleis’ op den Dam?
- Het treft dat wij uit bijna eigen ervaring weten wat de titel, het ambt, en het werk is van een waarnemend of waarnemenden griffier. ‘Waarnemer van den griffier’ is hij vaak ook wel, maar dat ligt niet zoo zeer in de bedoeling van zijn aanstelling. Maar hij neemt wel werkzaamheden van (voor) den griffier en den substituut-griffier waar. Dat het ‘daarom’ wel of niet juist zou zijn ‘waarnemend’ in den titel te verbuigen, achten wij niet logisch. Het lid, dat in den aanhef aan het woord was, gaat uit van den onderstelden regel, dat adjectieven en deelwoorden in een ambtelijken titel niet mogen worden verbogen; maar dat moest ons lid juist bewijzen. Want daar gaat het voornamelijk over.
Het beroep op Indië - gesteld dat wij de mededeeling letterlijk mogen opvatten, en er geen vergissing of onwillekeurige overdrijving in het spel is - zou voor ons meer kracht hebben, als het vaststond dat ‘iedereen’ daar volmaakt Nederlandsch spreekt, een Nederlandsch, dat wij voor ons eigen heil maar slaafs hebben na te volgen. Maar dat staat vooralsnog voor ons niet vast! Onze geachte opponent is over het gebruik hier te lande minder zeker. Het lid, wiens schrijven aanleiding was tot ons betoog (O.T. Juli, 55, 1e kol.), gaf sprekende voorbeelden: de eerstaanwezende ambtenaar, de electrotechnische ingenieur, de medische adviseur, ook al heeft de officieele titel (zonder lidwoord; en in den nominatief gedacht) geen -e.
Dat men in titels met een onzijdig substantief de -e ook na het bepalende lidwoord vaak weglaat, is niet tegen te spreken. Maar noodzakelijk is het niet. In titels geen buiging? Wij doen een wedervraag. Wanneer een groote stad twee Stedelijke Museums bezit, of bezitten mocht (b.v. een voor schilderkunst, en een voor de geschiedenis van de stad), moet men dan zeggen, dat een ‘hooge bezoeker’ morgen de Stedelijk Museums beide bezoeken zal? Wij willen nu maar niet vragen, of die meervouds-s geen kwaad kan! Maar mocht men honderd jaar geleden ook niet spreken van: de vergaderingen des Koninklijken Instituuts? En kan het er niet door, dat een koning ten Koninklijken Paleize vreemde gezanten ontvangt? Wordt het dan ineens het koninklijk paleis, zonder hoofdletters, zonder de glorie van den titel? Spreekt men in Indië ook altijd van de Algemeen Secretarissen (naast elkaar, of als dat niet kan, na elkaar)? Enzoovoort. Want verbuiging in het meervoud zal toch wel even erg zijn als in het enkelvoud, althans in het adjectivische deel!
Over den 1sten en 4den naamval van de onzijdige woorden met adjectief zonder -e hebben wij op blz. 55 en 56, dunkt ons, al voldoende gezegd. Daar namen en ook hier nemen wij wel een beperkte mogelijkheid van wegblijven der -e aan, en van dat bijzondere heeft men bij die namen van bijzondere instellingen gretig gebruik gemaakt. Onnoodig, en o.i. ongewenscht, maar het geval ligt toch daardoor wat anders dan met mannelijke persoons-titels. Wij hadden er nog bij kunnen zeggen, dat woorden met een toonloozen