| |
Van onze leden.
Ten genoege(n) van
- De Directeur van een Gemeentelijke instelling merkt op dat bij zijn Dienst verschil van meening bestaat ten aanzien van de schrijfwijze der uitdrukking ‘ten genoege(n) van’, en hij vraagt dienaangaande om ons oordeel.
- Het is voor ons aan geen twijfel onderhevig, dat ‘ten genoegen van’ de juiste uitdrukking is; het zelfst. nw. is ‘genoegen’ en niet ‘genoeg’. ‘Genoegen’ in de beteekenis van: voldoening, bevrediging; ten (of: naar) genoegen (van iemand); op een zoodanige wijze, dat hij voldaan tevreden is. ‘Eenen slaaf kon men door losgeld vrij maken, of wel door eenen anderen, ten genoegen van den heer, voor hem inplaats te stellen’ (v.d. Palm, Sal. I, 305) ‘Dat het verlangde onderzoek door ons, met Uwe hulp en medewerking, in alle stilte en naar onderling genoegen plaats hebbe.’ (v. Lennep, Rom. 8, 180). ‘Altijd volbrengt hij zijnen last ten genoegen van die hem betalen.’ (Conscience, 4, 28 a).
Dat er twijfel kan bestaan ten aanzien van de juiste schrijfwijze, zou kunnen worden toegeschreven aan invloed van het Hd. woord voor voldoening, tevredenheid: Genüge. De Duitscher spreekt dus van: zur Genüge, einem Genüge tun (leisten). Ich kenne ihn zur Genüge. Het begrip ‘genoeg’ (genug) treedt in het Hd. woord sterker op den voorgrond dan in het Nederlandsche.
Bij velen bestaat twijfel aangaande de juiste schrijfwijze bij de uitdrukking: ten aanschouwen
| |
| |
van. Het Wb. d. Ndl. Taal zegt dienaangaande: De niet ongewone schrijfwijze ‘ten aanschouwe’ is bepaaldelijk af te keuren. De uitdrukking is van betrekkelijk jonge dagteekening, en kan dus niet verklaard worden uit het znw. ‘aanschouw’, dat wel in het Middelnederlandsch in eigenlijken zin werd opgevat, maar later alleen in oneigenlijke beteekenis heeft gegolden. Er valt dus alleen aan de onbep. wijs van het ww. aanschouwen, als znw. opgevat, te denken, gelijk men voorheen bv. zeide ‘in u aenschouwen’, ‘in sijn aenschouwen’, enz. (Coornhert, Odyss. I, 75a 82b).
De n kan derhalve evenmin wegblijven, als in: ten aanzien (van) en: ten overstaan (van).
Wij moeten ons niet van de wijs laten brengen door vormen als: ten gerieve van, bij welke wij te doen hebben met zelfst. naamww., in dit geval ‘gerief’; ‘ten gerieve van’ is dus in orde!
| |
De be‘klem’de vocaal
- ‘De gedachtenwisseling over het woord beklemd - voor beklemtoond - en de vergelijking met een “beklemde” breuk heeft mij doen bedenken dat het eigenlijk vreemd is dat wij in klemtoon, den stam van het w.w. klemmen - dat immers het begrip knellen, knijpen weergeeft - bezigen voor (na)druk, een heel ander begrip.’
Inderdaad schijnt de oorspronkelijke en ook thans nog de meest voorkomende beteekenis van klemmen te zijn: knellen, knellend drukken; fig.: drukkend bezwaren, bezwarend drukken; - onder krachtigen druk doen vatten, hechten of sluiten: de tanden op elkander klemmen. De hand, de vuist om iets klemmen, - met knellenden druk er om doen sluiten. Iemand tegen zich aan klemmen: 't huilende kind dat ze tegen zich aan hield geklemd.’ Iets onder krachtigen druk aan, in of om iets vast zetten, hecht doen sluiten. ‘De reepen (worden) rond gebogen en er omheen geklemd.’ (Een lichaamsdeel) beknijpen, beklemd (in de klem) doen raken; ‘knellen’. ‘... in voegen dat het (paard), op zijde vallende, het eene been van zijn Excell., dat daar onder geraakte, klemde.’ Samenstellingen: klembalk, -band, -beugel, -bit, -bout, enz.
De samenstelling klemtoon schijnt een jongere formatie te zijn: het eerst gevonden bij L. ten Kate, zegt het Wb. d. Ndl. Taal. Het eerste lid van de samenstelling is blijkbaar het substantief klem, dat reeds vroeger de bijbeteekenis: aandringende kracht, nadruk, had verkregen. ‘Wy souden het hier vry op ander fatsoen en met meer clem doen’ (Van der Goes). Met klem aandringen (iets of op iets); iets met klem eischen: met nadruk en kracht. Klem leggen op iets: er nadruk op leggen, er bijzonder gewicht aan geven. De klem, de klemtoon: het woord- of zinsaccent. ‘De korte zinnen worden eenigermate hortend uitgestooten: alles werd als 't ware onderstreept: de woorden, waarop de klem moest vallen, kregen een vast accent.’ (Quack).
| |
Beklaagde
- Mogen wij ‘beklaagde’ bezigen in den zin van ‘verdachte’? vraagt een lid. ‘Ons wetboek van strafvordering spreekt van “verdachte”. Iedere aangeklaagde is toch niet een beklaagde. Is dit onderscheid alleen niet reeds voldoende om den verdachte uitsluitend met dit woord aan te duiden?’
Beklaagde, aangeklaagde, verdachte, beschuldigde.
Ons Duitsch woordenboek vertaalt ‘beklagter’ met: beklaagde, aangeklaagde, en het Wb. d. Ndl. Taal, bij aanklagen (uit klagen en het bijw. Aan, in den zin van: bereiking van het doel, hier te kennen gevende, dat de klacht ‘aan’ of ‘bij’ den rechter gebracht wordt. Hd. anklagen) merkt op: In de hedendaagsche rechtstaal wordt ‘aanklagen’ uitsluitend van eene beschuldiging wegens misdrijf gebezigd, niet in burgerlijke rechtsvordering.
Beklagen, in den zin van: aanklagen, beschuldigen is - oordeelt het Wdb. - thans in vrij gebruik verouderd, maar gewestelijk nog bekend. ‘Ik wil voor dien koning den moorder beklagen’ (Bilderdijk). Maar het voegt er bij: Het verl. deelw. komt ook thans nog voor in zelfstandig gebruik, evenals ‘de beschuldigde’. Volgens verklaringen van getuigen en ‘de bekentenis van den beklaagde’ was Si Pamaga omgekocht enz. (Multatuli). Het proces-verbaal zal door den beklaagde of zijnen gemagtigde worden onderteekend. (W. v. Strafv.)
Iedere ‘beklaagde’ of ‘aangeklaagde’ (of ‘beschuldigde’ - beschuldigen = iemand betichten van een misdrijf, ook als rechtsterm, doch in het thans geldende Noordnederlandsche Wetboek van Strafvordering niet in gebruik -) is uiteraard een ‘verdachte’, dat spreekt van zelf; maar ‘verdenken’ en ‘aanklagen’ zijn niet synoniem. Men kan iemand van diefstal verdenken, maar zoo lang de aanklacht nog niet is ingediend, is onze ‘verdachte’ nog geen ‘beklaagde’ of ‘aangeklaagde’.
| |
Eenigste
- Een lid vraagt ons eens iets te zeggen over de uitdrukking eenigste. Wat zullen wij er van zeggen? wenscht ons lid te weten of wij ‘eenigste’ met ‘fout’ bestempelen? Als wij er haar een genoegen mee doen, goed; dan is het fout. Er is geen twijfel mogelijk; ‘eenig’ heeft absolute waarde en is dus niet vatbaar voor...
O, bedoelt ons lid juist dat zij de uitdrukking gaarne goedgekeurd zag? Een misverstand! Zeker, ‘eenigst’ is een volkomen te verdedigen vorm. Sommigen willen wel beweren dat eenig een absoluut begrip uitdrukt, en dus niet vatbaar is voor vergelijking, maar ja, als het zóó logisch toeging in de taal... Goed, laten wij den vorm ‘eenigst’ een superlatief noemen, maar dan een ledige, een ‘absolute’ superlatief, dus een die geen vergelijking bedoelt. Als wij zeggen: hun
| |
| |
eenigst(e) kind is daarbij omgekomen, bedoelen wij niets anders dan nadruk te geven aan de tragische omstandigheid dat de ouders nu kinderloos achterblijven.
Uitdrukkingen als deze ontmoet men uiteraard het meest in de spreektaal; in de schrijftaal vermijdt men ze bij voorkeur. Toch vinden wij bij Bilderdijk: Ons laatst, ons eenigst brood voor heden! En bij Geel: Dit is de eenigste plaats in den uitval van Simons, die ik meende te moeten wederleggen. En van vroegeren datum: Het eenigst dat my drukt, dat is het meest van al, Dat u om mijnent wil, iet onheyls treffen zal. (Asselijn).
| |
Vroeger
- In het April-nummer van ‘Onze Taal’ lees ik van ‘Onze vroegere burgemeesters’. Hoe staat het nu met dit ‘vroegere’, zou ik willen vragen. Noch Van Dale noch Koenen geven een bijvoegl. naamw. ‘vroeger’ op. Dat zou toch moeten; doch beiden kennen alleen een bijwoord ‘vroeger’. Daarom heb ik de neiging een uitdrukking als bovenstaande te ‘corrigeeren’ tot ‘onze burgemeesters van vroeger’ of tot ‘onze voormalige burgemeesters’. Zoo schreef ook iemand ‘een vroegere broodkaart’ (uit den vorigen oorlog nl.) maar ik ‘corrigeerde’ tot ‘een voormalige broodkaart’ of tot ‘een broodkaart van vroeger’. Nu is het echter wel opmerkenswaard dat zoowel Van Dale als Koenen i.v. ‘voormalig’ dit een bijvoegl. naamw. noemen, met als beteekenis nota bene ‘vroeger’, en geillustreerd door voorbeelden als ‘de voormalige bezitters’ en ‘een voormalige officier’. Vervang hierin dus desgewenscht ‘voormalig’ door ‘vroeger’ en de zaak is in orde, concludeert elke onbevangen lezer. Stiekum schijnen Van Dale en Koenen dus toch een bijvoegl. naamw. ‘vroeger’ te erkennen.
Het is wellicht zoo dat het oorspronkelijk uitsluitend bijwoordelijk ‘vroeger’ bezig is tot bijvoegl. naamw. gepromoveerd te worden. Het Wb. d. Ndl. Taal heb ik helaas niet bij de hand.
w.d.
(Wij danken ons lid voor deze opmerking; er ligt iets belangwekkends in, dunkt ons: de beteekenis-verhouding van positief: vroeg en comparatief: vroeger! Koenen-Endepols verklaart: vroeg (tijdig, het tegenovergestelde van laat), bn. en bw.; -er, -st; het is nog vroeg; een vroege zomer. - ‘Tijdig’ verklaart o.i. niet, maar vertroebelt; het tegenovergestelde van laat is beter. Een vroege burgemeester van Leiden is er een, die naar tijdsorde ver terug, vooraan in de rij is te vinden. En dan valt te bedenken, dat de stellende trap absoluut bepaalt, de vergrootende relatief, in vergelijking met, in verhouding tot iets anders. De term ‘vergrootend’ is een beetje misleidend; het is ‘bij vergelijking grooter stellend’. Dikker is veelal minder omvangrijk dan dik! - Red.)
| |
Taalzorg bij de P.T.T.
Van bevriende hand ontvingen wij een lijvig boekdeel, bevattende de jaargangen 1933-1939 van het Orgaan der Vereeniging van electrotechnische ambtenaren der Telegrafie en Telefonie. Het spreekt van zelf dat dit orgaan zich in hoofdzaak beweegt op het gebied der techniek, maar ook hier ontbreekt niet de rubriek, gewijd aan de belangen van de taal.
Wij bevinden ons hier op bekend terrein; tal van oude vrienden maken hier hun opwachting: apparaat, benutten, handgevormd, ingot, sperren, toeslag, uitvallen (het uitvallen van een kabel), volautomatisch, walswerk, om maar enkele te noemen.
Woorden, die blijkbaar in den kring der technici in gebruik zijn, als: week (koperdraad), vlakdraad (!), typehuisjes (huisjes, naar een of meer vaste typen gebouwd), inmeten, inkiezen, innemen, en zoovele meer worden duchtig aan den tand gevoeld.
Wij kunnen de verleiding niet weerstaan uit een enkel artikeltje iets over te nemen. Onder het hoofdje ‘Ooggeziene wonderen’ bericht de redacteur, dat een bekende Nederlandsche firma een ‘handgedreven zoeklicht aggregaat’ in den handel brengt. De redactie aanvaardt dit ‘toestel’ met enthousiasme; zij wil het gebruiken om te beletten, dat afgedwaalde leden van een hondgedreven schapenaggregaat op nachtverduisterde tochten veranderen in wolfgegeten schapen, wanneer het neusgespeurde schapenaroma en het oorgehoorde geblaat den kuddebelasten herder niet meer ten dienste staan.
Taalzorg overal!
| |
Voorbeeldig
- ‘Afbeeldingen van recent gebouwde inrichtingen, die als voorbeeldig kunnen gelden.’
- Uit den samenhang blijkt dat het woord voorbeeldig hier gebezigd werd in den zin van: tot voorbeeld kunnende strekken, een goed voorbeeld opleverende, - een gebruik dat wij niet kunnen toejuichen.
Wij gebruiken dit woord niet in dezen zin, maar uitsluitend i.d.b. van navolgenswaard. ‘Dit is voorbeeldig geschreven’, bijzonder mooi geschreven. ‘Een voorbeeldig gedrag’, een zeer te prijzen gedrag.
Wij meenen te weten dat het gebruik van ‘vorbildlich’ in eigenlijken zin in het Hd. voorkomt, maar het schijnt dat de bij ons gebruikelijke toepassing ook in het Duitsch overheerscht. Wanneer wij in Duden lezen: ein vorbildlicher Arbeiter, ein vorbildliches Verhalten, sich vorbildlich benehmen, dan gevoelen wij in elk dezer voorbeelden het begrip: navolgenswaard, en niet: als voorbeeld kunnende dienen.
Van Gelderen vertaalt hd. vorbildlich met: zinnebeeldig.
| |
| |
| |
Taalzorg
- De belangstelling in de taal is groeiende - schreven wij onlangs, en telkens krijgen wij de bewijzen van dezen groei. Een van onze groote industriëele ondernemingen zond ons een geschriftje, dat zij op gezette tijden laat verschijnen en dat dient voor intern gebruik; een blaadje waarin allen, die bij de onderneming werkzaam zijn, hun opmerkingen op het stuk van de taal kunnen openbaar maken, soms tot vermaak, en steeds tot leering van hun collega's. Wanneer een der afdeelingen een brief van een vertegenwoordiger ontvangt, waarin deze zegt: ‘Wij noemen U meerdere voordeelen der door ons gevoerde speciaalconstructies en hebben wij den leverprijs af fabriek beduidend lager gesteld’, dan komt zoo'n zin vast en stellig in het blaadje, en dan is er maar weinig kans dat die vertegenwoordiger er in zal slagen zijn ‘knoei-Nederlandsch, bastaard-Nederlandsch’ aanvaard te krijgen.
Want er is geen ‘studie’ voor noodig om fatsoenlijk Nederlandsch te schrijven; dat doen wij van zelf, als wij maar even willen nadenken en onze aandacht besteden aan woordvorming en zinsbouw. Het blaadje spreekt over ‘betonbrug’, ‘betonvloer’; en vraagt: is dat goed? Neen, natuurlijk niet; dat moet zijn: betonnen brug, betonnen vloer; ijzeren schip, houten huis. Een houtschip is een schip, bestemd voor het vervoer van hout; een schip, van hout gemaakt, is een houten schip. Een betongoot is een goot voor het vervoer van beton; een goot, van beton gemaakt, is een betonnen goot. - ‘Nogal wiedes!’ Precies, nogal wiedes; maar als dat dan zoo ‘wiedes’ is, waarom handelen wij er dan niet naar?
Het is een aardige gedachte, zoo'n blaadje; het ware te wenschen dat dit goede voorbeeld nagevolgd werd door andere groote ondernemingen!
| |
Doorzichtig
- ‘.... terreinafscheidingen moeten boven de 0.80 m doorzichtig zijn.’ Dus van glas? of is een traliehek ook doorzichtig?
Doorzichtig wil hier niets anders zeggen dan: waardoor men heen kan zien; waarom zou een traliehek dan niet ‘doorzichtig’ zijn. ‘Claer doorsichtich cristallijn’; ‘een vermolmd en doorzichtig scherm’; ‘de doorzichtige diepte van het loover’. Het doorzichtig zijn van ‘cristallijn’ wordt ook wel aangeduid met doorschijnend en blijkbaar heeft ons lid met zijn vraag aan dit woord gedacht. ‘Men (omgeeft) den lichtboog nog met een doorschijnenden glazen ballon.’
Het gebruik van het tegenw. deelw. doorschijnend, voor licht doorlatend, moet op een begripsverwarring berusten: het licht is ‘doorschijnend’, niet de ‘doorschenen’ zaak. Juist zou zijn: doorschijnbaar. Het gebruik van ‘doorschijn’ in de 17de eeuw doet intusschen de vraag stellen of doorschìjnend misschien voor dóórschijnend staat; in dat geval moet het oorspronkelijk van de ‘door een andere zichtbaar wordende’ stof gezegd zijn. ‘De Tarnataensche Vrouwtjens... dragen een Floers of andersints doorschijnend Baytjen’. (Wdb. d. Ndl. Taal III, 3038)
| |
Confrateresse
- ‘Is confrateres(se) een goede vorm voor “vrouwelijke confrater”? Men hoort dit woord nogal eens in tooneelkringen.’
Gebruikelijk is een vrouwelijke secretaris aan te duiden met secretaresse, maar velen verzetten zich tegen dit gebruik; zij zijn van oordeel dat de vrouwelijke ‘functionnaris’ zich zonder eenig bezwaar ‘secretaris’ kan noemen. Een vrouwelijke commissaris van politie wordt immers ook aangesproken met het woord, dat dient ter aanduiding van haar mannelijken ambtgenoot.
Wij zouden een vrouwelijke ‘confrater’ ook maar niet anders noemen; wij kunnen immers bezwaarlijk gaan spreken van ‘consoror’! Men zou, op zijn Nederlandsch, kunnen onderscheiden: kunstbroeder en kunstzuster.
| |
Aanvoelen
- Het lid dat hier aan het woord was juicht het toe dat wij zijn opgekomen tegen het overmatig gebruik van aanvoelen in onderscheiden toepassingen. Wij hebben, zegt hij, in het Nederlandsch ‘aanvoelen’ reeds in andere beteekenis en intransitief: ‘Dit of dat voelt hard of week aan’. Dat is het eenige juiste gebruik van aanvoelen dat ik ken.
Met één opmerking van ons lid zijn wij het echter niet geheel eens. ‘Waarom niet gezegd dat in voelen van zelf reeds aan ondersteld is. Immers, voelen onderstelt contact.’ En aanraken dan, en aanstooten, en aanbelanden, aanbotsen; ‘aan’ drukt hier immers het begrip beweging uit.
| |
Geslachtsgebonden
- Men vestigt onze aandacht op een artikel in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, van de hand van Prof. Dr. J. van der Hoeve te Leiden, waarin deze schrijver zich verzet tegen termen als: geslachtsgebonden, geslachtgebonden, geslachtgebonden overerving.
Het is niet voor het eerst dat deze medicus het opneemt voor het goede recht van de Nederlandsche taal; in de jaargangen 1920 en 1923 van het genoemde Tijdschrift vinden wij reeds bijdragen van zijn hand met dezelfde strekking. Een langdurige strijd!
| |
Toe-doen
- ‘Is toe-doen voor dicht-doen verkeerd? of als dichterlijk toelaatbaar?’ - Toe is in de gemeenzame taal heel gebruikelijk voor ‘dicht’, maar wij zouden het daarom nog geen ‘dichterlijk’ woord willen noemen. Een deur toe-doen, toeslaan, toesmakken. In Amsterdam kende men vroeger toesleden, toesleetjes, koetsjes zonder wielen; om het glijden over de Amsterdamsche ‘kinderhoofdjes’ te vergemakkelijken, slingerde de koetsier af en toe zijn ‘smeerlap’ voor de schaatsen van het vehikel.
| |
| |
| |
Taalverknoeiing
- Iemand heeft mij opmerkzaam gemaakt op den belachelijken onzin, die gedrukt staat op de pakjes maizena, die alom gebruikt worden. Ik weet niet, welke firma deze pakjes maizena in Nederland verkoopt, maar het is zo'n schandelijke taalverknoeiing, dat ik het nodig vind, het eens onder Uw aandacht te brengen. Er staat o.a. het volgende:
‘Als een voedsel voor kinderen en invaliden, bereid volgens aanwijzing, is het zonder weerga niet alleen, maar verwonderlijk, en als aangenaam als het versterkend is; vaak zal het begeert worden als niets anders kan gegeten worden.’
En verder: ‘Uithoofde van deszelfs eigen in houd neemt het meeste alle geuren en smaken welke ter veraangenaming mogen worden gewenscht. Een weinig vleeschnat ermede gemengd en gekoeld, maakt een allerheerlijkst vleeschnatgelei.’
Gelukkig lezen de meeste mensen niet, wat buiten op die pakjes gedrukt staat, maar een dergelijke taalverknoeiing is toch al te erg.
l.s.
Een lid vraagt naar de volgende vier woorden:
| |
Mogen
- ‘Is mag goed, in: ik mag hem niet, ik mag het niet hooren?’ - Het Wb. d. Ndl. Taal zegt: Reeds vroeg, in het Nederduitsch vroeger dan in het Hoogduitsch, beteekent mogen ook: van iets houden, naar het schijnt oorspronkelijk in verbinding met een genitief, doch deze constructie is in het Ndl. niet bewaard. ‘Mondeken wat meught ghy? Herteken, wat begeert ghy?’ In toepassing op een persoon: hem wel aardig vinden; soms hetzelfde als: van hem houden. ‘'t Is wat een goeie man. Hij mag me graag.’
| |
Openen
- ‘De zaak heropent’? - Openen in onovergankelijk gebruik? ‘In de oudere taal waarschijnlijk behoorende tot het oorspronkelijke Ndl. taaleigen, doch sedert verouderd. In de jongere taal vooral in Zuid-Nederland gewoon en blijkbaar eene navolging van fr. ouvrir. ‘... al zage ik het graf openen, om mij te verslinden’ (Conscience). Als handelsterm ook te onzent nog in gebruik: de markt opende vast. Heropenen: ‘'t Graf... Heropene’ (Bilderdijk). In ons tegenwoordig taalgebruik zouden wij willen spreken van: Heropening van de zaak; de zaak wordt heropend.
| |
Lijken naar
- En: dit lijkt naar niets? - Ook niets op aan te merken. ‘Het lijkt er (in de verste verte) niet naar’. ‘Ik ben geen vyand van geleerde lieden; 't lykt er niet na!’ ‘Het begint er (mooi) naar te lijken’. Nergens naar lijken (fr. ne ressemblir à rien).
| |
Voort
(voor: meteen) - Ook heel goed Nederlandsch, in gemeenzame taal, m.d.b.: dadelijk, terstond.
| |
Bedrading
- Wij hebben bedrading een eenigszins vreemd woord gevonden, maar het blijkt, evenals ‘bekabeling’ een woord te zijn dat sedert jaren burgerrecht heeft in de electrotechniek. Een burgerrecht - zoo schrijft de lezer aan wien wij deze verklaring danken - dat niet zoo vlot verleend zou zijn, als er geen analogie was met goede Nederlandsche woorden als bebakening, betonning, betegeling, beklamping, beglazing. Bedrading wordt gebruikt in werkwoordelijken zin, als aequivalent van het ornatieve bedraden, dus aanduidende de handeling van het voorzien van draden, doch ook om aan te geven het samenstel van draden en draadbundels, dienende om een electrotechnisch toestel of een complex toestellen en schakelonderdeelen aan elkaar te verbinden.
| |
Chic
- In de vorige aflevering spraken wij over de afkomst van het woord chic. Er komt ons nu juist een Fransch mode-tijdschrift in handen en dit spreekt ook over de etymologie van ons woord. Wij lezen: Auriez-vous cru que le mot ‘chic’ est tout simplement le diminutif de ‘chicane’? Déjà sous Louis XII ‘chic’ était en usage dans le langage du Palais. On disait d'un plaideur très fort: ‘Il a le chic’, ou mieux: ‘Il entend le ‘chic’. Depuis....
| |
Stoep
- ‘Is stoep voor trottoir altijd fout, of voor oostelijke streken toelaatbaar?’ Toelaatbaar? Als de ‘oostelijke streken’ stoep zeggen voor wat in de algemeene taal aangeduid wordt met het Fransche woord ‘trottoir’, dan is het ‘stoep’. Wie heeft hier iets ‘toe te laten’? Natuurlijk zal de onderwijzer niet nalaten den kinderen te leeren dat elders het verhoogd voetpad naast den rijweg met een ander woord wordt aangeduid.
| |
't En ware
- De krant laat een zin, die een bevestiging inhoudt van het daaraan voorafgaande, beginnen met: 't en ware slechts hierom, dat.... De schrijver heeft blijkbaar niet gevoeld dat dit en een ontkenningswoord is; in de uitdrukkingen: het en ware (tenware), het en zij (tenzij) heeft het voorwaardelijke beteekenis, zij, ware (het) niet, d.i. indien het niet zij, ware. De schrijver bedoelde: al ware het slechts hierom, dat....
| |
Besmuikt
- Leeft besmuikt nog in de hedendaagsche taal? Wij zouden zeggen van niet; wie het gebruikt loopt de kans niet verstaan te worden. Toch is het een aardig woord, en oud al; van smuik, bijvorm naast smook, dat wij al bij Kiliaen opgeteekend vinden m.d.b.: mist, damp, nevel. ‘'t hert..., dat mistigh lagh besmuyckt’ Nederl. Helic. 45.
Thans komt besmuikt nog wel voor in den zin: in 't geniep, achterbaks, o.a. te Leiden, - zegt het Wb. d. Ndl. Taal.
| |
| |
| |
Charivaria
- Wij schijnen, merkt een inzender op, vast te zitten aan saamhoorigheid. De hemel beware ons voor Saamwerking, saamstelling en saamkomst! Aam, zegt Charivarius daarop.
Met dit al zitten we met de moeilijkheid een goede vertaling te vinden voor hd. Zusammengehörigkeit. 't Bij-elkaar-behooren, zegt ons woordenboek; jawel, dat is een goede omschrijving, maar waar vinden wij het goede woord? Gemeenschapsgevoel?
| |
‘Zuiverheid van zin en gedachte
- dat is het doel, waarnaar het Genootschap moet streven.’ Dit woord van een lid van onzen Raad kwam ons te binnen, toen wij de advertentie lazen, die wij hieronder afdrukken.
STENO: Waarheid ‘zonder’ dichting: Een huidige (eeuwige) vereischte voor volk en firma, voor respect. Steno: gelijk een sterkende Pinksterherrijzingsgedachte. Laving en staving des geestes. Blijvend in Steno voortlevend. Precisiestenograaf: Woordgetrouw voor handel, kunst, wetenschap: Privéijlles, rustig, f 1 in 1 maand vlot.
Zuiverheid van zin en gedachte; inderdaad, daar schort het bij velen van ons nogal eens aan!
| |
Taal,
van een technicus, maar geen ‘technische’ taal. - ‘Het bij de bepaling te gebruiken glaswerk reinigt men met chroomzuuroplossing, wascht met aq. dest. en droogt in de droogstoof.’ - ‘Na schudden en een half uur staan’ (vooral niet zitten!) ‘wordt gecentrifugeerd.’ - ‘Hierna wordt door draaien en schudden goed gemengd en dan tot de volgende morgen in de ijskast geplaatst.’
| |
Het is prettig
allerwegen te kunnen constateeren dat de belangstelling voor onze taal steeds toeneemt, maar hoe aller prettigst zou het zijn indien enkele hardnekkige fouten eens en voor goed uit dagbladen en brieven verdwenen. Ik bedoel in het bijzonder: de stijl van Tante Betje en het woord: regelmatig. Er moet nog eens iets op verzonnen worden om die draken te lijf te gaan!
| |
Uitvlucht
- ‘Uitvluchtgebieden bij de hoofdstad’, plaatst onze krant boven een artikeltje. Bij gebied merkt het Wb. d. Ndl. Taal op: om de absolute beteekenis zonder meervoud. Gebied en kan dus al niet door den beugel en wat men ook zou willen aanvoeren ter rechtvaardiging van dezen meervoudsvorm, het blijven uitvluchten!
| |
Agressie
- Waarom - merkt een lid op - schrijven wij agressie (met één g)? Met alpha privans zegt het: stilstand; ab-gressie is afwijking, maar als ad-gressie verlangt het twee g's, dus aggressie. Het krachtige begrip blijft met twee g's, èn gezien èn gehoord, ook inderdaad veel krachtiger.
(g.h.m.)
| |
Beporten
- Van deskundige zijde wordt ons medegedeeld dat in de postwereld beporten niet gebezigd wordt met de beteekenis: voorzien van port, frankeeren, - maar van: het voorzien van een brief of ander stuk van een aanwijzing betreffende het te heffen port, belasten, bezwaren met port. Een technische term dus.
| |
Voorkomens
- ‘Dank zij nieuwen bauxietvoorkomens kon een belangrijke uitvoer van dit product worden gehandhaafd.’ Wat is dit voor een woord? vraagt een lid. - Alsof wij dat zouden weten!
| |
Knotwilg
- ‘Is knotwilg fout, zooals ook “slagroom” fout is?’ - Een samenstelling van een zelfst. nw. met een werkwoordelijken stam, wat zou daar tegen zijn? Knotwilg, snijboon, stoofsla....
| |
Maatgevend
- ‘Is dit woord in de betekenis van: beslissend, norm-gevend, goed Nederlands?’ - O.i. niet; men bezige daarvoor de aangegeven woorden. ‘In massgebenden Kreisen’ = in toon(aan)gevende kringen.
Haarlem's Dagblad bevat het volgende gedichtje:
‘Onze Taal’ mag jubileeren,
‘Onze Taal’ bestaat tien jaar,
Maar het laat het feest passeeren,
Want de tijd is er niet naar,
Mag men het feliciteeren?
Nou, dat waag ik dan toch maar.
Er zijn veel vereenigingen
Die al heel wat ouder zijn,
Die veel meer naar voren dringen
En die wel uit feesten gingen
‘Onze Taal’ verkiest te leven
In een stillen achtergrond;
Ofschoon niets zoo wordt geschreven
En zoo gaat van mond tot mond,
't Is steeds achteraf gebleven,
Ik weet niet op welken grond.
Tusschen ruchtiger bedrijven
Bestaat ‘Onze Taal’ tien jaar,
Wil ze zelf stilzwijgend blijven
Dan maak ik het openbaar,
Bij uw spreken en uw schrijven
Vriend, behoed en koester haar.
Haarlem's Dagblad en den heer Gasus onzen dank!
|
|