Onze Taal. Jaargang 10
(1941)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Dwalen is menselijk of ik kan mij vergissen en u kunt u vergissen.‘Dwaalt mijns gelijk, ik zie 't lankmoedig aan’, zegt Staring in een van zijn puntdichten, ‘maar...’ en nu vrees ik verder in mijn aanhaling niet geheel woordgetrouw te zijn -, maar zwiert de redactie van Onze Taal van de baan, dan is het plicht te trachten haar weer in 't goede spoor te brengen. De verledentijdsvormen van zwakke en sterke werkwoorden eisen, bij rechte en omgekeerde woordschikking, steeds t volgens de grammatica. Dat Vondel als regel schrijft: gij hoorde, dat de meest gezaghebbende spraakkunst van de 18de eeuw, die van den predikant Arnold Moonen, gij hoorde voor het enkelv., gij hoorden voor het meervoud voorschrijft, wil ik daarlaten; ik wil heel het gesukkel en gesol met de werkwoordsvormen bij gij uit vorige eeuwen daarlaten; men mòest er mee sukkelen en kòn er mee sollen, omdat ze in de gesproken taal van het Noorden zwak stonden. Maar onze hedendaagse spraakkunst wil: bij gij steeds t; ook in de tegenwoordige tijd. Het kan dus niet gemakkelijker: gij bindt, bindt gij; gij bondt, preest, droegt, leedt pijn; bondt, preest enz. gij; gij aanvaarddet, bewerktet; aanvaarddet, bewerktet gij; gij hadt, hadt gij enz.Ga naar voetnoot1) Nu vind ik echter in het laatste nummer van Onze Taal (April 1941) op blz. 32 goed geteld 12 verledentijdsvormen met het vnw. gij, zwakke en sterke (en onregelmatige) en hier heerst de meest (on-) plezierige inconsequentie: gij had naast gij hadt zal wel een drukfout zijn, maar wat moet ik denken van gij begaaft naast tot gij... aanwees en opkeek; van gij ontmoette naast dien gij opvorderdet? Ik wil er alleen van denken, dat het gij-gebruik zo ongewoon is geworden, ook in geschreven taal, dat de bijbehorende werkwoordsvormen ons moeite geven. En ik wil er graag bij verklaren, dat ik het voornaamwoord gij nog niet geheel kan missen, al is het in mijn taalgebruik wel beperkt tot zeer bijzondere situaties, en ten slotte, dat ik de -det-en-tet-vormen ronduit lelijk vind, niet aangenaam om te horen, onaangenaam als schriftbeeld. En ik zwijg van problemen als gij laast, gij kwaamt met een lange a naast gij at, gij vergat, die hetzelfde grammatische recht op een lange a hebben. Van dwalen naar zich vergissen is maar één stap. En het antwoord aan het lid J.H.M. omtrent: ‘Daarin hebt U zich vergist’ zou ik nog gaarne met enkele woorden willen uitbreiden (April-nummer, blz. 30). De moeilijkheden met U dat naar zijn afkomst een 3de persoonspronomen, naar zijn functie een tweede-persoonsvnw. mag worden genoemd, doen zich voor bij werkwoorden die in het praesens verschillende vormen hebben voor de 2de en 3de persoon; dat zijn er maar weinige. Normaal is: gij, jij spreekt, loopt, komt enz. en hij spreekt, loopt, komt enz. Maar nu hebben, zijn, kunnen, zullen? De 2de-persoonsvormen zijn respectievelijk hebt, bent, kunt, zult; de 3de-persoonsvormen heeft, is, kan, zal. Zegt men nu: U spreekt, loopt, komt enz., dan blijkt niet, of men positie gekozen heeft, maar die U heeft zegt gebruikt U met de oude 3de-persoonsvorm, en U hebt vertoont het jonger gebruik: de 2de-persoonsvorm; op dezelfde wijze U is - U bent; U kan - U kunt; U zal - U zult. Men gebruikt beide vormen, natuurlijk zonder zich bewust te zijn dat men in het éne geval het vnw. behandelt als een substantief (Uwe Edelheid), als 3de persoon; in het andere als een 2de-persoonspronomen. Nu hebben die pronomina ook van ouds een verschillend reflexief bij zich: bij gij hoort van ouds U (gij hebt U vergist); bij hij, bij het 3de persoonspronomen is in gebruik gekomen zich: hij heeft zich vergist. Dus bij U + een derde-persoonswerkwoordsvorm (heeft, kan enz.) behoort ook logisch een derde-persoonsreflexief zich. Die zegt: U heeft zich vergist, U kan, zal zich vergissen; U is zich dat bewust; blijft consequent in... de 3de persoonslijn. Maar het gevaar is niet denkbeeldig dat men na U heeft, is, kan, zal omschakelt, de derde-persoonsrichting verlaat en een reflexief U kiest dat logisch alleen verantwoord is bij een 2de persoons-constructie. Hier ligt een wijd veld voor verwarringen en contaminaties: U kunt zich vergissen; zich slaat om naar de 3de-persoons-constructie. Is U U dat bewust; het 2de U is logisch alleen verantwoord bij een voorafgaand bent U; dus omschakeling van II naar III. Kan U U niet vergissen, bent U zich dat niet bewust vertonen overeenkomstige ontsporingen, een ander vervolg dan de aanhef logisch gedacht eist. Ten slotte: natuurlijk zijn zulke reflexief-déraillementen alleen maar mogelijk bij samengestelde tegenwoordige tijden (tijden met hebben en zijn) en bij een paar onregelmatige hulpwerkwoorden. U verbaast (verbaasde) zich en U verbaast (verbaasde) U is beide correct; immers verbaast (verbaasde) is formeel zowel 2de- als 3de-persoonsvorm en men houdt dus na verbaast (verbaasde) de vrije keuze tussen een 2de- en een 3de-persoonsreflexief (U of zich). | |
[pagina 35]
| |
Maar U heeft zich verbaasd kan derailleren tot U hebt zich verbaasd en U heeft U verbaasd. Verschillende van deze in oorsprong foutieve reflexief-aansluitingen kan men dagelijks lezen en horen. Toch is mijn ervaring dat bij weifeling het normale taalgevoel gewoonlijk nog wel de logisch-juiste constructie kiest. Het was mijn bedoeling enig inzicht te geven in de aanleiding tot en de aard van deze tegen de taallogica zondigende wendingen.
A.A. VERDENIUS. |
|