vallen toch veel talrijker, waar het bijbehoorende substantief alleen in de samenstelling voldoen kan. Men vindt: inkoopbureau, ondertrouwkaart, opbouwdienst, overhaalschuit, en ook verhuurkantoor, verkooplokaal, doch bij al die composita is het eerste lid ook als afzonderlijk woord bekend: inkoop, ondertrouw, opbouw, overhaal, verhuur, verkoop. Wij hebben begraafplaats, bedenktijd, beleenbank, gedenkboek (-dag, -rol, -stuk, -teeken, -naald, -zuil), verstelgoed, vertaalwerk, verlanglijst, verhuiswagen. Maar hoeveel andere gevallen vereischen beslist het substantief! inzonderheid bij de werkwoorden met ver-. Verlovingsfeest, ververschingskanaal, verteringsbelasting, vervolgingswoede, verdoovingsmiddelen; enz. Veel minder talrijk nog en stellig van jonger datum, zijn gevallen als aanteekenschrift, afhaaldienst, opschrijfboekje, uitleenbibliotheek, waarbij het eerste lid - een zelf al samengesteld werkwoord met een voorvoegsel van voller toon, dat ook nog als zelfstandig woord voorkomt - niet als afzonderlijk zelfst. naamw. bestaat en alleen maar als werkwoordelijke stam kan worden opgevat.
Samenstellingen van zulk een zelf reeds samengestelden werkwoordelijken stam en een substantief hebben o.i. alleen recht van bestaan, wanneer het werkingsbesef levendig aanwezig is. Bij ons ‘inschrijfnummer’ heeft dat werkingsbegrip stellig niet zoo den nadruk.
Zelfs voor die met de zwakke praefixen schijnt dit regel. Wanneer Potgieter de ‘copieerlust des dagelijkschen levens’ laakte, had hij ook kunnen schrijven ‘beschrijf’lust; maar dat moest dan heel in het bijzonder den nadruk leggen op de handeling, niet op het resultaat. Andere samenstellingen hebben alle beschrijving: -skunst, -talent; alleen voor het enkele schrijf- geldt dit niet: schrijfkunst, schrijftalent, schrijftrant. Keerpunt, maar bekeeringstijd, -pogingen; strijdwijze, maar bestrijdingswijze; zoenoffer, en ook verzoendag, maar verder bijna steeds: verzoenings(werk, pogingen, leer). Enz.
En dan, wij hebben toch ook rekening te houden met de eischen der welluidendheid. Vooral die woorden met een samengesteld eerste lid hebben meest een stijf en ongemakkelijk rhythme; het hoofdaccent op de eerste en een zwaar bijaccent op de tweede lettergreep geven het woord iets hortends: áfhaàldiènst. Zoo'n woord heeft gebrek aan zwak geaccentueerde syllaben, en het accent van de tweede lettergreep, die toch een hoofdbegrip weergeeft, dreigt te verzwakken, om een herstel van het rhythmisch evenwicht te bevorderen. Minder bezwaar bestaat er natuurlijk tegen aánteèkĕnschrìft, waarvan de stam zelf een zwakgeaccentueerde syllabe heeft, en nog minder tegen vĕrhuíswàgen, met zwakbetoond voorvoegsel. Bij deze laatste soort zal de analogie zeker ongestoord haar gang kunnen gaan, en sommige voorbeelden er van - wij denken aan verjaardag, -feest, -geschenk - zijn wellicht niet eens zoo heel jong.
Naast aanteekenschrift echter verdient het type met een verbaal zelfst. naamw. op -ing (inschrijvingsbiljet) te blijven bestaan en wij hopen dat het zich (als voor zeer vele gevallen het eenig juiste) nog zal versterken. Wie gevoel heeft voor zijn taal zal, gesteld voor de keus tusschen inschrijvingsnummer en inschrijfnummer, tusschen uithoudingsvermogen en uithoudvermogen, aanpassingsmaatregelen en aanpasmaatregelen, enz. niet aarzelen, en zijn voorkeur geven aan den eersten vorm.