Jaarverslag van de secretaresse.
Het jaarverslag van een genootschap als het onze, dat beoogt het dienen van een bij uitstek Nederlandsch belang - het handhaven van de Nederlandsche taal in haar besten staat, en het beschermen van deze taal tegen schadelijke invloeden - kan en mag thans niet anders aanvangen dan met een woord van ontroering ten aanzien van het lot, dat zich over ons volk heeft voltrokken. In het verslag van het voorafgaande vereenigingsjaar werd een woord van deernis geuit jegens de landen, die in den oorlog waren betrokken, een oorlog, die toen nog onze grenzen had gespaard; en het bevatte, aansluitend daarbij, een opwekking om den plicht, welke ten aanzien van de taal op ons rust, niet te verzaken. ‘Het mag ons’, zoo luidde het, ‘niet voldoende zijn, dat wij de grenzen des lands willen vrijwaren voor aantasting, en onze materieele belangen met kracht verdedigen: wij dienen indachtig te zijn dat op ons de plicht rust ook dat bezit te beschermen, welks waarde niet in geld is uit te drukken, maar zonder hetwelk een volk niet kan bestaan. En daartoe behoort de taal; stellig niet in de laatste plaats.’ De kracht om onze grenzen te handhaven, is gebroken; onze troepen hebben de wapens neergelegd en een vreemde mogendheid heeft ons land bezet. Maar nièt gebroken is onze liefde tot ons geboorteland, zijn volk en zijn taal; het besef van een innige verbondenheid aan zijn aard, zijn bestaan, zijn levenswijze en zeden; zijn oorsprong, geschiedenis en aanleg. Moge ons de kracht blijven die liefde en dat besef te bewaren en moge het ons gegeven zijn onze taal, ook in deze tijden van druk, te blijven eeren en beschermen.
Ons genootschap heeft in het afgeloopen jaar de uitoefening van zijn taak kunnen voortzetten. Ook thans weder heeft het college van Deskundigen, onder wiens leiding wij ons hebben gesteld, krachtig met ons medegewerkt en stellig danken wij het aan deze krachtige medewerking, dat ons streven steeds meer waardeering heeft gevonden. Hebben andere vereenigingen, onder den drang der omstandigheden, het getal harer leden zien verminderen, wij hebben ons kunnen handhaven en ons ledental zelfs zien toenemen. En niet alleen dat het getal der belangstellenden groeide, die belangstelling zelf is krachtiger tot uitdrukking gekomen; het besef van wat de taal voor ons is, is gegroeid en versterkt.
Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs heeft het initiatief genomen tot een breed opgezette poging om te geraken tot een ingrijpende herziening van de termen, in gebruik op het geheele terrein der technische wetenschappen. Aan ons Genootschap is verzocht daarbij zijn medewerking te verleenen, en deze medewerking werd volgaarne en met erkentelijkheid toegezegd.
Uit het verslag van den Penningmeester zal blijken, dat ons genootschap in het afgeloopen vereenigingsjaar in staat is geweest zijn werkzaamheden onverminderd voort te zetten; een woord van dank moge hier worden uitgesproken ten aanzien van die leden, die door hun onbekrompen steun dit hebben mogelijk gemaakt.
Het getal der leden en lezers, bij het begin van het vereenigingsjaar, bedroeg 348; een aantal van hen moest wegens overlijden en bedanken worden afgevoerd, een verlies dat echter werd goedgemaakt door een grooter aantal toetredingen. Bij het einde van het verslagjaar telde het Genootschap 433 leden en lezers; en één donateur.