De muggenzifters.
Van het oprichten van ‘Onze Taal’ af heeft de leiding van dit genootschap zich gekeerd tegen de muggenzifters. Wanneer men zichzelf in staat acht tot het schrijven van volstrekt juist Nederlandsch en zich den tijd kan gunnen om elken zin driemaal over te lezen, is het zeker verdienstelijk als men zoo lang poetst en wrijft tot er geen smetje meer aan de kopij is te vinden maar men doet kwaad door hetzelfde ook van anderen te vergen. Want dat maakt den gewonen schrijver schuw; hij gaat denken: Is het zóó moeilijk om goed Nederlandsch te schrijven, dan zal ik mijn pogingen maar opgeven en ‘maar raak’ schrijven. En zoo is het werk des pedanten muggenzifters juist het tegendeel van hetgeen hij dacht te bereiken.
Men moet zich tevreden stellen met het weren van de grove fouten. Die zijn er tegenwoordig, in een tijd van verminderde taalkennis bij hen die de pen hanteeren en met haar ‘vruchten’ voor den dag komen, waarlijk al in menigte. En alle muggenzifterij schrikt af en schaadt daardoor de taalzorg van breederen trant.
E.