[Nummer 9]
De vrees voor het nieuwe woord.
Er is in de laatste jaren bij velen van ons, Nederlanders, een belangstelling in de taal tot uiting gekomen, die allen, wien het welzijn van ons volk ter harte gaat, met hoop vervult; en een van de vormen, waarin deze belangstelling zich uit, is het streven onze taal te ontdoen van veel, dat zich in den loop der tijden daarin heeft genesteld, van bestanddeelen die, vreemd aan ons taaleigen, toegelaten en ingehaald door gedachteloosheid en gemakzucht, dreigen het wezen der taal aan te tasten.
Aan alle kanten zetten beoefenaars van wetenschap en techniek zich schrap tegen het indringen van nieuwe bastaardvormen en zij getroosten zich veel moeite om reeds ingedrongen vormen door zuiver-Nederlandsche termen te vervangen. Een werk van groot nut, tenminste, als wij allen er toe willen medewerken het tot nut te doen strekken. Maar aan deze medewerking hapert het wel eens!
Stellig, wij erkennen allen gaarne het nut van dit streven, wij eeren dengene, die zich omtrent onze moedertaal verdienstelijk maakt, en wij willen ook wel blijk geven van onze belangstelling, - als wij zelf dan maar verder niets behoeven te doen. Wij willen gaarne de wereld verbeteren, maar ons zelf te hervormen valt dikwijls zwaar. Wij hebben een geheime vrees voor het nieuwe.
Wij houden angstvallig vast aan tal van woorden van vreemde afkomst, ook daar, waar onze eigen taal ons aanbiedt wat wij behoeven. Waarom spreken wij van apparaat en analoog, van continent en belligerent, en bedenken wij niet dat er Nederlandsche woorden zijn, die deze begrippen precies weergeven?
Ja, maar wij spreken nu eenmaal allen zoo, en waarom die eenheid nu weer te verstoren!
Is (brief)ordener, -ordner (mv. ordners) geen heel raar woord, even raar als bedeler en leugener zouden zijn? En is (brieven)knip niet een voortreffelijk Nederlandsch woord daarvoor? Toch hoort men het goede woord maar zelden, en het verbasterde vreemde zoo goed als steeds.
‘Airconditioning’; verstoren wij de eenheid, als wij vragen daarvoor (lucht)tempering te gebruiken? Een raar woord? Maar weet men dan niet, dat ‘temperen’ oudtijds gebezigd werd in den zin van: in den behoorlijken toestand brengen? En is dat niet precies wat wij met -conditioning bedoelen?
‘U veroordeelt blijkbaar’, schrijft een lid, ‘neven verbindingen, maar geeft er geen ander woord voor in de plaats; men kan toch niet zeggen: bijverbindingen! Van secundaire wegen ben ik niet gediend, maar secundaire verbindingen zou ik kunnen aanvaarden; een der vele voorbeelden van een vreemd woord dat minder kwaad kan dan een z.g. Nederlandsch woord.’
Voor ‘innemen’ gaven wij o.m. in overweging: ingaren. Dat vindt men ‘gek’; zoo'n oud woord! ‘Es ist nur folgerichtig’ - schreef eens Professor Scheffler - ‘dass sich der niederländische Sprachverein gegen fremde Eindringlinge wendet, wenn dadurch altüberliefertes Sprachgut bedroht wird’.
Zoo is het; maar dan past het ons voor dat ‘altüberlieferte Sprachgut’ ook wat meer eerbied te hebben.
Het is onze Nederlandsche aard, eenigszins argwanend te staan tegenover ‘nieuwigheden’; dat heeft zijn goede zijde, maar het kan ook gevaar opleveren.
Als onze Deskundigen ons goede woorden aan de hand doen, voor wat in onze taal niet thuis behoort, laat ons die dan aanvaarden.
Zonder vrees voor het nieuwe.... oude woord!