Onze Taal. Jaargang 9
(1940)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Nummer 7]IJ en yGa naar voetnoot*)Onze schrijftaal veroorlooft zich de weelde van twee letterteekens voor één klank. Het ei van de kip is, in uitspraak, niet te onderscheiden van het IJ voor Amsterdam. Ondanks de pogingen tot spellingvereenvoudiging schijnt beider gebruik voorloopig te zijn bestendigd en dus zal ieder Nederlander zich ook in de toekomst rekenschap moeten geven van het gebruik van korte ei en lange ij. Als lijdzame weifelaars zijn wij gedoemd te blijven twijfelen of de geijkte schrijfwijze voor eikenbeitsen niet eikenbijtsen is, of men een peil of een pijl op het beleid of op de belijdenis van de spellingcommissie kan trekken, of de aardbei van de honingbij is te onderscheiden, of men zonder feil kan schrijven, dat een vijl op een ijzerveiling voorkwam, of men Bei of Bey van Tunis of allebei kan schrijven, of men zijn nevenmensch werkelijk verrijkt door hem een Nederlandsch woordenboek aan te reiken, of men uitweidt en niet uitwijdt, wanneer men wijdloopig is, en waarom een kerk kan worden ontwijd, maar wild ontweid. In dit opzicht schijnt geen enkele leidsman ons uit ons lijden te willen brengen en het verbeiden van blijdere tijden blijft ijdel. Bij alle wijzigingen der spelling bleven de ei- en ij-schakeeringen gehandhaafd. Ter wille van het ‘historische aspect’? Die dooddoener wordt wel verdedigd met het ontstaan in een grijze oudheid van het letterteeken ij uit twee i's, of met klankverschillen, die echter in de algemeene, z.g. beschaafde, spreektaal volkomen te loor zijn gegaan en alleen in dialect nog voortleven. Of werd de afwisseling van ei en ij behouden ter vermijding van begripsverwarring in de schrijftaal? ‘Toch twee letterteekens’ leert de school - en zij behoedt de jeugd geenszins, zooals wij zullen zien, voor de verwisseling met een derde letterteeken! Tegen wil en dank schikt de brave Nederlander zich in den hem opgedrongen rijkdom. Maar die berusting der meerderjarige Nederlanders blijkt een bedenkelijke onverschilligheid, als men nagaat hoe het met de leiding der minderjarige landgenootjes is gesteld. Een analfabeet geldt in onze samenleving voor een beklagenswaardig individu. In ons land, dat zelfs tot in zijn verste koloniën den analfabeet meedoogenloos uitroeit, past het niet de juistheid dier opvatting in twijfel te trekken. Brave Nederlandsche ouders verheugen zich dus als hun kleuters de tooverformule gaan leeren, die hun den sleutel tot alle schriftuur zal verschaffen. Welk een verlossende vreugde als die kleine leergierigen het a-b-c tot en met x-ij-z zonder haperen kunnen opzeggen! Die klanken, nog versterkt door gezang, blijven elk hunner zijn leven lang bij. Zelf voelen wij ons weer in ons 6e jaar verplaatst als wij het alfabet in melodie meeneuriën. In de eerste schooljaren heeft de leerling een grenzenloos vertrouwen in onderwijzeressen en een onbegrensd ontzag voor onderwijzers. Achterdocht kent die leeftijd niet. Toch is de eerste valstrik voor de argelooze kinderen gespannen. Dat blijkt wanneer de onderwijzers van naam veranderen en ‘leeraars’ de opgegroeide kleuters een andere tooverformule, n.l. die van de algebra, | |
[pagina 34]
| |
gaan bijbrengen. Dan bemerken de leerlingen, dat wat als ij wordt uitgesproken, zelfs in 2e of 3e macht, als y wordt geschreven en gedrukt. Hebben de leerlingen eenmaal de school verlaten, dan volgt een nog krassere ontgoocheling, wanneer taalkundige professoren hun aan 't verstand brengen, dat die ij, die hun vroeger als een onmisbaar element van 't Nederlandsche alfabet is ingeprent, een onding, een non-valeur, een bastaard is en feitelijk, zooals dat heet, lexicographisch niet bestaat. Het is een slag als hij, die in zijn aangebedene ‘zij’ als 't ware ‘'t laatste woord’ zag, haar niet als slot van het woordenboek vindt, maar na zigzag! Omgekeerd leest de studeerende ‘zij’ op de plaats waar ‘hij’ in het woordenboek behoorde te staan - o ironie -: hybridisch. Niet alle Nederlanders aanvaarden deze geleerde logica. Practische samenstellers van handboeken en adreslijsten verkiezen den nuchteren zin boven de onverteerbare wijsheid der dictionnaires. Zoo vindt men in den Rijkstelefoongids IJmuiden en IJsselmonde redelijk tusschen X en Z, maar in plaats van ijselijk of ijzeren vindt men in een woordenboek op die plaats yankee of yoghurt en moet men, als bij een ongelukkige gooi op het ganzenbord, ver terug, tot in de eerste helft van 't alfabet, naar de i! Geen minister of onderwijs-inspectie, die in deze elementaire kwesties orde en regel brengt. Ergernis en tijdverlies bij 't opzoeken van namen en woorden blijven ons vertrouwen in het onderwijs ondermijnen. De schrijver Multatuli is indertijd door deze anarchie zóó baloorig geworden, dat hij in alle woorden de ypsilon in plaats van ij is gaan schrijven, met welke ondoordachte oplossing hij de anarchie slechts verergerde. Bilderdijk was ten deele hierin voorgegaan, door hy, zy, wy, by, enz. met ypsilon te schrijven. Wij mogen ons niet laten meesleepen door de verbroedering der internationale taalmengers, maar moeten ons rekenschap geven van ons nationaal bezit. Wij hebben een letter, die in andere talen ontbreekt. Die letter geven wij niet prijs. Wij zullen des te steviger staan als wij de oorzaken der verwarring nader beschouwen. Door de ligging van ons land hebben wij steeds veel aanraking met onze buren gehad, en naar gelang wij reizen, rijzen de moeilijkheden als 't ware rondom ons op. Onze taal neemt uit de omringende landen talrijke woorden over en in de spelling dier woorden komt dikwijls de ypsilon (i grec) voor. Door de overeenkomst in karakter, nog sterker in het geschreven dan in het gedrukte beeld, wordt onze oplettendheid op een zware proef gesteld. Wij worden al jong op een dwaalspoor gebracht als ons bij het dicteeren de y wordt aangeduid als ij zonder puntjes. In beeld moge dit ongeveer waar zijn, in klank allerminst. De y drukt in alle Latijnsche landen den ie-klank uit, nooit den ei-klank, en aangezien de meeste vreemde woorden waarin ze voorkomt aan 't Fransch zijn ontleend, vereischt ze van ons een consequente behandeling als i. Dat een huisschilder, die op een schutting of gebouw een opschrift heeft te schilderen, zich in die oorsprong en verschillen niet verdiept, is vergeeflijk. Maar dat ook architecten en ontwikkelde stellers van briefhoofden of advertenties zich aan verwarring bezondigen, is bedenkelijk. Groot geschilderde of gedrukte woorden dringen zich het meest op. Zijn zij onjuist, dan brengen zij de lezers, waarvan helaas vele niet al te sterk in hun spelling-schoenen staan, van de wijs. Als een Hypotheekbank (= Hipotheekbank) zich aankondigt als Heipotheekbank door 't woord met een ij te schrijven; - als aan alle stations de Ned. Gist- en Spiritus Fabrieken, de Utrechtsche Beenzwart Fabriek en de Delftsche Lijm en Gelatine Fabrieken op kleurige borden hun product LYM (= lim) adverteeren; - als een villabewoner op zijn hek schildert VYVERHOF (= Viverhof); - als Bols zijn ZEER FYNE OUDE GENEVER aankondigt, zonder de ‘fine’ van den Franschen sommelier te bedoelen; - als de Gemeente Amsterdam op de halte-bordjes van de tram LYN schrijft, - dan raken de minder geletterden volkomen de kluts kwijt. De verwarring in het gebruik der letters werkt ook een verscheidenheid in den vorm der letterteekens in de hand. Zonder systeem ziet men als hoofdletter de volgende varianten gebruikt: (wij bepalen ons tot eenvoudige blokletters, z.g. ‘Antieken’, met uitzondering van de laatste, een ‘Plantijn’). Evenwel zijn als hoofdletter alleen de eerste voor de ypsilon en de laatste twee voor de ij juist. Hoewel hoofdletters van eenzelfde type in den regel alle dezelfde hoogte hebben, vertoont bij sommige lettertypen de IJ een doorhangende J, b.v. de Hollandsche Mediaeval en de Romaansche IJ. Men mag de verwarring niet alleen aan onnadenkendheid of slordigheid wijten. Er zijn allerlei bijkomstige omstandigheden, die in ons land het heldere inzicht bemoeilijken. Vooreerst de erfenis der middeleeuwen. Onze vroegste scribenten waren opgevoed in de oude talen en dus gewend aan hun y. De uitspraak van een lange i als tweeklank begon in dat tijdperk eerst op te komen en de schrijfwijze daarvan in gesloten lettergreep (b.v. sijn, mijn) vertoonde hetzelfde beeld als, in 't latijn, de dubbele i aan het einde | |
[pagina 35]
| |
van een substantief of eigennaam in den genitief (filij, Bonifacij, Ignatij). Met de drukkunst nam de vermenging van i, ij en y hand over hand toe; tot in de 17e eeuw werkte dit na, en daar onze klassieke schrijvers uit die tijden helaas zelden in hedendaagsche spelling worden uitgegeven, wordt het onderscheid, dat den jeugdigen scholieren mocht zijn bijgebracht, bij hun meer gevorderd onderwijs weer vervaagd. Vervolgens de dialecten, waarin de ie-klank in plaats van den ei-klank wordt gebruikt. Men denke aan de bewoners van Rijssen, die hun woonplaats Riessen noemen, en aan de Limburgers, die spreken van rieje (voor rijden), miene (voor mijnen), miel (voor mijl), mien (voor mijn), enz. Ten derde het voortleven in talrijke familienamen van de vroeger gedachteloos ontstane verwarringen. Dat de naam Huygens met een y wordt gespeld is begrijpelijk, want die letter vervult daar de functie van i in de tweeklank ui. Zoo ook de Ruyter. Dat de familie van Lynden een y schrijft is juist, want zij noemt zich van Linden. Dat er twee namen Sypesteyn en Sijpestein bestaan, is overeenkomstig de uitspraak. Zoo ook Verspyck en van Spijk. Maar dat wij daarnaast lezen de Bruijn, Steijn, Heijn, Amelrooij, Ameijde, Kraaijeveld, enz. en dat Rijnbende (= Reinbende) adverteert: ‘RYNBENDE's oude genever’ is met het beste glaasje jenever niet af te drinken. Al is de Nederlandsche spelling thans verre van genormalizeerd, toch kan dat ideaal misschien eenmaal worden bereikt. Maar dat in eigennamen ooit de ij en y rationeel zullen worden geschreven is haast ondenkbaar, tenzij de dragers dier namen zelve meewerken en standverschillen of familieveeten overwonnen worden die de Bruijn's tegen de Bruyn's en de Heijn's tegen de Heyn's mochten hebben! Daarentegen is het normaal, dat een familie die in Frankrijk Moulin heet, zich hier Moulijn of Molijn is gaan schrijven, want de Fransche uitgang ‘in’ is het meest verwant aan onzen ij-klank. Eenzelfde geval als Constantijn naast het Fransche Constantin. Zoo zijn ook Colijn en 't Fransche Colin in overeenstemming. Eindelijk de invloed der schrijfmachines, voor welker vervaardiging ons eigen land blijkbaar niet is geoutilleerd. Evenals het na lange jaren gelukt is badkranen te krijgen waarop men in het Nederlandsch kan lezen of het water koud is (in plaats van kalt of froid), slagen misschien de importeurs en de afnemers er in, schrijfmachines afgeleverd te krijgen, die, naast de y, de ij (op één blokje, niet in twee letters) vertoonen. Helaas gooit ook de Nederlandsche Telegraafdienst roet in het eten door in Hollandsche telegrammen elke ij als y over te brengen. Als de ij voorkomt in de uitgang... lijk (woordelijk, welvoegelijk, enz.), spreekt men van een ‘stomme ij’. Zij heeft daar een eigenaardigen, bescheiden uitspraak, die niet door i of u is te vervangen. Doch het feit, dat men dan van een ‘stomme ij’ spreekt, sluit in, dat zij onder andere omstandigheden klankrijk is. Laten wij daarom dezen klinker hoog houden en beschermen als een kenmerkend Nederlandsch bezit. Wij kunnen het letterteeken ij niet missen. Men stelle zich eens voor, hoe men onze schrijftaal zou verduitschen door uitsluitend ei te gebruiken: zei schreift mei, van Amsterdam aan het Ei, dat hei van de steile deik met een beil kwam aangeeild, enz. Fein! Dus leve de ij! Lang leve de ij, het onmisbare lid onzer gemeenschap! En daarnaast een plaatsje voor de y als gast. Frits LUGT. |
|