| |
Van onze leden.
Korte taalvorm
- Een van onze leden vestigt onze aandacht op een zin, dien hij onlangs in een dagblad vond. Deze zin luidde: ‘Werkeloozen hebben den grond omgespit en er jonge frissche planten uitgezaaid’. Ons medelid keurt deze wijze van uitdrukken ten sterkste af.
Wij zullen den gewraakten zin stellig niet in bescherming nemen; natuurlijk worden de planten niet uitgezaaid, maar het zaad, waaruit naar wij hopen die planten zich zullen ontwikkelen. En het spreekt van zelf dat de planten, die wij uit dit zaad zullen zien opkomen, jong zullen zijn en dus een frisch aanzien hebben.
Maar laat ons toch niet al te scherp kijken doch trachten uit de weinige woorden ons het beeld te vormen, dat de schrijver heeft willen oproepen. Als de tuinman ons vertelt dat hij spinazie heeft uitgezaaid, zullen wij hem toch niet gaan zeggen dat hetgeen hij uitzaaide spinazie zaad was! En als een dichter spreekt van de ‘smettelooze sneeuw die neerdwarrelt’ dan wijzen wij hem er immers niet op dat sneeuw, zoolang zij nog ‘neerdwarrelt’, altijd ‘smetteloos’ is!
| |
Etymologie
- Onze leden interesseeren zich dikwijls voor de etymologische beteekenis van woorden, die hun aandacht hebben getrokken en wij moeten erkennen dat wij zelven ook wel eens graag in Franck-Van Wijk bladeren. Toch verdient het voor ons geen aanbeveling al te zeer aan deze neiging toe te geven en onze Raad moedigt dit ook niet aan; de meesten van ons kunnen een etymologisch woordenboek toch niet hanteeren.
Zoo sloegen wij eens Van Wijk op om te zien wat ‘eigenlijk’ ons genoeg beteekende, maar heel veel wijzer werden wij er niet door. En ten slotte namen wij maar weer onze toevlucht tot het Woordenboek der Nederlandsche Taal: dat zou tenminste ‘verstandige’ taal spreken.
En het spràk verstandige taal, en wel door R. Hildebrand voor ons te citeeren. ‘Te recht mocht Hildebrand zeggen: “Auf die frage aber, was denn unser genug sei, ist die sicherste antwort: das sprachbewusztsein fragt sich gar nicht mehr darnach, und braucht es auch nicht”’. Punctum!
| |
Prullaria
- (Uit verschillende publicaties.) Iemand, die geduld uitoefent - die zijn hoed en zijn jas op de coach (couch, sofa) legt - die bij zinnen is - van zinnen is - die zich beheerscht naar buiten ‘toe’ - die door een ander kansloos geslagen wordt - die voorwaarts ziet naar (looking forward to) - die toestanden ingaand beschrijft. - Koersen die aantrekken - valuta's, die hetzelfde doen, maar dan helaas weer afbrokkelen - Berlijn is afbrokkelend voor aandeelen. Een diepe erkenning - het is voor eens en allemaal (voorgoed) voorbij - de vrouwen waren vertegenwoordigd (moest zijn: tegenwoordig) - elk zou (beiden zouden) om half elf daar zijn - zeventig mariniers (hier: zeelieden of schepelingen; mariners) - geen controle op geldschietbanken - een nergens helder verwoorde psyche - te ingelichter plaatse - misdadigers, die zich weigerden over te geven - het Gedroogde garnalenbesluit 1936 - een oud-hoofdkantoorhoofd der P.T.T. - negermuzieken - schrijvens - het ketelhuis van een schip. (Dit laatste moet zijn: ketelruim; aan boord van een schip spreekt men van een huis voor iets dat op het dek gebouwd is, dekhuis, stuurhuis; wat benedendeks ligt, noemt men ruim, kamer: proviandruim, kruitkamer, machinekamer.)
(M-n)
| |
Stijlverwarring
- Wat men gewoonlijk het volk noemt kan soms aardige uitdrukkingen bedenken. ‘Ik plof je neer’, had onlangs een beklaagde zijn tegenstander gedreigd, en ‘je hebt mij niet gezien’ is heel populair tegenwoordig voor: ik weet nergens van, of: ik wil er niet mee te maken hebben.
Wanneer nu dergelijke uitdrukkingen maar niet in ernst overgenomen worden door hen van wie verwacht mag worden dat zij beschaafd Nederlandsch zoo niet spreken, dan toch in ieder geval schrijven zullen.
‘Men trekke zich hier niets van aan’ schijnt een te deftige zinswending te zijn voor een van onze dagbladen. Dit ging zich eens te buiten aan de uitdrukking: ‘je doet maar of je neus bloedt’. ‘Uitzoeken’ in plaats van ‘uitmaken’ of ‘onderzoeken’ (‘ze moeten het maar uitzoeken’) en ‘voor elkaar’ in plaats van ‘in orde’ (dat is voor elkaar) hebben al burgerrecht gekregen; auteurs ontzien zich niet om van een stel te spreken voor een paar (een verloofd stel) en een student beklaagde zich in een ingezonden stuk dat de spelling Marchant afgekraakt wordt.
(M-n).
| |
Gedegen
- ‘Een gedegen boschlandschap’. Hier is het woord gedegen weer ten onrechte gebruikt. Wij hebben herhaaldelijk in het licht gesteld, dat ‘gedegen’ is: vast, dicht, compact, sterk. Een gedegen betoog, dat gaat; maar ‘een gedegen stijl’, ‘een gedegen mensch’ gaat niet. En dat geldt ook voor ‘een gedegen landschap’.
| |
| |
| |
Plotseling
- Nog steeds viert plotseling hoogtij; geweren en andere vuurwapenen gaan plotseling af, een schot weerklinkt plotseling en nu is weer een schip plotseling op een mijn geloopen. Hoe anders dan ‘plotseling’ zou dat geweer kunnen afgaan, of het schot weerklinken; en hoe anders stelt men zich wel dat loopen op een mijn voor? Met schuren en schaven, trilling van het schip, telefoongerinkel, volle kracht achteruit, schip onwrikbaar.... toch op een mijn geloopen?
Het is het onverwachte, het onverhoedsche van de gebeurtenis, dat men in het licht wil stellen, het verrassende, het overrompelende; maar dat kan immers wel uitgedrukt worden anders dan door dat plotseling.
| |
Spreiding
- ‘Den laatsten tijd ontmoet men het woord spreiding. Is dat wel een woord? “Spreiding van vacanties”. Waarom niet verdeeling?’
Ongetwijfeld is het een woord; het Wb. d. Ndl. Taal geeft er voorbeelden van. ‘De spreiding van het want; van een schot hagel’. ‘Eene spreiding bladriet, eene spreiding van losgesnedene rijsbossen.’ Maar al is het een woord, daarom behoeft het in het door ons lid gegeven voorbeeld nog niet op zijn plaats te zijn; wij zouden denken dat wel niemand iets tegen het bezigen van ‘verdeeling’ zal hebben.
| |
Air-hostess
- Een lid vraagt ons nog eens de aandacht te vestigen op dit vreemde woord, dat op weg is om in ons spraakgebruik opgenomen te worden. Een kleeding-magazijn prijst in de krant zijn ‘Londonair-costuums’ aan; moeten wij daarin berusten, vraagt hij.
Dat ‘air-hostess’ hebben wij al eenige keeren gesignaleerd, maar het schijnt moeilijk te zijn een goede Nederlandsche uitdrukking voor de bedoelde functie te vinden.
En dat ‘Londonair’ moeten wij maar stilzwijgend voorbijgaan; hoe minder wij van zulke dwaze verzinsels nota nemen, hoe eerder zij verdwijnen.
| |
Eigenaardige meervoudsvormen
- Wij kennen allen de samenstellingen procureurs generaal, gouverneurs generaal, advocaten generaal; het lijkt logisch dat wel het zelfst. n.w. den meervoudsvorm aanneemt, maar niet het bijv. n.w. Maar nu wordt huzaar tot motorrijder gemaakt; dat is ook nog gemakkelijk: huzaar-motorrijder, zooals ook: sergeant-schrijver, luitenant-kwartiermeester enz. Men is het eene zoowel als het andere, of men heeft een zekere functie in een bepaalden rang.
Ik heb echter gezien dat er een corps huzaren-motorrijder gevormd is en dat lijkt mij pure dwaasheid. Mij dunkt: beide zelfst. naamw. in het meervoud, of alleen het laatste.
M-n.
| |
Liquor suderansi
- Vele menschen drinken tegenwoordig sinaasappelsap. Natuurlijk mag dit woord in Nederland niet worden gebruikt; men zegt jus d'orange, hetgeen in lunchroom-taal is geworden suderans.
Eenige dagen geleden vroeg een vriend van mij in zulk een inrichting een glas tomatensap. De Hebe van de lunchroom zeide niet te weten wat bedoeld werd. Mijn vriend maakte haar duidelijk, dat hij het uit tomaten geperste vocht op het oog had. Waarop de juffrouw zeide: ‘O, u bedoelt een tomaten-suderans’.
(H.P.)
| |
Waarom?
- Waarom geven tal van dagbladen (onder meer het Alg. Handelsblad, dat overigens dikwijls op de bres staat voor het behoud onzer taal) de voorkeur aan ‘belligerenten’ boven ‘oorlogvoerenden’?
Waarom wordt er geschreven over ‘illegale’ vluchtelingen, en niet over onwettige of onrechtmatige?
En waarom spreken wij zoo dikwijls over ‘doktoren’ in plaats van dokters? ‘Doctoren’ is het meervoud van doctor, d.w.z. van iemand die gepromoveerd is, wat de meeste artsen (dokters) niet zijn.
| |
-Wezen
- Er is een nieuw maandblad verschenen, dat den titel voert van: Christelijk Instellingswezen, Tijdschrift voor Ziekenhuizen, Kerken, Pastorieën en Scholen.
Als de oprichters geweten hadden welk een hekel onze Raad heeft aan dat -wezen, zouden zij voor hun blad denkelijk wel een anderen naam hebben gekozen.
‘Dr. ir. J.A. Ringers zal leiding geven bij het herstel van het verkeerswezen,’ Ook hier behoeven wij dit ‘-wezen’ niet; ‘het verkeer’ is reeds voldoende. ‘Vervelende wezens.’
| |
Bouwklaar
- ‘De nieuwe uitleg van de stad (Batavia) is verzekerd door het bouwklaar maken van....’
Een verheugend voorbeeld van zorg voor de taal geeft deze correspondent van een van onze groote bladen, door het bezigen van het goede Nederlandsche woord, waar het veelgeliefde ‘bouwrijp’ niet op zijn plaats geweest zou zijn.
| |
Meenen
- Een lid schrijft: In de aflevering van Januari lees ik ‘Een van onze leden heeft meenen op te merken....’; ga ik naar mijn gevoel te werk, dan zou ik zeggen dat deze constructie toegelaten kan worden, maar ontleed ik den zin taalkundig, dan vrees ik dat ik hem moet afkeuren.
| |
In tact
- ‘De lading was gelukkig in tact gebleven’. Hier begaat men een fout door ‘in’ en ‘tact’ tot twee woorden te maken; het moet zijn intact (intactus = ongedeerd, gaaf, ongeschonden).
|
|