| |
Van onze leden.
‘B.D.’ - ‘Zou er iets tegen zijn’, vroegen wij, ‘een officier, die den dienst heeft verlaten, aan te duiden met: i.r. (in ruste)?
Een heeleboel tegen, zeggen de leden: de gedachte aan het afgeloopen zijn der (militaire) activiteit mag niet het beeld oproepen van den werkeloozen flaneur of sociëteits-habitué, of doen denken aan de rust van het graf. ‘In ruste gegaan’? Ik wil U wel zeggen, dat ik mij op Marinegebied geenszins als ‘in ruste’ beschouw en daarvoor nog dikwijls werk; en denk maar eens aan dien bekenden Opperofficier, die nog wel voorzitter is van een zeer belangrijke commissie! Goed; dus niet ‘in ruste’; dan houden wij het maar op gepens. En anders, zegt een medelid, bezigen wij maar de aanduiding oud-; wij hebben reeds als zeer gebruikelijke en m.i. goede termen: oud-minister, oud-hoogleeraar, oud-gezagvoerder, oud-directeur enz. Het voorvoegsel ‘oud-’ lijkt mij nog verkieselijker dan ‘gewezen’.
| |
Waardeering.
‘Vindt hetgeen Onze Taal doet wel voldoende waardeering? Weet het groote publiek wel wat er door Onze Taal wordt verricht? En zoo neen, wordt het dan geen tijd dat wij eens wat meer bekendheid geven aan ons werk? Het getuigt stellig van een zekere waardigheid, in stilte te werken en de resultaten niet aan de groote klok te hangen, maar te groote bescheidenheid schaadt!’
Aldus eenige leden. Wat moeten wij daarop zeggen? Wij zijn een onderling genootschap en wat wij doen, doen wij voor elkaar. Natuurlijk zou het ons een lief ding waard zijn, als iedere Nederlander zich genoopt zou gevoelen tot ons werk toe te treden, maar er om vragen kunnen wij moeilijk. Hier ligt een taak gereed voor onze leden; als ieder in zijn kring zou trachten medestanders te vinden, zouden wij al spoedig een eind op weg zijn. Dat het mogelijk is, heeft Dordrecht bewezen!
En waardeering? Inderdaad, soms zou een weinig meer waardeering - althans: bewijzen van waardeering - ons het werk vergemakkelijken. Maar laat ons niet klagen; wij hebben pas het bewijs gekregen dat onze Regeering ons werk welgezind is en dat hetgeen onze Deskundigen voor ons - voor ons volk! - doen, haar instemming vindt. En dat vergoedt weer veel!
| |
Interesse
- Dit woord was vroeger (d.w.z. eenige jaren geleden) hier te lande in de spreektaal nagenoeg onbekend. Men gebruikte al naar gelang het woord ‘belang’ of ‘belangstelling’. Tegenwoordig hoort men in ieders mond ‘interesse’ met goeden en verkeerden klemtoon. M.i. dienen wij tegen dit minder mooie en zeker on-Nederlandsche insluipsel te velde te trekken. Het is, dunkt mij, zeer zeker belangwekkend (dus niet ‘interessant’) vast te stellen, dat de Duitscher, die vroeger uit gebrek aan een eigen woord, uitsluitend het woord ‘interesse’ en ‘interessant’ bezigde, nu meer en meer van ‘Belang’ en ‘Belange’ (meervoud) spreekt. Vlakbij staat het eveneens nieuwe Duitsche woord, ‘belangreich’, dat ‘bedeutend’ pleegt te vervangen. Wij Nederlanders spreken tegenwoordig meer en meer van ‘beduidend’, inplaats van het vroeger meer gebruikelijke ‘belangrijk’. Een ‘Werkman’ is bij ons gemeenlijk ‘Arbeider’ geworden. De Duitsche ‘Arbeiter’ wordt steeds meer tot ‘Werkmann’ bevorderd. Ik heb vroeger reeds op andere voorbeelden van onderlingen ruil gewezen! Zouden wij over honderd jaren Duitsch spreken en de Duitschers Nederlandsch?
(V-n)
| |
Bijlagen
- De ‘Letterkundige Kroniek’ van een van onze dagbladen spreekt over ‘een eerlijk verdiende boterham met bijlagen’. Wij begrijpen best wat de schrijver bedoelt; hij bedoelt een boterham met ‘opsnit’!
| |
| |
| |
Dieseltreinen die overnacht staan.
In het weekblad De Ingenieur van 16 Juni 1939 (nr. 24, 54e jrg.) leest men op blz. v. 31 de volgende zin: ‘De monsters gebruikte olie worden uit het carter getapt na overnacht staan van den dieseltrein, die den vorigen avond het depôt is binnen gekomen.
Dit technische Nederlandsch zal wel afstammen van het Duitsch, waarin men heel goed kan spreken van iets dat ‘über Nacht’ staat. In het Nederlandsch moeten we zeggen: gedurende den nacht, den heelen nacht. De geboorte van ‘overnacht’ is misschien vergemakkelijkt door het goed Nederlandsche ‘over dag’ (twee woorden). Maar dan alleen op den klank af, want dit laatste beteekent niet ‘den heelen dag’ doch eenvoudig ‘niet 's nachts’; het tegenovergestelde van ‘'s nachts’ is ‘over dag’. De Duitscher drukt dit uit met ‘am Tage’, terwijl het Duitsche ‘tagsüber’ voor ‘den heelen dag’ geldt.
Dus ‘over nacht’ of ‘overnacht’ is geen Nederlandsch; ik verneem nochtans van iemand die op een laboratorium werkzaam is, dat men daar heel gewoon spreekt van ‘iets overnacht laten staan’.
W.D.
| |
Ijl-
- Wie haast heeft, schrijft niet, maar telefoneert; wie erge haast heeft, telefoneert ‘dringend’ en wie verschrikkelijke haast heeft, vraagt een ‘ijlgesprek’ aan. Zoo wil het de administratie van de P.T.T.
Is dat goed Nederlandsch? Het oude ‘ijlbode’ kennen wij zoo goed als niet meer; van ‘ijlgoed’ zijn wij nu af; wat hebben wij dan nog voor samenstellingen met ijl- waarnaar wij ter rechtvaardiging van ons ‘ijlgesprek’ kunnen zien?
| |
Stram
- De krant bericht het overlijden van den bekenden generaal Sir Ian Hamilton, ‘den eens zoo strammen Schotschen krijger’. Dat een man van diep in de tachtig wat stram is geworden, spreekt van zelf; die omstandigheid bij zijn dood met nadruk te vermelden, is ongerijmd.
Maar het zal wel de bedoeling zijn geweest juist de flinkheid, de militaire verdiensten van den overleden generaal in het licht te stellen en die weer te geven met ‘stramheid’ is weinig mindere dwaasheid.
| |
Vertalers
- Een omroeper bij de radio sprak van den Amerikaanschen Minister van P.T.T., daarmede bedoelende den Postmaster general of the U.S. Ik weet van een Nederlandsch justitie-ambtenaar, die een beëedigd translateur (leeraar in het Duitsch) er op attent moest maken, dat men tegenover een Duitschen beklaagde niet moet spreken van ‘das öffentliche Ministerium’, maar van ‘die Staatsanwaltschaft’, omdat het de Duitscher was die de vertaling begrijpen moest.
| |
Miskende onzijdigheid.
‘.... dat Bullit Amerikaansche interventie in het vooruitzicht zou hebben gesteld, indien Frankrijk en Engeland de spits maar afbeten.’
Dat kunnen Frankrijk en Engeland niet doen... want spits is (hier) onzijdig; het spits.
| |
Benutten
- ‘Benut de papierbakjes’, leest men op de vuilniskarren in Den Haag. Verkeerd; ‘benutten’, in den zin van: gebruik maken van iets, dat bepaaldelijk voor dit gebruik bestemd is, is Duitsch.
Men kan, als men wil, ‘iets benutten’ bezigen in den zin van: zich iets ten nutte maken, een (bijkomend) voordeel trekken uit iets.
Wie een verbruikt tramkaartje in een papierbakje deponeert, maakt gebruik van, bezigt dit papierbakje. Wie echter op een warmen dag zijn voorhoofd wil afwisschen en, niets anders bij de hand hebbende dan zoo'n papierbakje, het gebruikt om er even zijn hoed op te leggen, zou kunnen zeggen: ik benut het.
| |
Opdrukken
- ‘Vrachtbrieven, waarop de firmanaam is opgedrukt.’ Dit ‘opdrukken’ hier heeft een Duitschen klank. Het Wb. d. Ndl. Taal heeft blijkbaar geen bezwaar tegen ‘opdrukken’ in een zin als: Briefomslagen met opgedrukt adres - en dus zullen wij het maar niet uitspreken, dat ‘Briefomslagen met het adres er op gedrukt’ ons beter toeschijnt. Maar als wij, zooals in ons voorbeeld, dit op reeds hebben genoemd, kunnen wij zonder eenige vrees voor misverstand, voor het laatste woord van den zin gedrukt zeggen.
| |
Over
- De kranten vermelden tegenwoordig herhaaldelijk, dat deze of gene over de radio heeft gesproken. Dit ‘over’ is Engelsch; wij zeggen: door middel van de radio, of: door de radio.
(De Engelschen spreken van de ‘wireless’ en zij hebben ook een werkwoord ‘to wireless’. ‘Mr. X wirelessed to-day’. Grappig!)
| |
De Nederlandsche spoorwegen aan het woord
- Aankondiging op een station ‘ergens in Nederland’: ‘De volgende verkeeren zijn gestremd...’ Vroeger placht de spoor behoorlijk acht te geven op de eischen van de taal, maar tegenwoordig is het mis. ‘Het kan verkeeren’, zei Brederoo.
| |
Strassenbild
- ‘Wat het meest opvalt in het stratenbeeld van Kopenhagen, is dat er zoo weinig Duitsche soldaten zijn te zien en dat de bevolking zich dermate beheerscht.’ Wat het meest opvalt in onze kranten is, dat er zooveel verhaspelde Duitsche woorden zijn te zien en dat de schrijvers hun taal zoo weinig beheerschen!
| |
| |
| |
De taal en het volk.
Binnenkort zal in ons land een tentoonstelling worden gehouden; er hebben zich eenige comité's gevormd, die de voorbereidende werkzaamheden verrichten en natuurlijk is er ook een Hoofdcomité. Dit ‘Hoofdcomité’ doet nu een beroep op ons, Nederlanders, om tot het welslagen van de tentoonstelling mede te werken. ‘Wij rekenen op Uw’, roept het ons toe in een circulaire, die het ons toezond.
Als nu maar vele Nederlanders zullen antwoorden: ‘Uw kunt op ons rekenen’, komt het met die tentoonstelling best in orde.
| |
Chapelle ardente
- In het verslag in een der dagbladen van de plechtigheden bij het uitgeleide van de dooden der O 11 lezen wij: ‘In de chapelle ardente van het marinehospitaal waren de drie lijken van de jonge menschen opgebaard.’ En verder: ‘Voor de chapelle ardente stond een vuurpeleton van twaalf matrozen opgesteld.’
Waarom hier dit vreemde woord? ‘Ardent’ wil zeggen: brandend, gloeiend, vurig; ‘le buisson ardent’ het brandend braambosch (waarin God tot Mozes sprak). ‘Chapelle ardente’ verlichte kapel om een praalbed. Beter ware hier geweest: rouwkamer, of iets dergelijks.
| |
Schoenmakerstaal
- Een vreemd taaltje is het, dat onze schoenmakers gebruiken. Zij spreken van het ‘zwikken’ van de schacht, en bedoelen daarmede het bevestigen van de schacht op de binnenzool, met kleine krammetjes; de versterking van de voetholte bij een schoen heet de ‘cambereur’; wij hooren van een ‘heelgrip’, van ‘inplak’, dat is de kurkmassa die tusschen de zool en de binnenzool wordt aangebracht, van ‘tacks’, spijkertjes, waarmede het overleer aan de binnenzool bevestigd wordt....
Waarlijk, onze taal moet wel arm zijn, dat het noodig blijkt, ter uitdrukking van eenvoudige begrippen, drie vreemde talen ter hulp te roepen!
| |
Krantentaal
- De dagbladpers, bij het overlijden van Louis de Vries. ‘Wanneer hij in 1931 zestig jaar wordt, heeft hij 400 rollen op zijn naam.’ ‘Zijn talent, waar het de rollen vond die hem lagen, was geheel eigen.’ ‘Hij was een speler, die zijn groote gaven volkomen tot gelding kon brengen.’
| |
Er van
- Een onzer medeleden maakt aanmerking op den zin ‘men geve zich rekenschap ervan, dat...’ en wil daarvoor zeggen: ‘men geve er zich rekenschap van’.
Inderdaad een verbetering, dunkt ons. De gewraakte constructie klinkt ons min of meer Duitsch in de ooren; bovendien mogen wij ‘er’ en ‘van’ niet aaneenschrijven. Híervan, dáarvan, maar èr vàn.
| |
De mot in de taal!
‘Tegenwoordig’, zegt de mot, ‘is haast nergens meer een draadje wol te vinden, wat ik lekker vind.’
Noem het maar lekker, als er nergens meer iets te eten is!
| |
Hoeveelheidsdaling
- ‘Er viel verleden jaar een grootere hoeveelheidsdaling ten opzichte van het jaar te voren te constateeren bij de import dan bij de export.’ Niet erg fraai gezegd; door het plaatsen van de woorden ‘bij de import’ na ‘verleden jaar’ zou de zin beter loopen. En ‘hoeveelheidsdaling’, wat is dat nu voor een woord! Het bezigen van zulke samenstellingen duidt op een zekere ‘taalgevoeligheidsdaling’!
| |
Aanwendings-mogelijkheden
- ‘Toch zijn de aanwendings-mogelijkheden (van bierviltjes) hiermede niet uitgeput.’ Onuitputtelijk, evenals de taalverhaspelings-mogelijkheden!
| |
Feit is
- ‘Misschien is het risico van een politiek van beperking van crediet tot dusverre niet acuut - feit is, dat...’ Bedoeld is blijkbaar: het is een feit, dat.... Tatsache ist...?
| |
Qua
- ‘Omdat men doordrongen is van de onomstreden waarheid, dat men qua materieel nooit genoeg kan hebben.’
| |
Ruikende ooren
- In een krantenfeuilleton werd gesproken over iemand, wiens ooren er uit zagen alsof zij nooit zeep geroken hadden!
| |
K.L.M.-taal.
- ‘Gelegenheid tot boeking van jeugdige passagiers op elk Indiëvliegtuig.’
|
|