| |
| |
| |
Van onze leden.
Het (of de) commentaar
- Een van onze medeleden vraagt ons, hoe het zou komen dat, terwijl wij vroeger spraken van het commentaar, wij dit woord thans meestal mannelijk verbuigen.
Het ‘hoe’ en ‘waarom’ vast te stellen van taalverschijnselen, is dikwijls een moeilijke taak: er komen daarbij menigmaal verschillende factoren in het spel.
Het Wb. der Ndl. Taal rekent ‘commentaar’ tot de mannelijke woorden en zegt: Ontleend aan fr. ‘commentaire’. Daarnaast in het mv. de vorm ‘commentariën’, uit lat. ‘commentaria’. De mannelijke vorm van commentaar zou dus het gevolg kunnen zijn van de ontleening aan het Fransch, de onzijdige èn de mannelijke aan ontleening aan het Latijn. Het woord ‘commentaar’ is namelijk in het oudste Latijn zoowel ‘commentarius’ als ‘commentarium’. Oorspronkelijk moeten wij het beschouwen als een adjectief: mannelijk bij een mannelijk substantief (commentarius liber), onzijdig bij een onzijdig substantief (commentarium volumen).
Een wisseling van grammatisch geslacht, als door ons lid bedoeld, kan echter óók zijn grond hebben in de onzekerheid, waarin wij verkeeren als wij te doen hebben met een woord van vreemde afkomst. Wij weten niet goed in welk hokje wij het zullen bergen; wij zullen allicht geneigd zijn het aanvankelijk te rangschikken onder de woorden van het geslacht, dat het heeft in de taal, waaraan wij het ontleend hebben, maar gaandeweg komen tot het neutrale het. In tegenstelling met de opvatting van welke ons medelid blijk geeft - dat ‘het’ de oudere vorm zou zijn, en ‘de’ de nieuwere, neigen wij tot de onderstelling dat het commentaar de jongere formatie is. Immers, wij hebben altijd gezegd ‘verdere commentaar overbodig’ en niet ‘verder commentaar’.
Bij verscheidene leenwoorden zijn wij afgeweken van het geslacht, dat het woord in de vreemde taal heeft. Ons ‘beest’ b.v., ontleend aan fra. ‘bête’, is in de oorspronkelijke taal vrouwelijk, thans bij ons onzijdig (vroeger, nog in de 17de eeuw, bij ons vrouwelijk; vgl. ‘de beest spelen’, een enkele keer ‘den beest spelen’). ‘Apparaat’, Lat. ‘apparatus’ (m.), is bij ons onzijdig. (Van het Latijn afwijkende vormingen komen tegenwoordig meer voor dan vroeger; onze grootvaders spraken in het meervoud heel correct van ‘debent’ en ‘credunt’ - tegenwoordig zeggen wij vrijwel algemeen, in enkelvoud en meervoud, ‘debet’ en ‘credit’.)
Van invloed op de wisseling van het woordgeslacht kan ook zijn onze neiging om woorden, die iets collectiefs hebben, iets abstracts, iets vaags, onder de onzijdige te rangschikken, omdat het onzijdige geslacht het neutrale, het minst personifiëerende, het minst positieve is. In ‘commentaar’ zit zoo iets collectiefs, evenals in ‘apparaat’ (een ‘toestel’, een samenstel van werktuigen; het ‘verkoopsapparaat’, het ‘critisch apparaat’). In de dialecten is een parallelle ontwikkeling waar te nemen; naast de muziek, het muziek; de fabriek, het fabriek.
In dat heer, tegenover die heer (vgl. dat wil ook meespreken) komt ook de eigenaardige waarde, die het onzijdig geslacht kan hebben, aan het licht. Hier wordt door het neutrum, via distantiëering, een ongunstige gevoelswaarde geschapen.
| |
Leveren
- Ons medelid de heer Menkman schrijft: In het stukje in de aflevering van Maart, met betrekking tot een zin uit een koopmansbrief mis ik de aanwijzing van een tweede constructiefout, naast die der verkeerde plaatsing van het woordje niet.
Het is toch al heel leelijk om te zeggen: de door U genoemde firma te leveren, in plaats van: aan de door U genoemde firma te leveren, of: de bestellingen van de door U genoemde firma uit te voeren.
Ik weet wel dat het in het zakenjargon heel gewoon is te zeggen: wij leveren dien man niet meer, maar wanneer de gelegenheid zich voordoet mag O.T. toch wel eens wijzen op het vaak onbeholpene van wat wij handelscorrespondentie noemen. Hoewel het algemeen bekend is dat de slavenhandel afgeschaft is en dus niemand kan denken dat in het gewraakte zinnetje de firma het lijdend voorwerp zou zijn, brengt de goede smaak mede dat men dubbelzinnigheden vermijdt.
Is dit nu wel geheel juist? Inderdaad zal niemand denken dat in den gewraakten zin ‘de firma’ het lijdend voorwerp zou zijn, maar begrijpen dat zij hier het ‘medewerkend voorwerp’ is en dat het (verzwegen) lijdend voorwerp ‘goederen’ is. Een dubbelzinnigheid zien wij hier niet in.
Wb. d. Ndl. Taal (VIII, 1829) Leveren. Reeds vanouds heeft 't woord in de germ. talen de bet. gehad van ‘verschaffen op grond van eene verplichting’ en dit is ook thans nog de hoofdbeteekenis. ‘... sullen trouwelick den Soldaten volle Tonnen (bier) leveren’.
| |
Onvertaalde uitdrukkingen
- (Naar aanleiding van het stukje in onze Maart-aflevering) Bunker en tank zou ik rustig onvertaald willen laten, maar daarom kan men toch wel spreken van reservebunker in plaats van sparebunker, en van een tankschip in plaats van tanker. Bunk en bunker zullen wel uit een Scandinavische taal overgenomen zijn (de groote zeevarende volken hebben veel aan elkanders talen ontleend) en tank komt van het Port. tanque (op Curaçao spreekt men van een tanki en de volkstaal aldaar, het Papiamentoe, komt van het kustportugeesch der slaven).
Bunk is in het Eng. nog altijd slaapplaats aan
| |
| |
boord; een houten hok. In het begin der zeventiende eeuw sprak een Eng. reiziger nog van een coy, wat geen Eng. is, maar Hollandsch, of Deensch (köie). Het Spaansch-Portugeesche tanque beteekent vijver, ook vergaarplaats van water, ook vergaarbak enz.
Al nemen wij een woord over, daarom behoeven wij nog wat de uitspraak betreft niet anderen na te volgen, voor wie het evenals voor ons een vreemd woord is. Toch spreken wij uit: tenk, op zijn Eng. dus, zooals vele menschen ook zeggen tendem, meenende dat tandem een Eng. woord is; dito tengo voor tango. Duitschers zijn in dit opzicht nauwkeuriger.
Aan den anderen kant hebben Holl. zeelieden (d.w.z. die van vroeger, toen er nog zeilen te reven vielen) van het Engelsche seizing gemaakt sijzing.
Taffrail (tafferel) zal wel niet van het Nederl. tafereel komen. Webster geeft bij taffrail-taffarel-tafferel het Ned. tafreel en zegt dat het Eng. table (Fr. table, van het Lat. tabula) in taffrail is ‘confused with’ rail. Ik heb niet kunnen vinden dat bij ons ooit het woord tafreel gebruikt is voor den spiegel, het hek, het hakkebord of eenig ander onderdeel van het achterschip.
Whaste water moet zijn waste water.
Klappen voor slagen of omwentelingen is natuurlijk geen onvertaald gelaten vreemd woord, maar een gemeenzaam woord of een aardigheid.
| |
Stijlverwildering
- Het Hoofd van den Duitschen Staat heeft onlangs, ter gelegenheid van den 20sten jaardag van de N.S.D.A.P., te München een rede gehouden voor de leden dier partij. Deze rede is vertaald in het Nederlandsch, door een Nederlander blijkbaar.
Men lette nu eens op hoe deze vertaler zich van zijn taak heeft gekweten. Als de spreker zich tot zijn gehoor wendt en zegt: ‘Das wissen Sie selbst am besten’, geeft onze vertaler dat weer met: ‘Dat weet U zelf het best’. Het is duidelijk dat hier dit ‘Sie’ vertaald had moeten worden met ‘Gij’.
Maar dit is niet het eenige en het ergste. Aan het slot van zijn rede geeft de spreker uiting aan zijn vertrouwen, dat de Voorzienigheid niet zal toestaan dat het volk ten gronde gaat. In den origineelen tekst zal deze plaats geluid hebben: ‘es ist undenkbar, dass die Vorsehung....’, of iets van deze strekking. De vertaler weet dit niet beter weer te geven dan door ‘dan bestaat het eenvoudig niet, dat de Voorzienigheid....’.
Kan het grover? Wij hebben in onze dagbladen herhaaldelijk voorbeelden gevonden van gemis bij velen van ons volk, aan gevoel voor de waarde van het woord, voor stijl.
Dit staaltje is echter wel heel sprekend!
Het bestaat niet; nou, en òf; mij niet gezien - als deze vulgaire taal nu Nederlandsch moet heeten....
| |
Liebesgabe
- Verscheidene leden zouden in plaats van dit Duitsche woord een Nederlandsche uitdrukking willen bezigen. ‘Of het ons ook niet hindert’, vraagt één lid. Eerlijk gezegd, néén; het is een uitdrukking die wij speciaal gebruiken ter aanduiding van de pakketten eetwaren, die wij in den oorlog van 1914/18 naar Duitschland zonden, en in dezen oorlog weer zenden, ter aanvulling van het menu. Daar mag o.i. best het Duitsche woord voor gebruikt worden. Er zijn meer van die speciale woorden; Stillhalte b.v. Overigens, het woord Liebesgabe is in dezen oorlog niet populair in Duitschland; men geeft daar de voorkeur aan Geschenkpakete.
| |
Ingevroren varkens
- Ons medelid Mevrouw H.A.C. Beets-Damsté vestigt onze aandacht op den term ingevroren varkens, door onze Overheid in omloop gebracht. Inderdaad een vreemde term; het w.w. vriezen transitief gebruikt! Dat mag toegestaan zijn in het Duitsch, in het Nederlandsch is het niet geoorloofd. Waarom niet eenvoudig bevroren varkens? Omdat hiermede de ‘opzet’ niet voldoende wordt uitgesproken en men zou kunnen denken aan varkens, die men had vergeten binnen te halen en des morgens doodgevroren vond? Maar wij spraken vroeger geregeld van ‘bevroren vleesch’ dat uit Argentinië naar Europa werd gezonden en ieder begreep dan perfect, dat dit vleesch ‘met opzet’ bevroren was; dat het dus een manier van in inmaken betrof. Neen, dat is geen argument.
Overigens, nog al handig verzonnen, dit ‘ingevroren’; min of meer (maar lang niet zuiver!) naar analogie van ‘inmaken’ en ‘inkuilen’, een korte manier van zeggen voor: door bevriezen inmaken.
Maar bevroren is nog korter dan ingevroren en wij hebben dus hier dezen ‘korten taalvorm’ in het geheel niet noodig. Laat ons in het vervolg maar spreken van bevroren varkens.
| |
Beluisteren
- Stellig, ‘de boosheid rustte niet’. Beluisteren, met een geluid als voorwerp, inzonderheid iets dat gesproken of gezongen wordt. Er min of meer tersluiks naar luisteren, vaak met slechte bedoeling. ‘Zij had alles van achter de sparren beluisterd en afgespied.’ - Met een persoon als voorwerp, wiens woorden men tracht op te vangen; ook hier niet zelden met minder goede bedoeling (Wb. d. Ndl. Taal II, 1752). In alle geval, tegen den wensch - althans buiten weten - van den ‘beluisterde’. ‘Maar zijn vader, die hem stil beluisterd had, kwam hem onder 't loopen tegen, vooraan op het middenpad’. Wij besluipen niet dengene, met wien wij hebben afgesproken hem te ontmoeten; wij bespieden niet de schilderij, die men voor ons ten toon heeft gesteld; wij beluisteren niet een rede, die men voor ons houdt.
| |
| |
‘B.D.’ - Wij hebben ons er in verheugd, dat de aanduiding ‘B.D.’ (buiten dienst) voor ‘gepensionneerd’ in onze bladen aan het verdwijnen is; het heeft ons een gevoel van erkentelijkheid gegeven jegens de redacties dezer bladen en stellig ook jegens het A.N.P. Helaas, de Overheid werkt in dezen niet mede; in een Koninklijk Besluit lezen wij van vice-admiraals b.d., van kapiteins ter zee b.d., van kolonels der genie b.d., van officier-vliegers b.d., enz. enz.
Laat ons het nogmaals mogen zeggen: b.d. (buiten dienst) is een gedachtelooze overneming van hd. a. D. (ausser Dienst). Duitschland moge het voor zich zelf weten, of het dezen term wil bezigen ter aanduiding van ‘gepensionneerd’, wij dienen ons er van te onthouden. Een actief dienend officier, als hij zich thuis bevindt, is buiten dienst; hij mag dan, als zijnde ‘buiten dienst’, burgerkleeding dragen.
Heeft men iets tegen de aanduiding ‘gepensionneerd’? Wij ook wel eenigszins; en indien wij er een andere uitdrukking voor wisten, zouden wij die gebruiken. ‘Gepensionneerd’ legt o.i. wat te veel nadruk op de geldelijke verhouding die tusschen den ‘gepensionneerde’ en het Rijk bestaat. Maar die geldelijke verhouding is niet het ‘domineerende kenmerk’ van den toestand, dien wij willen aanduiden; wij willen immers niets anders zeggen dan dat de betrokken officier niet meer actief dient, dat aan zijn carrière een eind is gekomen.
Zoo spreken wij ook niet van een ‘gepensionneerden’, maar van emeritus predikant, ook al trekt hij pensioen, evenmin spreken wij van een ‘gepensionneerden procuratiehouder’; wat gaat het ons aan welke geldelijke voorzieningen te hunnen behoeve zijn getroffen? Als onze procuratiehouder intijds gezorgd heeft voor een flinke lijfrente, wordt hij toch niet een p.h. m.l.
Zou er iets tegen zijn een officier, die den dienst heeft verlaten, aan te duiden met: i.r. (in ruste). Hij mag dan op een ander terrein zoo actief zijn als ooit te voren, als officier heeft hij ‘uitgediend’, is hij ‘in ruste gegaan’.
| |
Gasvullingslampen
- In onze aflevering van November 1937 schreven wij: Onze groote fabriek van gloeilampen geeft aan kinderen gelegenheid hare ‘lichtlessen’ te bezoeken. Bij die lessen kunnen natuurlijk bepaalde technische uitdrukkingen moeilijk vermeden worden en de fabriek geeft den kinderen daarom vooraf eenige toelichting ten aanzien van deze termen. Zoo leeren de kinderen dat ‘diffuseeren’ beteekent: verstrooien, verspreiden; ‘vacuum lampen’: luchtledige lampen.
Bij de woorden, die een ‘vertaling’ behoeven, treffen wij ook aan gasvullingslampen, met de toelichting ‘= met gas gevulde lampen’. Dat woorden, die aan een vreemde taal zijn ontleend, vertaling behoeven voor wie die vreemde taal niet machtig is, is duidelijk; maar dat men Nederlandsche woorden maakt, zóó onverstaanbaar, dat ze voor Nederlanders ‘vertaald’ moeten worden, is toch wel erg.
De fabriek in kwestie vindt het blijkbaar in het geheel niet erg; zij gaat vroolijk door met haar ‘lichtlessen’ en vindt het fraaie woord ‘gasvullingslampen’ blijkbaar heel geschikt om den kinderen in te prenten. In een circulaire gericht ‘aan de leerkracht’ roept zij daartoe de medewerking van de onderwijzers in.
Straks stookt zoo'n leerkracht een kind op om op de lichtles zoo langs zijn neus weg te vragen: is dat Nederlandsch, mijnheer: ‘gasvullingslampen’? Onze leerkrachten zijn soms van die kracht!
| |
Kleinprijs maakt school
- Men kent toch de firma, die ons eens vroeg, of ‘kleinprijs’ een goed woord was? en die, toen onze Raad eenstemmig verklaard had dat het dit heel stellig niet was, heel opgewekt het woord in gebruik heeft genomen? En nog steeds in gebruik heeft?
Het heeft velen van ons verdroten, maar de firma heeft er zich weinig van aangetrokken. Het heeft echter ook een concurrent verdroten, maar dan in een anderen zin: het zat hem dwars dat zijn collega nu zoo'n mooi woord had en hij niet. En hij heeft zich aan het denken gezet en het is gelukt: nu heeft ook hij een mooi woord en nu staat hij niet bij zijn concurrent ten achter.
Wat het woord is? Vlotlijn! Zoo mogelijk nog mooier dan kleinprijs. ‘Vlotlijn-kleeding’, koopt onze vlotlijn-kleeding!
| |
Dezerzijds
- Wij zijn wel wat onvoorzichtig geweest, toen wij het gebruik van dezerzijds in bepaalde kringen vergoelijkten, daarbij redeneerende dat het woord wel tot die kringen beperkt zou blijven en dat wel niemand het in zijn hoofd zou halen het in de ‘gewone’ taal te gebruiken. Wij hebben daarbij buiten den waard - in dezen: den journalist - gerekend; wij hadden moeten bedenken dat zoo'n woord gesneden koek is voor wie in de krant schrijft. ‘Let wel - het is zeker niet de dezerzijdsche bedoeling, om maar iets af te doen aan de diepe verachting, welke men behoort te koesteren voor den ellendeling....’
Sprak die schrijver over zichzelf? Welneen, hij sprak over een spion, een man, die zijn vaderland had verraden. Dat weten wij allen: zijn vaderland mag men geen schade toebrengen.
Met de taal is het wat anders, die is vogelvrij.
| |
Nabije
- Een medelid heeft in de vorige aflevering zijn bezwaren kenbaar gemaakt tegen het bijv. nw. nabij in de uitdrukking: het nabije Oosten. De rubberhandelaars zijn blijkbaar van tegengestelde meening: zij betalen voor rubber ‘voor nabije levering’ graag een paar pence premie!
|
|