| |
| |
| |
Van onze leden.
- Een lezer legt ons den volgenden zin voor: ‘Wij hopen niet dat U ons van onwil zult verdenken om de door U genoemde firma te leveren’, en hij vraagt of hier, tusschen ‘firma’ en ‘te leveren’ het woord ‘niet’ ingelascht dient te worden. Onze lezer meent, dat de ontkenning reeds in het woord ‘onwil’ is vervat.
Dat hier twijfel gerezen is, schrijven wij toe aan den zinsbouw. Wanneer de zin zou hebben geluid: ‘... zult verdenken van onwil om de firma te leveren’ zou er geen plaats zijn geweest voor twijfel.
Maar welk een vreemde constructie heeft onze lezer verkregen door de plaatsing van dat ‘niet’ na ‘hopen’. De bedoeling is toch, dat men hoopt, dat de andere partij hem niet zal verdenken. Zulk een overbrenging van de ontkenning uit den bijzin naar den hoofdzin komt in de omgangstaal vaak voor, en bij werkwoorden die neutraal een meening of verwachting of ook vermoeden uitdrukken (meenen, denken, onderstellen, gelooven, verwachten), kan dat geen misverstand of onjuiste bijgedachte wekken; maar bij ‘hopen’, ‘wenschen’, en in het algemeen bij werkwoorden, die daarbij ook een gezindheid, een begeeren, een voorkeur inhouden, is dit anders gesteld. Dan leidt die verplaatsing tot niet bedoelde en niet gewenschte wijzigingen in het geheel van voorstellingen en gevoelens van den volzin. ‘Ik hoop niet, dat U mij tot opzettelijk bedrog in staat acht’. Een dwaze mededeeling: wie zou ooit iets anders kunnen verwachten? ‘Ik hoop, dat U mij niet, enz.’: een punt, dat toegestemd of ontkend, tot dieper ophalen of verder behandelen van een geschil voeren zal. Hier is de constructie van onderstellen, verwachten ten onrechte overgebracht op hopen. En daarom is het ook niet geoorloofd het woord ‘niet’ te plaatsen zooals boven is geschied. Bij de ongerijmde voorstelling, als zou men een verdenking of wat ongunstigs ook tegen zichzelf kunnen begeeren, komt nog de ongewenschte bijgedachte, die zulk een zinsconstructie, wanneer de voorwerpszin niet den spreker zelf, maar anderen betreft, zou kunnen opwekken. Als wij zeggen: ‘ik hoop niet dat de ziekte een kwade wending zal nemen’ laten wij ruimte voor de opvatting, dat zulk een hoop zou kunnen bestaan! In de gesproken taal is de uitbreiding van de besproken verplaatsing der ontkenning veel minder hinderlijk dan in de geschreven taal, omdat de toon en het accent van niet in dit geval
iets eigens hebben, waaraan men ze door het gehoor herkent.
In het gegeven voorbeeld zegge men dus: Wij hopen dat U ons niet zult verdenken van onwil om de door U genoemde firma te leveren.
| |
Onwil
- In het bovenstaande stukje is sprake van onwil om een firma te leveren. Het Wb. d. Ndl. Taal verklaart ‘onwil’ met: ‘Het weerspannig zijn, inzonderheid van kinderen en ondergeschikten’. Wij zouden zóó ver niet willen gaan; wij zouden niet gaarne willen ontkennen het bestaan van ‘onwil’ = niet willen. Wij meenen te weten dat die beteekenis in het Middelnederlandsch heel gewoon was, en wij mogen zeggen dat zij in het tegenwoordig taalgebruik, zoowel in de algemeene beschaafde omgangstaal als in het Hollandsch dialect, volop in zwang is. ‘Het is geen onwil, maar onmacht’ (bv. om deel te nemen in iets, dat geld, kracht, of wat ook vergt). ‘Er is bij hem geen sprake van onwil: als hij maar kòn’. Enz.
Tegen het bezigen van het woord ‘onwil’ in den aangehaalden zin is dus taalkundig niets in te brengen. Wèl misschien van handelstechnisch standpunt uit. Het staat wel vast, dat ‘onwil’ twee beteekenissen heeft: zoowel het eenvoudig ‘niet willen’ (daargelaten of dat willen al of niet plicht is), als het ‘onwillig zijn’ (weigerachtig zijn een plicht te vervullen), een beteekenis, die stellig nog leeft. ‘Met onwillige honden is het kwaad hazen vangen.’ ‘Blijft hij onwillig tot boete en terugkeer, dan wordt hij overgegeven aan uwe vierschaar.’ (Schimmel).
Nu is het in den handel gewenscht zich zoo bepaald mogelijk uit te drukken en alles te vermijden, dat anders zou kunnen worden opgevat dan de schrijver heeft bedoeld te zeggen. Willen wij dus in den gegeven zin de mogelijkheid van een verkeerde (althans niet gewenschte) interpretatie vermijden, dan bezigen wij in plaats van ‘onwil’ een woord als ‘ongeneigdheid’, of iets dergelijks. Dat zal nooit kunnen worden opgevat als ‘onwil’ in de boven niet-bedoelde beteekenis. ‘Zijt gij dan ongeneygt aen iemant iet te schencken’ (Cats); ‘Hooft en Hop.... vonden hem ongeneigd, om zig zo duidelyk.... aan de Staaten te verklaaren, als....’ (Wagenaar). ‘Dezelve was.... ongeneigd.... tot den tegenstand van dezen gewapenden aanval’ (Stuart). Men zal hier niet gaarne in plaats van ‘ongeneigd’ het woord ‘onwillig’ willen bezigen.
Waar nu op den koopman stellig niet de plicht rust (anders dan na overeenkomst) een ander te leveren, zou het van voordeel kunnen zijn het woord ‘onwil’ in den aangehaalden zin te vervangen door ‘ongeneigdheid’.
| |
Cliché-woorden.
Wij hebben in deze kolommen herhaaldelijk gewezen op het voorkomen in de kranten van woorden, die de journalisten elkander blijkbaar maar klakkeloos naschrijven: de zgn. cliché-woorden. Onze leden klagen er voortdurend over en ook onze Raad heeft er harde woorden over gezegd. Desondanks vermindert het euvel niet in merkbare mate, ja, het schijnt in sommige dagbladen eer toe dan af te nemen.
Zoo het woord boeken; hoe dikwijls moeten
| |
| |
wij dat tegenwoordig lezen. Athleten ‘boeken’ prestaties, medici genezingen; een tooneeluitvoering ‘boekt’ een uitverkochten schouwburg, het verkeer in dezen strengen winter ‘boekte’ vertragingen. De waarde van een procédé blijkt niet, wordt niet aangetoond, maar wordt ‘geboekt’, succes niet behaald, maar ook weer ‘geboekt’. Zelfs wanneer de journalist schrijft over de Finnen, die in hun tragischen strijd voordeelen weten te behalen op den overmachtigen vijand, weet hij geen betere uitdrukking te vinden dan dit ‘boeken’: ‘de Finnen boekten weder successen’.
Waarom toch nemen de kranten geen nota van hetgeen onze leden ten aanzien van hare woordkeuze opmerken? Een goed koopman zal nauwlettend acht slaan op uitingen van ontstemming bij zijn cliënten; waarom de kranten dan niet, die toch ook commerciëele belangen hebben? Zij gevoelen niets voor de taal? Dat is in zijn algemeenheid stellig niet waar; maar zoo al, dan gevoelen zij toch wel voor hun portemonnaie.
Een van onze jeugdige huisgenooten was eens behept met een snorretjes-complex; hij kon geen portret zien in de krant, waarbij dit mannelijk sieraad ontbrak, of het potlood kwam te voorschijn en het euvel werd verholpen. In het begin was het niet zoo erg, maar van lieverlede nam het kwaad toe en op het laatst was er geen houden aan: man, vrouw, kind, schoonheidskoningin en minister, film-ster en generaal, allen kregen snorren; Hitlersnorren, Keizer-Wilhelmsnorren, gepommadeerde snorren, walrussnorren, er kwam geen eind aan de variaties en het was op het laatst niet om te harden. Strenge maatregelen hebben er ten slotte een eind aan moeten maken.
Zooals het met die snorretjes is gegaan, zoo gaat het ook met de cliché-uitdrukkingen; het is eerst een beetje vervelend, dan èrg vervelend en ten slotte wordt de lezer kwaad; kwaad op zijn krant, die hem dit aandoet, zijn krant, waarmede hij zich graag ‘zooveel mogelijk één voelt’.
Willen de kranten dit? of stellen zij er prijs op met hare lezers goede vrienden te blijven? Zoo ja, laten zij dan acht slaan op de teekenen des tijds. Men vraagt ons herhaaldelijk deze of gene krant te brandmerken, aan de kaak te stellen. Wij doen dit niet, want wij voeren geen strijd; wij signaleeren taalverschijnselen en geen ‘taalzondaars’. Maar wie zich in de aanduidingen van onze leden herkent, doe er zijn voordeel mede.
| |
Ontbieden
- ‘Cordell Hull heeft den gezant van Nederland, Jhr. A. Loudon, bij zich ontboden.’ Is dit nu niet verkeerd gezegd? Een Amerikaansche staatsambtenaar zal toch stellig niet den vertegenwoordiger van onze Koningin ‘bij zich ontbieden’, d.w.z. hem gebieden te komen, evenmin als deze laatste zich zal laten ‘ontbieden’. Men diende hier toch te zeggen: heeft den gezant uitgenoodigd tot een onderhoud. Ons lid verontrust zich onnoodig; hij vergeet dat woorden hun beteekenis verkrijgen door het gebruik dat wij er van maken. Zeker, in vroegere tijden had ‘bieden’ (mede) de beteekenis van bevelen (gebieden, verbieden), ‘zijn wil of wensch te kennen geven’ (aanvankelijk slechts iets: bekend maken, laten weten, berichten, verklaren) en ‘iemand ontbieden’ is te beschouwen als een ellips van: iemand ontbieden (laten weten) dat hij kome. ‘De koning... ontboodt de aanzienlijkste raadtsluiden voor zich’. ‘Iemand die ‘te spreken of aan huis te ontbieden’ is. Maar de beteekenis veranderde reeds toen wij gingen spreken van: een dokter ontbieden.
Als de Amerikaansche minister onzen gezant (of welken anderen gezant of ambassadeur ook) tot een bespreking uitnoodigt, zal dat stellig geschieden in de meest hoffelijke termen, in overeenstemming met het hooge ambt van den uitgenoodigde, en als wij dat nu aanduiden met ‘ontbieden’ (wat wij tegenwoordig algemeen doen) dan is dit niet meer het oude ‘ontbieden’, maar het nieuwe, met zijn nieuwe beteekenis.
| |
Glimp
- Charivarius zendt ons de volgende opmerking: Een zeer gebruikelijk anglicisme is ‘een glimp opvangen’, de onjuiste vertaling van ‘to catch a glimpse’.
Glimpse = korte voorbijgaande verschijning (a brief view). Glimp = letterlijk: gloed, gloor, glans; figuurlijk: bedriegelijk, schoonschijnend aanzien. ‘Een glimp aan iets geven’, letterlijk: doen glimmen; figuurlijk: iets leelijks een schoon voorkomen geven. ‘Een glimp aan een leugen geven’, een leugen bewimpelen. ‘Glimp’ beteekent nooit: een korte aanblik; de Engelsche vertaling is gleam of glimmer.
‘I caught a glimpse of’ is in goed Hollandsch: ik zag vluchtig, kreeg even een kijkje op.
De verkeerde uitdrukking is in de mode gebracht door onkundige vertalers, die meenen dat ‘glimpse’ glimp is; maar ‘glimpse’ is evenmin glimp, als ‘horse’ hor is.
‘Het was den Engelschen geen ernst met hun afstand nemen van de felle rede van Churchill. De regeering stelde er prijs op een afstand te nemen van de woorden van haar minister.’
Wat, vraagt Charivarius, is de beteekenis en de oorsprong van deze uitdrukking?
Wij weten het waarlijk niet. Als de eerste uitdrukking uit het Duitsch zou zijn vertaald (Abstand nehmen von etwas = davon absehen, darauf verzichten) zou het kunnen beteekenen: wraken, verwerpen, verloochenen, afkeuren, ‘desavoueeren’. Maar dan loopen wij toch weer vast bij dat een afstand nemen.
Waarlijk, Charivarius, wij weten het niet; het gaat boven ons begrip. Weet misschien een van onze leden het?
| |
| |
| |
Het nabije oosten
- Ons medelid de heer F. Lugt vraagt de aandacht voor het woord nabij, als bijvoeglijk naamwoord verbogen in den naam van een stichting, die zich noemt: Nederlandsch archaeologisch-philologisch Instituut voor het Nabije Oosten. De heer Lugt is van meening dat ‘nabij’ een bijwoord is en dat bijwoorden niet kunnen worden verbogen. Evenmin als wij spreken van het veraffe Oosten, kunnen wij zeggen het nabije Oosten; men bezige hier, oordeelt ons lid, ver en naburig: verre en naburige landen. Vindt men naburig een wat te gezellige, huiselijke uitdrukking voor een groot gebied in het Oosten, dan ligt het adjectief naast voor het grijpen.
Wij hebben er het Woordenboek der Nederlandsche Taal maar weer eens op nagezien en vinden daar: Nabij, bijw., voorz. en bnw. Eigenlijk een bijw., ontstaan door koppeling van Bij met het bepalende bijw. Na. Als comparatief vindt men een enkele maal ‘nabijer’, de gewone vorm, die als zoodanig wordt gebruikt, is ‘naderbij’. Van ‘naastbij’ geeft het Wdb. voorbeelden.
Met betrekking tot de verbuiging zegt het Wdb.: In de 17de eeuw werd ‘nabij’, inzonderheid bij dichters, ook attributief als verbuigbaar woord gebruikt, derhalve als bnw. In de taal der jongere letterkundigen van onzen tijd vindt men diezelfde constructie. ‘Elk mensch heeft zijn eigen wereld van nabije en verre betrekkingen’ (Vermeylen). ‘Hij (slaat) dan een blik terug, naar het reeds verre, schoon toch nog zoo heel nabije verleden’ (Kloos).
- De Nederlandsche Stichting voor Verlichtingskunde heeft uitgegeven een lijst van ‘Benamingen op het gebied der Verlichtingskunde’, samengesteld door een tot dat doel benoemde commissie. Wie iets weet van de moeite, die menigmaal verbonden is aan het vinden van één enkel woord, zal een begrip hebben van het werk dat verzet moest worden, alvorens deze lijst van meer dan 700 woorden het licht kon zien.
Wij zullen nu voortaan niet meer behoeven te spreken van ‘schijnwerper’, van ‘vloedlicht’, van ‘dimmen’; ‘pendels’ zullen wij niet meer noodig hebben, evenmin als ‘plafonniers’ of ‘fittings’.
Natuurlijk kan men over enkele woorden van meening verschillen (zoo zal menigeen niet veel kwaad zien in ‘stralingsenergie’, daarentegen wat bedenkelijk kijken bij ‘ooggevoeligheidsfactor’, zich afvragen of ‘aan- en uitlamp’ wel kans heeft in het spraakgebruik te worden opgenomen, of ‘lichttoren’ werkelijk ‘vuurtoren’ dient te vervangen - spreken onze zeevarenden niet steeds van de ‘vuren’? - of ‘zaklamp’ de plaats dient in te nemen van ‘zaklantaarn’ - maar dat mag niemand beletten den samenstellers dankbaar te zijn voor hetgeen zij ten bate van de taal hebben verricht.
‘Ondanks zoo zorgvuldig mogelijk wikken en wegen is de Commissie er zich van bewust, niet het volmaakte bereikt te hebben.’ Begrijpelijk; maar als wij zouden willen wachten tot het volmaakte bereikt is, zou er nooit iets gebeuren.
Het is verheugend dat de bewerkers van de lijst niet tegen de moeite hebben opgezien en ons thans de resultaten van hun werk hebben gegeven.
| |
Tegen
- Ons medelid de heer Menkman vraagt ons of naar ons gevoelen, ‘tegen’ gebezigd mag worden, niet alleen om aan te duiden ‘bij het naderen van een bepaald tijdstip’ (‘toen het tegen donker liep’, ‘tegen dat ik eindigen ga’), maar ook op een tijdstip; b.v.: ‘de vergadering is uitgeschreven tegen 1 Februari’, ‘de huur is opgezegd tegen 1 Mei’.
‘Ik lees’, zegt ons lid, ‘veel Engelsch en ken de uitdrukking: ‘I will make a note of it against a future occasion’ en vraag mij af, of ook ons ‘tegen’, in verband met het toekomstige, niet de beteekenis heeft van ‘met betrekking tot’, ‘met het oog op’.
Deze laatste beteekenis wordt door het Wdb. d. Ndl. Taal bepaaldelijk genoemd (XVI, 1250, 7, al. 2), dus daar behoeven wij verder niet over te spreken. En wat de zeer populaire uitdrukkingen belangt, waarbij ‘tegen’ gebezigd wordt met de bet. van ‘voor’, ‘op’, - het Woordenboek spreekt van ‘een verband waarin sprake is van maatregelen, plannen, en derg., die dan ten uitvoer zullen komen’. Uitdrukkingen als: iemand huren tegen een bepaalden datum, een huur opzeggen tegen 1 Mei b.v., vinden o.i. daarin hare rechtvaardiging. De huurovereenkomst zal aanvangen, de opzegging zal in kracht treden op den bepaalden datum. En met een kleine uitbreiding van het begrip zullen wij dus ook een vergadering mogen bijeenroepen ‘tegen’ een datum. Wdb. t.a.p.: ‘Welnu, blijft de zaak beslist tegen morgen?’, m.a.w.: blijft het zoo, dat het morgen zal gebeuren?
| |
Grenzenloos
- Het lid van onzen Raad Professor Dr. J. Wille wijst onze opmerking ter zake van ‘grenzenloos’ af. ‘Dit meervoud’, schrijft Professor Wille, ‘komt heel vaak voor - ook bij overdrachtelijk gebruik -, evenals ‘perken’ (en ‘palen’). Zeer begrijpelijk trouwens. Iemands inbeelding, ijdelheid, aanmatiging kent geen grenzen. Haat en liefde zonder grenzen (v. Lennep, zie Wdb. N.T. V, 665). Grenzenlooze toewijding (= onbegrensd).
Onze bedoeling was slechts uit te drukken, dat wij bij abstracties misschien beter deden het begrip ‘grens’ (‘begrenzing’, ‘einde’) ook abstract te houden, dus zonder meervoud, en de gedachte niet te richten op concrete grensafbakeningen (grenspalen, perken, omheiningen, omtuiningen). Maar het spreekt van zelf, dat wij onze opmerking thans terugnemen.
| |
| |
| |
Bouwklaar
- Wij hebben vroeger reeds gewezen op de o.i. verkeerde gewoonte om te spreken van het ‘bouwrijp maken van gronden’, omdat rijping een natuurlijk proces is, dat men kan bevorderen, maar niet ‘maken’. Wie manipulaties met den grond verricht, met het doel dien grond voor bebouwing geschikt te doen worden, maakt dien grond niet bouw rijp, maar bouwklaar (vgl. pasklaar).
Het heeft niet veel geholpen dat wij dit hadden geschreven: Publieke Werken van Amsterdam gaan ‘even zoo vroolijk’ door met het bezigen van ‘bouwrijp maken’. Men begrijpt dus onze voldoening, toen wij in de krant zagen dat waarlijk de goede uitdrukking werd gebruikt, in een correspondentie uit... Brazilië. Een Nederlander (de heer R.A.M. Vermeulen) vertelt er van het leven der Nederlandsche kolonisten te Carambehy, hoe zij het Nederlandsche karakter zuiver hebben weten te bewaren, hoe zij leven en werken; en dan spreekt hij over het ‘bouwklaar maken van den bodem’.
Merkwaardig toch dat de Nederlanders in verre streken hun taal veel zuiverder bewaren dan wij, die thuis zijn gebleven. Het is dat een retourtje Carambehy vooralsnog wat duur is; anders zouden wij er over denken de ergste zondaars eens naar den schrijver van het artikel op visite te sturen.
| |
Successie-oorlog
- Wie zijn geschiedenislessen nog niet geheel vergeten is, zal zich den Spaanschen successie-oorlog herinneren. Mag men de kranten gelooven, dan hebben de Vereenigde Staten van Noord-Amerika ook zulk een oorlog gekend: de successie-oorlog van 1860/1865. Terwille van welke troonsopvolging die oorlog gevoerd werd? Heelemaal niet ter wille van eenigen troon; bedoeld wordt de burgeroorlog van die jaren. Die wordt in het Engelsch aangeduid met ‘secession war’ (afscheidingsoorlog). To secede, zich afscheiden, zich terugtrekken; seceder, afvallige, hij die zich terugtrekt; secessist (secesh), iemand die het in den burgeroorlog met de Zuidelijke Staten hield. The secessist Bauers, de Boeren, die niet Krügers regeering steunden.
| |
Bombardeeren
- Gaat dat nu niet wat te ver - merkt een lid op - om ‘bombardeeren’, in den bedoelden zin, als ‘baarlijke onzin’ te brandmerken? Waarom zouden wij niet zeggen, dat iemand tot raadslid ‘gebombardeerd’ werd, met geweld op die plaats gebracht, met evenveel kracht als oudtijds een kogel uit een ‘bombarde’ werd geschoten. Dat is toch een zeer aannemelijke verklaring.
Wij zijn het met deze opmerking eens; het verband met bombardeeren ligt veel meer voor de hand, dan dat met bombeeren, doen opzwellen, bol maken.
‘Bambaerde’, werktuig voor het slingeren van steenen; kanon. Het woord is onleend uit fr. bombarde, it. bombarda, een afleiding van lat. bombus, gr. bombos, ‘dof geluid, gedreun, gegons’.
Een klanknabootsende (‘onomatopoëtische’) formatie.
Op een examen sprak eens een candidaat over een ‘gebombardeerd’ blikje conserven (bedoelende ‘gebombeerd’, bolstaand door bederf).
Gevraagd wat ‘fermenteeren’ was (een soort gisting of broeiing, een proces dat men de versche tabaks- en theebladen doet ondergaan) antwoordde de examinandus: dat is kleuren; en op de vraag naar naderen uitleg, kwam het korzelige antwoord: Het woord zegt het al: teeren!
| |
Beluisteren
- ‘Raadhuisdebat begonnen. Het college van B. en W. beluistert den heer Van Wyck.’ Daar was de heer Van Wyck niet op verdacht geweest; in de stilte van den nacht, in de beslotenheid van zijn studeervertrek gaf hij, zachtjes voor zich heen, fluisterend, uiting aan zijn geheimste gedachten. Maar de boosheid rustte niet. Zag hij dan niet die sluipende gedaanten, tusschen de heesters in zijn tuin? gevoelde hij niet de nabijheid van het begeerig oor, tegen zijn venster gedrukt? Eilaci, welk een ontgoocheling! Was hij dan zijn Hooft vergeten, die hem tot waarschuwing had kunnen dienen? ‘Om der goede luyden deuren en huyzen te beluysteren, oft hen door de glaazen te beloeren’!
| |
Ingaand
- ‘Is het juist in onze taal te spreken van een ingaand onderzoek?’ Naar ons oordeel, stellig niet. Ook al willen wij ons niet verzetten tegen de veel gebruikte uitdrukking: op iets ingaan = er in treden, zich er mee inlaten (hoewel het groote Woordenboek der Nederl. Taal (VI, 1618) haar ‘eigenlijk’ een germanisme noemt!), dan toch verwerpen wij ‘ingaand’, al was het maar alleen, omdat het niets zegt. Wij stellen dit woord op één lijn met uitdrukkingen als: ‘durend’ en ‘beteekenend’. ‘Altijddurend’ wil iets zeggen; ‘veelbeteekenend’ ook; maar ‘durend’ en ‘beteekenend’ zeggen niets. ‘Diepingaand’ - mooi zou het niet zijn, maar het zou iets uitdrukken; ‘ingaand’ alleen drukt niets uit. Eine eingehende Untersuchung = een diepgaand onderzoek; wir haben die Berechnung eingehend geprüft = nauwkeurig gecontroleerd.
| |
Regelmatig
- In een Memorie van Toelichting schrijft de Minister van Financiën o.a. ‘Zooals uit den regelmatig gepubliceerden stand van 's Rijks kas blijken kan....’
Hier wéér dit ‘regelmatig’. De minister behoort dit woord hier niet te bezigen; het zou de gedachte kunnen wekken aan onregelmatigheden bij de bedoelde publicaties, die hij zou begaan of tolereeren. Z. Exc. bedoelt klaarblijkelijk: den geregeld gepubliceerden stand van 's Rijks kas.
| |
| |
| |
‘Lebensraum’
- Met dit nieuwe woord duidt men aan: de ruimte, welke een volk noodig heeft (of meent noodig te hebben) om naar zijn aard en verlangen te kunnen leven en zich ontwikkelen. ‘De Kareliërs, die de levensruimte bevolken, welke begrensd wordt door....’; hier is o.i. het woord ‘levensruimte’ verkeerd gebruikt. Landstreek was hier het goede woord geweest.
| |
Traag
- ‘In de traag sluimerende dorpjes in den dichten gordel der Karelische wouden....’ Die Karelische dorpen zijn zóó lui, dat zij zelfs niet behoorlijk sluimeren kunnen, met den ijver, de levendigheid, die het echte sluimeren kenmerken.
| |
Uitdragen
- ‘Oksenja Mäkiselkä is een gebrekkig oud vrouwtje. Dat zij een klaagvrouw is, draagt heel haar melancholieke wezen uit.’ Wij zouden ook - en misschien zelfs beter - kunnen zeggen: toont heel haar wezen, haar wezen draagt er het kenmerk van, ‘verkondigt het’ als men wil. ‘Uitdragen’ past hier niet; een leer, een heilswoord kunnen worden uitgedragen.
| |
Kostbaar
- ‘Deze groote vocaliste, aan wier optreden.... voor zeer velen kostbare herinneringen blijven verbonden.’ Dit klinkt als hoon; wil het ons te verstaan geven dat onze vocaliste zich voor haar optreden ‘dik’ heeft laten betalen? Kostelijk zou deze gedachte niet hebben opgewekt.
| |
-Loos
- ‘Verder is de hemel boven het plein smetteloos en zonder zwaluwen. Zwaluwloos, zou ik willen zeggen, maar dan protesteert mijn engel weer. Want mijn engel is volstrekt ondichterlijk.’
Dat weten wij dus nu: ‘zwaluwloos’ is dichterlijk. Zoo'n looze engel!
| |
Weermacht
- Ons lid de heer J.H.F. Grönloh vestigt de aandacht op het woord weermacht. Dit woord moge dan misschien ‘op Nederlandsche wijze gevormd’ zijn, op deze manier wordt onze taal steeds meer gelijk aan de Duitsche. Zooals ons lid meent zich te herinneren, is deze nieuwe ‘ziekte’ tegelijk met den oorlog uitgebroken.
| |
Ingesteld zijn op
- Ook een uitdrukking, die de heer Grönloh onder de aandacht brengt: ‘het eeuwige: ingesteld zijn op’.
| |
Wibautallée
- Zou het waar zijn wat een lid ons bericht, dat Amsterdam een Wibautallée krijgt? Wij kunnen het nauwelijks gelooven.
- Van de bijdrage, welke wij van een belangstellenden lezer ontvingen, en waarvan wij het eerste deel reeds hebben opgenomen, volgt thans het slot:
| |
Onvertaalde uitdrukkingen. (In hoofdzaak scheepspraet).
Ship ahoy!
Wire (stalen tros);
The poop (het achterschip);
Shelterdeck (gewoonlijk geschreven: shelterdek, een bepaald dek van een schip; hiernaar: shelterdekschepen);
Jackstays (stangen voor vasthouden in gangen, op raas, om schoorsteenen);
Surfboat (brandingboot);
Pantry (aanrechtkamer);
Messroom (verblijf of salon voor officieren; bij de Koninklijke Marine; longroom (voorlongroom);
Ullage (ongebruikte laadruimte boven olie in voorraadruimen; noodige speling voor uitzetten bij temperatuursverhooging);
Bunker (voorraadruim); spare bunker (reservevoorraadruim);
Galley (kombuis);
Store (magazijn, bergplaats);
Bearings (kussenblokken voor een as);
Maître d'hotel; pâtissier; casserolier; barkeeper; purser;
Captain's dinner, diner d'adieu;
Switch (schakelaar; uitspraak vaak: swis of swits);
Seizing (bindsel);
Steady (as she goes), roercommando voor: recht zoo (die gaat);
Bull eyes (dekglazen voor verlichting; uitspr. vaak: bullies);
Taffrail (hekleuning of hekreling); verbastering van tafereel?
Slice (haak of pook, eigenlijk schop; stookgereedschap; hieruit het werkwoord slaasse);
Break (onderbreking van het doorloopende shelterdeck);
Tonnage hole (bepaalde dek-opening op shelterdekschepen); tonnage opening;
Beam (schild voor het opleggen van een luik);
Chief (1ste stuurman);
Slack (ruimte in een touw, loos);
Tank, reservoir (hierover aanstonds meer);
Wheelspanner (sleutel voor het draaien van een klepwiel);
Whaste water (koelwater uit den condensor naar zee);
Junkring (sluitring voor het opsluiten van zuigerveren);
Collarblock (geschreven: collarblok); thrustblock (uitgesproken: trustblok); (stuwblok);
Klappen (slagen, eig. omwentelingen, van de machine);
Settling tank (bezinkbak, bezinktank, ook wel dagtank);
Evaporator (verdamper; uitspraak: evaporéter);
Brake (bak voor het spoelen van vaatwerk);
Carter (krukkast).
| |
‘Nederlandsch’.
Dit soort kolen;
Hierdoor wordt de mogelijkheid geschept om...
De disponibele trek;
Men moet zich waarborgen tegen...
10 km is anderhalf maal zoo dichtbij als 15 km;
Door mij zijn eenige voorbeelden verzameld;
Een onfeilbaar juiste maat is de constantheid, waarmee...
De snelle emulgeerbaarheid;
Rond kan de temperatuur gesteld worden op...
Het procentuaalgedeelte;
Om dit te vinden, moet de berekening als volgt geschieden... Resumeerende zijn deze getallen met het noodige voorbehoud te aanvaarden;
Resumeerende is de gewichtsverandering niet in overeenstemming met de sulfaattheorie;
De ionenbewegelijkheden worden in reciproke Ohms uitgedrukt;
De nuttigeffectlijnen;
Een kleine slag: diameterverhouding;
De wrijvingskoppeling (het staat er!) is uitzetbaar;
Waar de scheiding zal liggen, valt momenteel niet te zeggen en zal de praktijk moeten uitmaken;
Nogmaals de formule beschouwende, blijkt...
Door deze handeling zegt men het vermogen op te kunnen voeren tot...
Met deze maat rekenende, zal de geïndiceerde gemiddelde druk... moeten bedragen;
| |
| |
Beweeglijke pijpen;
Verder verwarmende, neemt de temperatuur niet meer toe;
De onwerkzame zijde van den zuiger;
De werking der stoommachine berust op de expansieve eigenschappen van een stoomvolume, welks druk, op een zuigeroppervlak werkend, een z.g. krukmechanisme in beweging brengt en als energie-transformatorisch effect een accumuleeren der machinecapaciteit in het roteerende vliegwiel, op de krukas gemonteerd, ontstaat;
Dit is een rein-analytisch-physische betrachting. Later volgen van de turbines nog de individueel-technische beschouwingen;
De te centrifugeeren brandstofolie;
Het schroef-nuttig-effect;
De in- en uitlaatpoorten, die met elkaar correspondeeren: Het indiceeren van een Dieselmotor (het nemen van diagrammen);
Verder vele uitdrukkingen als: specifiek gewicht; direct omkeerbaar; directe veerbelasting; contrastang; contragewicht; mailboot; cliché; retouche; appendages; conus; fitting; bougie; enz., waarvan een aantal moeilijk vertaalbaar zijn of burgerrecht verkregen hebben.
| |
Twijfel.
Tank: Dit woord wordt zoo algemeen gebruikt, dat het wel internationaal burgerrecht verkregen heeft. De Petroleum-Ordonnantie, een verzameling reglementen, uitgegeven door het Gouvernement in N.O.I., gebruikt ‘ketelschepen’ voor ‘tankschepen’. Ook komt de uitdrukking ‘dubbele-bodemketel’ voor. Beter zou in het laatste geval misschien zijn: ‘ruim’, een DB-ruim dus, in tegenstelling met een gewoon laadruim. Een ketel is in het algemeen iets, dat verplaatst kan worden, althans zelfstandig bestaat (stoomketel).
Watertank: waterketel, waterbak, waterkist, waterruim?
Settling tank: bezinkbak, -kist, -ketel?
Voedingtank: voedingwaterbak? Men spreekt ook van warmwaterbak. Enz.: Daarbij voegt zich nog de oorlogstank (oorlogs-tank) (verbindings-s?).
(Meervoudsvorm: tanks of tanken? Gelezen: ‘Een complex van bunkers en dubbele-bodemtanken’. Beter is: voorraad- en DB-ruimen.)
Voedingwater of voedingswater? Algemeen wordt in de praktijk de 2de-naamvals-s weggelaten: voedingpomp; voedingwaterruim; voedingkleppenkast.
Woordenboeken geven natuurlijk: voedingswater, evenals voedingswaarde. Wie voedingwater zegt, zegt toch voedingswaarde. Technische boeken geven: voedingwater.
De technische woordenboeken zullen het moeten uitmaken. Mijn technisch woordenboek vermeldt, even geestig als diplomatiek: ‘voedingswater, zie voedingwater’.
Het eerste heeft alphabetischen voorrang, naar het tweede wordt verwezen. Wie maakt de taal? De Stoomwet spreekt van ‘voedingstoestellen’.
Klinkt de 2de-naamvals(verbindings) -s onbeschaafd? Rembrandtsplein schijnt juist te zijn, misschien om den klemtoon, hoewel dit anders juist op het tegendeel zou wijzen. Prins Hendrikskade wordt alleen uit den volksmond gehoord, evenals Vondelspark (swane peste).
Rioolstank en verbruikstank (tenk).
Drietrappige compressor (dreistufig) of drietrapscompressor? Of drietrapcompressor? Twaalfvinger(s)darm of twaalfvingerige darm?
Voldrukmachine is bepaald Duitsch. Is volledrukmachine beter? Volle-drukmachine of volledruk-machine? Het is een machine met vollen toelaat over den geheelen zuigerslag. Een volle-toelaatmachine?
Overdruk en onderdruk: Dit zijn spanningen (drukken?), die resp. (onderscheidenlijk, opvolgend?) grooter en kleiner zijn dan 1 at abs (ata).
Vrijslag: Dit is de afstand tusschen een zuiger en het deksel of den bodem van den cilinder bij top- of bodemstand van den zuiger.
Gloeikop: Ontstekingsmiddel bij MD-motoren. Ook dit woord wordt algemeen gebruikt en voor zuiver Nederlandsch gehouden: De roodwarme kogel van den gloeikopmotor! (Over kogel en kop aanstonds meer).
Dus: voldruk, overdruk, onderdruk, vrijslag, gloeikop, enz. Welke van deze uitdrukkingen zijn nu goed? en welke moeten vermeden worden, en waarom? ‘Neerlandia’ heeft ‘smalfilm’ aanvaard, omdat dit onvermijdelijk scheen. Er zijn nòg enkele tientallen van zulke samengestelde woorden: hoogoven; stijlschrift; krompasser; snelverband; geelfilter; diepzeeonderzoek; kortsluitanker; enz. (Verder: domkop; ijdeltuit; wijsneus; zwartrok; witkiel; Noordzee; enz.; kleingoed; grootkapitaal; blauwkous; enz.)
Gelijkdruk en gelijkstroom: Algemeen worden deze uitdrukkingen gebruikt: gelijkdrukturbine, gelijkdrukmotor, gelijkstroomdynamo, enz. Ik heb het weleens geprobeerd met ‘gelijke-drùkturbine’, maar het ging niet. Ook de welluidendheid stelt haar eischen.
Voorts zijn er nog tal van uitdrukkingen, die misschien door zuiver(der) Nederlandsch kunnen worden vervangen: Omschakelaar; de electrische stroom wordt door een omvormer getransformeerd (niet te verwarren met: door een transformator omgevormd);
De voering is op halve hoogte gedeeld; een compoundmachine met gedeelden lagedrukcilinder; (voor ‘voering’ leest men wel ‘loopbus’);
Hooggespannen stoom; hooggespannen stroom; hoogverhitte lucht; enz.
(Vgl. hoogbejaard; hooggeacht; hooggeschat; hooggespannen verwachtingen. Is hoog gespannen beter?)
Motorische voortstuwing; (Vgl. electromotorische kracht). Natuurlijk is iedere voortstuwing motorisch, maar hier worden in het bijzonder de verbrandingsmotoren bedoeld. Dezelfde schrijver gebruikt ook de uitdrukking: motorische olie.
Vuurgevaarlijk; brandgevaarlijkheid;
Plaatstaal, gebruikt als ‘een plaatstaal’ i.p.v. een stalen plaat.
Cilinderlading (vulling met lucht); nalading (navulling). Opladen (zie 1) wordt gebruikt voor ‘vullen met voorverdichte lucht’ (opgelaaien motoren). Dit is onvervalschtes Duitsch. Bij stoommachines echter gebruikt men ‘binnen- of buitenladende schuiven’. Dit zijn schuiven, die den stoom van den binnenkant òf van den buitenkant af toevoeren. Is laden met stoom Nederlandsch en laden met lucht Duitsch?
Is ‘aanzuigen van lucht’ goed Nederlandsch?
In langsrichting verschuiven? (lengterichting?)
Het te overbelasten materiaal of het over te belasten materiaal?
De te oververhitten stoom of de over te verhitten stoom?
Het chemisch proces of het chemische proces?
Keerwerk (omkeerinrichting);
De machine stopt. De machine stopt, doordat zij wòrdt gestopt of stopgezet.
Niemand heeft bezwaar tegen deze feitelijk onjuiste uitdrukking, maar hoe moeten wij denken over uitdrukkingen als: De klep opent, sluit, licht, enz. voor ‘wordt geopend, enz.; De olie ontsteekt; De vluchtige oliën distilleeren het eerst uit; De kolen ontgassen gemakkelijk; enz.?
Drukverstuiving, luchtverstuiving, gasverstuiving: De brandstofolie bij een motor wordt verstoven door pompdruk, lucht of gas. Niet de druk, de lucht en het gas worden verstoven, maar de olie. Zijn dus deze uitdrukkingen juist? Vgl. stoomverwarming.
Rollager en kogellager: Hoewel uitdrukkingen als ‘lager, gelagerd, lagerschalen,’ enz. behooren te worden vermeden, zullen rollager en kogellager wel burgerrecht verkrijgen, omdat deze woorden zeer lastig door iets anders te vervangen zijn.
Kogel, hier gebruikt voor bolvormig steunvlak, is evenzeer Duitsch. Toch spreekt men van een ‘kogelgewricht’ en niet van een bolgewricht of bolvormig gewricht.
Hetzelfde geldt voor ‘kop’. Ik gebruik altijd de uitdrukking ‘kruiskop’, terwijl velen de voorkeur geven aan kruishoofd. Deze fijnbesnaarden hebben nooit koppijn, maar evenmin spreken zij van het gloeihoofd en deszelfs roodwarmen bol. Roodwarm: Is roodwarm goed Nederlandsch? De gebruikelijke uitdrukking is ‘roodheet’. Ook bestaan: witroodgloeiend; roodgloeihitte en zelfs kersroodgloeihitte, enz.
|
|