Onze Taal. Jaargang 9
(1940)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan onze leden.Uit een circulaire van een ‘handels-reportage-bureau’- ‘Het radelooze en redelooze reageeren, dat qua ontactische handelspolitiek een reddeloos aspect weerspiegelt, is onweerlegbaar een funeste factor in ieders bestaan!’
‘In Uwe branche zullen onze berichten Uwe vernieuwde handels-activiteit krachtig ondersteunen, gevolgelijk aanbevelenswaardig het nemen van een abonnement op deze U bepaald niet onbekende berichten in ernstige overweging te nemen, waarbij wij U tegemoet treden met eene zéér hooge temporaire proef-abonnements-reductie op onze normaal-tarieven.’
Het kan misschien nog mooier, maar véél mooier toch niet! | |
Zoodanig- ‘Het ijs is zoodanig bros geworden, dat het niet meer ongevaarlijk is.’ Zoodanig, van dien aard (niet: graad!), dergelijk; hij heeft hem zoodanig (op zulk een wijze) beleedigd, dat een duel noodzakelijk wordt geacht. Wil men een graad te kennen geven, dan zegge men: ‘zoo’; zóó luid, zóó hard, zóó bros, dat... Wij moeten ‘aard’ en ‘graad’ onderscheiden; in het Hoogduitsch doet men dit niet steeds: ‘derart’ en ‘dermassen’ worden beide gebruikt ter aanduiding, zoowel van ‘zoodanig’ als ‘zoozeer’. | |
Loozen- ‘Het industriewater, geloodst in onze waterwegen....’ Hiertoe verleenen onze binnenloodsen hunne medewerking. | |
[pagina 7]
| |
Evacueeren- Ons lid Dr. G.J. van Meurs kan zich niet vereenigen met het gebruik van het werkwoord ‘evacueeren’ in de beteekenis van ‘wegzenden’. Ons lid schrijft als volgt. Evacueeren beteekent: ontruimen, ledigen. Landsdeelen, steden, enz. kunnen dus worden geëvacueerd, maar de bewoners worden toch niet ledig gemaakt? Toch ziet men tegenwoordig herhaaldelijk vermeld, dat de inwoners van een of andere stad of landstreek al of niet geëvacueerd zullen worden. Het verkeerde gebruik schijnt ook weer aan de militairen te wijten te zijn en vandaar zeker, dat Van Dale achter evacueeren schrijft: (troepen) wegzenden; ontruimen, - maar daarmede wordt het misbruik m.i. niet goedgepraat! Ook bij een juist gebruik is het woord evacueeren vreemd genoeg. Vacuum (lat.) = ledige ruimte, vacuare = ledig maken. Men zou dus verwachten: vacueeren en niet evacueeren. Deze vorm doet denken aan het Duitsche: ‘entleeren’, waar wij ‘ledigen’ zeggen. Maar ook in het Fransch (évacuer) en in het Engelsch (to evacuate) staat er een e voor de v, zoodat wij in dit geval niet van een germanisme zullen mogen spreken. Tot zoover ons lid. Het spreekt van zelf, dat wij ons niet aan de beoordeeling van de kwestie, die ons lid hier ter sprake brengt, hebben willen wagen, en wij hebben ons dan ook maar weder om voorlichting gewend tot het lid van onzen Raad, Dr. Jacoba H. van Lessen te Leiden. * Mejuffrouw Van Lessen schrijft ons nu het volgende. De bezwaren die Dr. van Meurs heeft tegen het gebruik van evacueeren in den zin van ‘wegzenden’ deel ik niet. Het Engelsch en het Fransch kennen het ook, en reeds het Latijn der Middeleeuwen bezigde evacuare zoowel met het vat als met den inhoud daarvan als lijdend voorwerp; bv.: evacuare humores, ‘zekere vochten (uit het lichaam) verwijderen’. Alleen in het oudere Latijn (van Plinius) valt die verschuiving van object nog niet te constateeren. Het Engelsche woordenboek van Murray merkt op dat het Engelsche werkw. to empty en het Fransche vider een dergelijke ontwikkeling hebben gehad. Instructief zijn mijns inziens voor dien overgang twee voorbeelden bij Murray: Markets into which we can empty our warehouses, (bij het laatste znw. is zoowel aan de bewaarplaats als aan haar inhoud gedacht) en: That with two pumps they might not empty the water (waarbij de overdracht volledig is). De militairen hebben aan dit spraakgebruik bij evacueeren dus zeker geen schuld: het is oud en in heel West-Europa bekend. Dr. van Meurs gaat nog verder met zijn bezwaren en oordeelt ook de Latijnsche woordvorming fout. In zekeren zin heeft hij gelijk, maar dan is die ‘fout’ toch veel te oud om nog ‘verbeterd’ te kunnen worden. Het Latijn kent het werkw. vacare, ‘leeg zijn’, waarvan vacuus, ‘leeg’ is afgeleid, en van vacuus is in heel ouden tijd gemaakt vacuare, ‘leegmaken’. Dat daarnaast later (in den keizertijd) evacuare is gevormd, schrijf ik toe aan het bestaan van werkw. als enucleare, ‘de kern (nucleus) ergens uithalen’, emedullare, ‘het merg (medulla) uit iets halen’, enervare, ‘ontzenuwen’ (gevormd van nervus). Evacuare is in zijn vorming niet volkomen analoog, maar het is toch wel mogelijk dat het naar de genoemde voorbeelden is ontstaan. Dr. van Meurs zal het woord maar moeten accepteeren; ik hoop dat het hem niet moeilijk zal vallen! (Daar zijn wij zeker van. Red.)
- Het kwade vindt veelal gemakkelijker navolging dan het goede. Wanneer een schrijver, die niet let op zijn taal, een onjuist modewoord leest, zal hij dat gaan navolgen en alle andere gedachtelooze schrijvers met hem. Zoo moet eens een taalmisbruiker, die het woord ‘bombeeren’ niet kende, maar er een vage herinnering aan had, inplaats daarvan geschreven hebben ‘bombardeeren’ en sinds dien duurt het bombardement onafgebroken voort. Men bombardeert iemand tot raadslid, hetgeen dus zeggen wil, dat die rampzalige zoolang met bommen wordt bestookt tot hij raadslid is. Bombeeren is: iets plats, bijv. een metalen plaatje, zoolang bewerken tot het bol wordt, tot het gezwollen is, hooger dan het was en meer lijkt, en dat werkwoord is dus juist en teekenend voor een geforceerde benoeming, terwijl bombardeeren in dit verband baarlijke onzin is. In alle bladen kan men van dat bombardement lezen en vele andere geliefde stoplappen daarbij. Zoo is het sinds eenigen tijd mode om achter elk telwoord te schrijven ‘tal’. Juist is dat alleen als de schrijver het aantal niet nauwkeurig weet, maar dwaas is 't voortdurend te schrijven: een tweetal personen ontmoette een drietal kinderen en gaf hun een viertal appelen. Een andere stoplap is het woord ‘onmiddellijk’. Zoo gespannen en angstig kan de beschreven situatie niet zijn of het woord ‘onmiddellijk’ wordt er in gevoegd. ‘Hij werd wakker en zag dat zijn kamer in brand stond. Onmiddellijk sprong hij uit bed’. Even overbodig en storend is het rare ‘juist’ of ‘precies’ bij herdenkingsdagen. ‘Het is heden precies 25 jaren geleden, dat de heer Piet in dienst trad’ enz. Ik zal maar zwijgen over het nare gebruik van den lijdenden vorm. ‘Dit wordt door mij zeer afgekeurd, maar door iedereen wordt die gebezigd en moet deze uitzieken.’ Het is een ijselijk leelijke zin, maar in dezen tijd zeer gewoon. Door mij zal ook niets gezegd worden over hen, die niet het onderscheid kennen tusschen ‘schijnbaar’ en ‘blijkbaar’. Blijkbaar weten zij niet dat die beide woorden tegenstellingen zijn. Als zij schrijven: Schijnbaar was het huis bewoond, - dan bedoelen zij dat het huis blijkbaar bewoond was, maar zij schrijven dat het slechts leek, dat er menschen in huisden. W.K. | |
[pagina 8]
| |
Nog eens: krantentaal.Ons lid de heer J. Sanders laat ons nog eens profiteeren van zijn verzameling krantenknipsels. Hij schrijft er bij: Eenige jaren geleden heb ik U ook eens over fouten in de kranten geschrevenGa naar voetnoot*); ik weet niet precies meer wat ik schreef, maar als ik misschien voor een deel in herhaling verval, dan gelde tot mijn verontschuldiging, dat het onderwerp helaas nog even actueel is. Niet slechts in wat de kranten bevatten, maar ook in de wijze, waarop ze het den lezers bieden, zie ik een belangrijken cultuurfactor. Terecht m.i. wordt de Pers ‘de koningin der aarde’ genoemd. Zij zelve is zich daarvan in den regel ter dege bewust, in dezen tijd wellicht meer dan ooit. Maar zij bedenke dan ook, dat die groote macht verplichtingen meebrengt en dat ‘exactitude est la politesse des rois’. En dit vooral is mijn groote grief tegen deze telkens terugkeerende fouten van altijd weer hetzelfde slag, dat zij een blijk zijn van onnauwkeurigheid, van slordigheid vaak, in denken en in zich uitdrukken; en dat zij dagelijks de duizenden en duizenden lezers hieraan gewennen. Daarbij vrees ik zeer, dat deze onnauwkeurigheid niet tot de taal beperkt zal blijven (hoewel dit kwaad op zich zelf reeds groot genoeg zou zijn), maar dat zij leidt tot onnauwkeurigheid in opvattingen in het algemeen, in het overdenken en bespreken van problemen, in het uitvoeren van bepaalde taken, enz. Terwijl ik juist het aankweeken van nauwkeurigheid in alle vertakkingen van het maatschappelijk leven een hoogen plicht acht van allen, die, krachtens hun positie, op anderen invloed kunnen oefenen. Het meermalen gehoorde excuus, dat journalistiek werk altijd zoo haastig gedaan moet worden, moet m.i. om verschillende redenen, waarop ik niet nader inga, worden afgewezen. Neem ik de zaak wat zwaar? Stel ik, uit conservatisme, nog wat te hooge eischen aan de pers? Misschien. En misschien behoor ik ook tot de te ouderwetsche lezers, die zich graag voor zooveel mogelijk met ‘hun’ dagblad één voelen en die daarom te meer getroffen worden, wanneer ze, te vaak naar hun meening, in ‘hun eigen’ krant ongerechtigheden, als gesignaleerd, aantreffen.
SPELFOUTEN. De op de begrooting parreseerende bijdrage - geschorschte bewijzen van luchtwaardigheid - de regeering als woordvoerdster. SPELDFOUTEN. Spreker spelde hem de versierselen van deze orde op - H.M. spelt eerekruis op de borst van de helden - toen de wethouder hem de zilveren medaille op de borst spelde - H.M., die hun de medaille op de jas spelde - Min. Dijxhoorn spelde ds. Janssen de verleende onderscheiding op de borst. N TEVEEL. ....., waar uit honderden kostbare steenen den bijzonder kostbaren en fraaien armband is samengesteld - een hamer, waarmee de vrouw den schedel is ingeslagen - Albert, die in 1909 als derden Belgischen vorst den troon besteeg - de heer Marchant is het geweest, op wiens bevel den ‘zoek geraakten’ brief te voorschijn is gekomen - hoe sedert den oorlog den aard van den Rgd. totaal was veranderd - den candidaten kon den beschikbaar gestelden prijs worden toegekend - aan dat visioen was een zeer concreten vorm gegeven - er wordt den raad gegeven. ANDER SOORT TAALFOUTEN. Hedenmiddag heeft Nederlandsch hoogste rechtscollege... - dat de Kroon het plan van Amsterdam niet goed heeft gekeurd - hoe gevaarlijk het leven is, hoe hard, hoe onmeedoogenloos. ZINSWENDINGEN, welke het tegendeel uitdrukken van hetgeen de schrijver blijkbaar bedoelt te zeggen: Streng waakte Robbers er voor, dat ooit eenig schrijver tekort gedaan werd - Mr. Schokking, die op zijn aanvankelijk gedane toezegging is teruggekomen - de beteekenis van de radiorede, door den minister-president uitgesproken, kan bezwaarlijk worden onderschat - de wetenschappelijke beteekenis van deze reis van de K XVIII kan men moeilijk onderschatten. DUITSCH GEKLEURD. Het gaat om een versperringballon - het pijnlijk geordende schrijfbureau - Mgr. dr. Poels benadrukte hetgeen mgr. Van Schaik had betoogd - optochten en feestreden - vreemdelingen, die men het thans als extra attractie kan laten meemaken. ONJUIST WOORDGEBRUIK. Weinig schepen verdienen zoozeer de sympathie, dan de schoener ‘De Hoop’ - de baardige duivel - het ondoortast (ondoordacht?) optreden van inheemsche politie-ambtenaren - films, die nog frisch in het geheugen liggen - gebleken is, dat de doodsoorzaak aan kolendampvergiftiging moet worden toegeschreven - storm eischt doodelijk slachtoffer - de heer en mevrouw Van den Bergh kwamen handen te kort om alle felicitaties in ontvangst te nemen - de gezondheid van een zijner kinderen voerde hem naar Bussum. SLORDIGE ZINSBOUW. Het pand Rapenburg 61, waar wijlen prof. Snouck Hurgronje heeft gewoond en thans is aangekocht - een wielrijder meende vanmorgen om ongeveer 10 uur aan een particuliere auto ten onrechte geen voorrang te behoeven verleenen - in enkele twijfelachtige gevallen aan de vereischte gehoorzaamheid werd de automobilist door de motorbrigade begeleid - vlinders, die dit jaar niet in ons land dreigden voor te komen - (Jan-met-de-gescheurde-broek:) Het ambtenarengerecht te Arnhem heeft heden het beroep van ir. R. van der Veen tegen het hem verleende eervolle ontslag als Rijkstuinbouwconsulent, nadat hij eerst in verband met de verspreiding, door zijn secretaresse, van een pamflet tegen het beleid der regeering was geschorst, behandeld. | |
Amsterdam-kantoor- De heer Meijerink wijst op de z.i. ongewenschte woordkoppelingen als: Amsterdam-kantoor, Batavia-vrienden, Hermes-agenten (agenten van de Maatschappij Hermes). Inderdaad deze vormingen zijn niet fraai. Wij kunnen ze toelaten in de gemeenzame omgangstaal, in vak- of groeptaal; het is begrijpelijk dat wij in een gesprek niet voortdurend zeggen: de agenten van de Binnenlandsche Vaart-Risico-Sociëteit, maar al spoedig komen tot iets als ‘de binnenlandschevaart-agenten’; het boekje van den A.N.W.B. duiden wij gaarne aan met ‘het A.N.W.B.-boekje’. Uit de geschreven taal weren wij deze vormingen. In een handelsbrief spreken wij niet van ‘ons Amsterdam-kantoor’, maar zeggen: ons kantoor te Amsterdam. Voor ‘Indië-vlucht’ kunnen wij zonder bezwaar zeggen: vlucht naar Indië. | |
[pagina 9]
| |
Om koud- Het woord om, als voorzetsel of als bijwoord gebruikt, geeft onzen leden dikwijls aanleiding tot vragen; wij hebben reeds voor eenige jaren aanleiding gehad daaraan een beschouwing te wijden (O.T. 1935, 19). Een medelid vraagt thans, wat de beteekenis zou kunnen zijn van om in de uitdrukking: Hij is er om koud. Het is te begrijpen, dat ons medelid met dit ‘om’ geen weg weet; het is hier namelijk in het geheel geen bijwoord of voorzetsel in den zin van onze boven genoemde beschouwing en het is slechts ten gevolge van een misverstand, dat wij spreken van ‘om koud’; het woord is: omkoud. Franck-Van Wijk zegt er van (468 II): Omkoud, bijw., sedert de 16e eeuw. Uit om + koud: hoe de uitdrukking ontstaan is, is onzeker. Aan ontleening uit Deensch: omkuld ‘omver’ mag - o.a. wegens de beteekenis - niet gedacht worden. Suppl. (118): Omkoud bnw. (dood). Sedert de 16e eeuw, vroeger en nog wel aan twee woorden geschreven. De verklaring uit contaminatie tusschen koud = ‘dood’ en uitdrukkingen als om hals, om het leven (brengen, helpen) is wegens de oudtijds vaste verbinding met er (er om koud) niet overtuigend. Het Woordenboek (X, 350) verklaart het woord als volgt: Ofschoon men bij er om koud zijn onwillekeurig aan koud denkt, daar de koude het zinnebeeld van den dood is, en de gewone schrijfwijze ‘er om koud zijn’ dus zeer natuurlijk in zwang kwam, is die opvatting toch een misverstand. Noch het voorz. om, noch de woordschikking er om koud zou naar het Nederlandsch taaleigen een gezonde verklaring toelaten. Doch de schijn bedriegt hier door toevallige gelijkheid van klank. De uitdrukking is van vreemden oorsprong. Zij werd door onze matrozen, die om de Noord voeren, aan het Deensch ontleend. Omkuld is daar het gewone bijwoord, dat in beteekenis met ons omver gelijkstaat, en gebezigd wordt bij werkwoorden, die het begrip van nedervallen of nederwerpen te kennen geven. In 't Zweedsch luidt het omkull, IJsl. umkoll, Noordfriesch amkôl. Verg. het afgeleide hoogd. umkollern, omtuimelen. Omkuld bestaat uit twee deelen: het voorz. om, dat in de Noordsche talen niet zelden gebruikt wordt, waar wij over bezigen, en het znw. kuld, hoofd, kop, onrd. koll-r, zw. kull. Het is dus zooveel als overkop (hd. Kopfüber), de natuurlijke uitdrukking der beweging van een persoon, die hals over kop ternederstort. ‘Omkoud’, aan ‘omkuld’ ontleend, beteekent dan eigenlijk: omver, op den grond, ter aarde geveld. Waar b.v. in een zeegevecht een matroos, door een kogel getroffen, ter aarde stortte, daar riep men: ‘den er omkuld!’ die is omkoud! die ligt op zijn kop! die is er geweest! Onze zeelieden namen dit over, en zoo werd ‘omkoud’, eerst bij deze, en vervolgens in wijderen kring, de aanduiding van ‘gevallen’ of ‘dood’; later door het gebruik ook toegepast op iemand, wien men zoo goed als dood achtte, wien men reddeloos verloren rekende. Allengs sloop in het zeggen ‘hij is omkoud’ het overtollige er in, dat in de volkstaal dikwijls noodeloos wordt ingeschoven, en zoo ontstond hij is er omkoud, dat in dien vorm vanzelf tot misvatting aanleiding gaf. Doch de zuiverder vorm der spreekwijze is in gewestelijke spraak nog niet vergeten; in Drente zegt men nog heden: hij is omkoud, zonder er, en in Gelderland hij is om kool, het evenbeeld van het Noordfriesche ‘amkôl’. Voor een breedere uitlegging van omkoud verwijst het Wdb. naar Taal- en Lb. 1, 43-48. | |
Nog eens: tinnegieter- In onze aflevering van October heeft C.K.E. de uitdrukking ‘politieke tinnegieter’ ter sprake gebracht. Ons medelid Dr. J.M. van der Hoogt bevestigt dat ‘politieke tinnegieter’ van Kolberg afkomstig is en vóór hem geen Deensche uitdrukking was; en dit wel op gezag van Mejuffrouw Saskia Ferwerda, die in Januari 1939 gepromoveerd is op een lijvige dissertatie: Holberg en Holland. Van het blijspel Den politiske Kandestøber, door Hans Mikkelsen, bierbrouwer te Kalundborg, (pseudoniem van Holberg) aldus lezen wij in deze dissertatie, ging op 26 September 1722 de première; in 1743 schreef Holberg dat hij zijn blijspel zoowel in het Nederlandsch als in het Duitsch had laten vertalen en dat de eerstgenoemde vertaling zoo goed was uitgevallen, dat zij bijna het origineel overtrof. Wij mogen aannemen dat de schrijver eenigszins bekend was met onze taal; in 1704, op 20-jarigen leeftijd, bezocht hij ons land en hij verbleef er meer dan een jaar. Later, op doorreis, had hij gelegenheid zijn kennismaking met ons land en zijn bewoners te hernieuwen en nog in zijn ouderdom (hij stierf in 1754, op 70-jarigen leeftijd) was in zijn geschriften de invloed van ons land en zijn taal bij Holberg merkbaar. De eerste opvoering van Holberg's blijspel in het Nederlandsch (Duitsche opvoeringen waren er al eerder geweest) had plaats in 1774 en latere opvoeringen tusschen 1822 en 1865. Van recenten datum zijn de opvoeringen in Bussum, in November 1934, door een dilettantengezelschap, en in December 1936 door de Haagsche Gymnasiasten.
- Een Engelsche correspondent spreekt over den ‘doorsneê-Londenaar’; dit moet zijn gemiddelden Londenaar. ‘De schouwburg’, zegt hij, ‘brengen weinig gedegen stukken. Revues en blijspelen vormen den hoofdschotel van het program’. Niet ieder zal dit ‘brengen’ in dezen zin toejuichen, en voor ‘gedegen’ zal menigeen hier ‘degelijk’ willen zeggen. ‘Het straatbeeld overdag is weinig veranderd’; velen zullen de voorkeur geven aan ‘het beeld, dat de straat overdag vertoont’. | |
[pagina 10]
| |
Meervoudsvormen op -s.Het lid van onzen Raad Dr. Jacoba H. van Lessen - van wier genegenheid voor ons werk wij telkens weder bewijzen mogen ontvangen - heeft onlangs de kwestie van het meervoud ‘kanons’ bij de Marine, welke wij in ons blad hadden aangeroerd, besproken met een der medewerkers aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Deze - het was Dr. Kruyskamp - merkte toen op, dat in maritieme kringen ook andere meervouden op -s voorkwamen bij woorden, die in de gewone taal -en hebben. Bij voorbeeld: bloks (Wdb. II, 2905), lijzeils (VIII, 2389/90), mortiers (IX, 1156; VII, 1682), presennings (XII, 4034/35), seizings (XIV, 1290), sjorrings (XIV, 1404; V, 2008). Interessante vormen! ‘Of wij zulke vormingen afkeuren’ vroegen enkele leden. Wij zullen wel oppassen. Waarom zouden wij dat? In tegendeel! | |
Het gevaar der germanismen.Een lezer moedigt ons aan in onzen strijd tegen de germanismen, die - zegt hij - meer te duchten zijn dan andere barbarismen, nl. om hun staatkundige consequenties. Zou dit werkelijk zoo zijn? Wij zouden ons kunnen voorstellen dat, wanneer er Nederlanders (of laat ons zeggen: landgenooten) gevonden zouden worden, die een aanslag wilden plegen op onze staatkundige zelfstandigheid en b.v. een aansluiting bepleiten bij een ander land, zij zouden beginnen met te trachten onze taal te vernietigen en de taal van dat andere land er voor in de plaats te stellen. Maar dat doet het meerendeel van hen, die germanismen gebruiken, stellig niet; immers zij denken Nederlandsch te spreken. Zij zouden verontwaardigd opkijken, als wij hun zouden verwijten tekort te schieten in vaderlandsliefde. Dat is o.i. het groote gevaar der germanismen: zij worden onbewust gebruikt. Aan ons de taak, ons volk van dit gevaar bewust te doen worden. Maar welk een taak! | |
Madurastrasse- In Amsterdam, in de ‘Indische Buurt’ is een straat genaamd naar het eiland Madoera; blijkens mededeeling van ons ‘Strassenamt’ heet deze straat inderdaad Madoerastraat, maar de naam wordt geschreven Madurastraat. (Géén ‘Umlaut’ er op, voegde men er bij!). Wij verwachten nu: Banjumasstraat, Keduplein, Surakartadwarsstraat, Madiunlaan, Surabajaweg, Pasuruankade, Besukidijk. In de Kälberstrasse zijn niet minder dan drie winkels, waar men ons ‘postkaarten’ tracht te verkoopen. Weten deze winkeliers niet dat daar een a teveel in staat; elke schooljongen kan hun vertellen dat het ‘karten’ moet zijn. ‘Wie kommt ihr dazu’, zou de heer Haag zeggen, ‘die deutschen Sprachmittel so zu missbrauchen?’ En hij zou nu gelijk hebben! | |
Neven-- Het schijnt dat het gebruik van neven-, in samenstellingen, ter aanduiding van de gedachte: ondergeschiktheid - dat in ons taaleigen uitsluitend door bij- kan worden uitgedrukt - eer toe dan afneemt. Reeds in 1849 - zegt het Groote Woordenboek - heeft M. de Vries tegen dit gebruik gewaarschuwd en door menigeen worden thans (d.i. in 1913) dergelijke woorden vermeden. De samensteller van dit deel van het Woordenboek weet wel van een aantal woorden met neven-, ook in zijn tijd in gebruik, - o.a. nevenbedoeling, nevenbeteekenis, nevendoel, nevengebouw, nevenkamertje, nevenvertrekje, (door Beets gebruikt in de oudere drukken van de Camera Obscura, maar in den 8sten druk, van 1872, vervangen door bijkamertje, bijvertrekje!), nevenoogmerk, nevenoorzaak, nevenzaak -, maar hij meent te mogen hopen dat deze gaandeweg zullen verdwijnen. Het lijkt er niet naar; het is of men tegenwoordig bepaald bang is voor het Nederlandsche bij-. ‘De moeilijkheden bij het nakomen van de financieele verplichtingen..... waren een secundair nevenverschijnsel van de spanning in de Russisch-Japansche betrekkingen.’ Een gewoon mensch zou hier toch eenvoudig zeggen: .... waren een bijverschijnsel; daarbij heeft men dat ‘secundair’ in het geheel niet noodig. Maar neen, ‘neven-’ moet het zijn en dan moet maar een (ander!) vreemd woord de gedachte aan ondergeschiktheid uitdrukken. Het zou belachelijk zijn, als het niet zoo dieptreurig was. | |
Te wenschen (over)laten- De redactie van een onzer dagbladen had geschreven: dat laat te wenschen over, en daar had men aanmerking op gemaakt, oordeelende dat men hier diende te zeggen: laat te wenschen. Wij weten dat deze laatste uitdrukking tegenwoordig bij velen in gebruik is (Haje zegt: te wenschen laat; liever niet: te wenschen overlaat, zu wünschen übrig lässt) maar wij zouden niet weten waarom. Wat zou er tegen ‘te wenschen overlaten’ in te brengen zijn? ‘De wijze, waarop hij deze zaak heeft behandeld, laat niets te wenschen over’; al onze wenschen zijn er door vervuld, er blijven er geen meer over. Overblijven, overlaten, dat zijn immers de goede Nederlandsche woorden. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt dan ook wel: niets (alles, veel enz.) te wenschen overlaten, maar op ‘laten’ vinden wij deze uitdrukking niet. | |
Waar komt die ‘u’ vandaan?- Bij een beschouwing over het woord per(pro)-centueel (beter ware: per(pro)centsgewijze!) hebben wij ons afgevraagd, waar de ‘u’ in dit woord vandaan komt. Het is duidelijk dat wij zeggen: individueel, eventueel, mutueel, maar bij ons woord hebben wij de u niet noodig. Beter ware dus de vorming per(pro)centeel (vgl. momenteel). | |
[pagina 11]
| |
-Lo(o)- Wij, ‘zugereiste’ Friezen - schrijft een lid - spreken den naam van het plaatsje in onze buurt uit met den klemtoon op de eerste lettergreep: Heìloo; de inwoners daarentegen zeggen: Heilóo. Wat moet het nu zijn? en wat beteekent -loo? Loo is een oud woord voor: bosch (oorspronkelijk: open plek, weide in of bij een bosch). Het woord is thans alleen nog als plaatsnaam bekend. Wij kennen het als Het (of De) Loo (ook wel alleen Loo), als naam van verschillende plekken en buurtschappen (het koninklijk paleis Het Loo bij Apeldoorn) en als tweede lid in een zeer groot aantal plaatsnamen, b.v. Almelo, Baflo, Heilo, Kraailo, Mierlo, Otterlo, Venlo, Waterloo. Als tweede lid is loo vaak verzwakt tot lə, b.v. in Baarle, Lemele, Schoorl, Uddel. - Hummelo, Groenlo e.a. worden ter plaatse uitgesproken als: Hummele (Hummel), Grolle (Grol). Als woord voor ‘bosch’ wordt het uiteraard niet zelden samengesteld met boom- of struiknamen, zoo b.v. in: Bramel, Eekloo, Lindelo. Ook als eerste lid komt ‘loo’ voor in plaatsnamen, b.v. Lochem, Loohuizen. (Wdb. VIII, 2694). Hiermede is de tweede vraag van ons lid beantwoord; en, dunkt ons, ook de eerste! | |
Waar- Velen van mijn medeleden - aldus een lid - verzetten zich tegen het gebruik van waar voor daar en daar, waar wij te doen hebben met een gedachtelooze navolging van het Duitsch, kan ik hun bezwaar deelen; ik zou er niet aan denken het Duitsche wo te vertalen met waar, in uitdrukkingen als: wo (zoo al) nicht für immer, so doch....; du musst dich gewaltig anstrengen, um ihn zu erreichen, wo nicht zu übertreffen (om niet te spreken van); er möge kommen, wo nicht, wenigstens schreiben (en zoo niet, dan); du bleibst, wo nicht.... (of anders). Der Mann, wo.... wordt: de man, die.... Maar ik vind het volstrekt niet erg, eens een ‘temporaal’ voegwoord of voorzetsel met causale functie in een ‘locaal’ om te zetten. Als wij mogen zeggen: ‘Nu de omstandigheden tot voorzichtigheid manen, dienen wij....’ zie ik er geen bezwaar in voor de afwisseling eens te spreken van: ‘Waar de omstandigheden....’ | |
Den vierden- ‘Ons avondblad van den vierden’. ‘Is dit goed’, vraagt de redactie van een bevriend dagblad; ‘er is dispuut onder de leden van onze redactie over het rood-onderstreepte n-netje in boven geplakt knipsel. Zoudt U zoo vriendelijk willen zijn, ons te dezen van advies te dienen?’ Die ‘n’ van ‘vierden’ is stellig goed: het woord dag is immers weggelaten, en het rangtelwoord blijft in zoo'n geval een adjectief en het houdt er de declinatie van. Is er bij de redactie niet iemand, die uit Groningen afkomstig is? die zou in deze kwestie niet aarzelen, daar zijn wij zeker van. | |
Bemerkingen- In de Prijscourant, uitgegeven door de Vereeniging voor den Effectenhandel te Amsterdam, vinden wij als hoofd boven een kolom het woord bemerkingen. Dat is niet goed. Een lid van onzen Raad heeft gezegd: ‘Bemerking bespaart den schrijver de geringe moeite om te bedenken of hij opmerking dan wel aanmerking moet gebruiken; het bezigen van het gewraakte woord leidt tot verarming van de taal. Men bezige dus opmerking en/of aanmerking.’ ‘Bemerken’ heeft in het Hoogduitsch elke praegnante beteekenis verloren; Duden geeft als aequivalent niets anders dan ‘sagen’. Wij moeten opppassen dat ook wij niet in deze fout vervallen! | |
Kleefstoffen- Onze fabrikanten van plakmiddelen kunnen er maar niet toe komen het goed-Nederlandsche woord voor hun fabrikaat te bezigen; zij geven de voorkeur aan kleefstoffen. Feilloos gevormd, stellig, maar Duitsch gekleurd. En, goed bezien, niet juist ook. Kleefstoffen zijn stoffen die kleefkracht hebben, kleverig zijn (gluten). Van die kleefkracht maakt de fabrikant gebruik, als hij een middel maakt, dat ons in staat stelt iets op te plakken (hd. kleben); dat middel is dan een plakmiddel.
Wij hebben vroeger reeds gesignaleerd het woord ‘kleefmachinefabriek’. Deze machines zullen moeten dienen om papier van een laag van een of ander plakmiddel te voorzien; men zou zoo'n machine b.v. ‘gommeermachine’ kunnen noemen. | |
Dubbele ontkenning- De heer H.J. Hartkamp vraagt de aandacht voor een misbruik, dat zich vroeger alleen in onbeschaafde kringen voordeed, doch dat thans blijkens zijn ervaring hoe langer hoe meer ook in beschaafde kringen gaat inwortelen, nl. de dubbele ontkenning. Hoorde ons lid van onze onderofficieren en manschappen in de Marine ontelbare malen het ‘ik heb nog nooit geen..... gegeten’, tegenwoordig merkt hij dit misbruik in zijne eigen kringen vele malen op. | |
Grenzenloos- Ons Groote Woordenboek verdedigt - althans keurt niet af - het gebruik van grenzenloos (zonder grenzen) toegepast op zaken, die eigenlijk geen ruimteuitgebreidheden zijn. Grenzenlooze bewondering, vreugde, erkentenis; geene grenzen hebbende. Zouden wij bij abstracties niet beter kunnen spreken van grensloos (grenzeloos)? | |
Regelmatig- ‘boekenbons voor mooie kinderboeken, jongens- en meisjesboeken, romans worden regelmatig bij alle X's artikelen verpakt.’ Zoo trotsch is de firma X op dit mooie Nederlandsch, dat zij het woord ‘regelmatig’ dik onderstreept. | |
[pagina 12]
| |
Met beste groeten- eindigt een lid haar brief aan ons en zij voegt er bij: Is dit geen germanisme? Het klinkt stellig Duitsch. Wij hebben best = lief, waard - in uitdrukkingen als: beste vriend en dgl.; wij hebben best als overtreffenden trap van goed en kunnen dus spreken van goede wenschen, beste wenschen. Maar goede groeten kennen wij niet.
De.... voornaamste tot November 1939 in verband met den oorlogstoestand door het Ministerie behandelde en voor openbaarmaking geschikte .... aangelegenheden. (De voornaamste aangelegenheden (zaken, kwesties), geschikt voor openbaarmaking, die het Ministerie in verband met den oorlogstoestand heeft behandeld tot November 1939.)
- Wij spreken tegenwoordig over den ‘climatologischen invloed’ van de nabijheid der zee; noemen onweer en storm ‘meteorologische verschijnselen’; spreken over ‘geologische formaties’, ‘psychologische invloeden’, enz. Is dat nu geen dikdoenerij? Kan dit niet eenvoudig zijn: ‘invloed op het klimaat door de zee’; ‘weersverschijnselen’; ‘aardlagen’; ‘psychische invloeden’, e.d.? J.H.L. | |
‘Zoo iets heeft het vroeger nooit gegeven!’- Een courant van standing brengt regelmatig de belevenissen van een speelgoedbeestje. De (Engelsche) prentjes zijn als regel vermakelijk; de (uitgesproken Duitsche) tekst geeft telkens vreugde. Het verschijnsel is typeerend voor de beteekenende verslechtering van de tegenwoordige verhoudingen! | |
Synecdoche- Den lezer, die ons vroeg wat dit vreemde woord beteekent, zij medegedeeld, dat synecdoche (si-nèk-do-gee) een term is uit de stijlleer, die aanduidt de rhetorische figuur, waarbij de benaming van het bijzondere voor het algemeene - of omgekeerd, het algemeene voor het bijzondere - wordt gebezigd. B.v.: koppen, voor mannen; geweren, voor soldaten; zeilen, voor schepen. | |
Snel weg!- ‘Spreker voegde daar nog aan toe, dat volgens de door den Minister genomen beslissing de nieuwe weg een autosnelweg zal worden. Namens de Ned. Vereeniging voor Speciale Autowegen, de N.E.V.A.S., sprak de heer Kroes den wensch uit, dat het woord autosnelweg uit het spraakgebruik zou verdwijnen.’ | |
Onverwoestbaar- ‘...., dan ontstaat er een in chemisch opzicht onverwoestbaar geheel.’ Chemische agentia zijn er niet op uit te ‘verwoesten’; zij kunnen inwerken op een stof, die stof ‘aantasten’. ‘Onaantastbaar’ dus. | |
Eenheidsprijzen- Een stoomerij verheugt haar klanten met zeer bijzondere ‘eenheidsprijzen’. Die stoomerij noemt zich ‘De Pelikaan’. Zij moge, gelijk een goede pelikaan past, haar eigen borst tot terrein harer werkzaamheid kiezen en niet de Nederlandsche taal veeren uitpikken. Wat het dan moet zijn? ‘Standaard-prijzen’ natuurlijk, Pelikaan! | |
Verzorgen- Een radio-uitzending wordt onderbroken (hier misschien beter: afgebroken) voor ‘zenderverzorging’ (beter: voor herstellingen aan zendtoestel (radio-station). ‘Uw licht, Uw lucht verzorgen wij’, adverteert een firma (maken wij voor U in orde). G-n | |
Middels- De goedkoopste wijze van bestelling (bestellen!) is middels (door middel van) giro-overschrijving. (Uit een circulaire van een horloge-importzaak.) | |
Eenduidig- Wouter Lutkie, pr., te Nuland schrijft ons: ‘Kan naast dubbelzinnig niet enkelzinnig als goed Nederlandsch worden beschouwd? | |
Explosie-veilig- Is dit een aanvaardbare vertaling van hd. ‘explosionssicher’ (explosionssichere Gefässer’)? | |
Op het innigst- ‘De groote kunstenaar, op het innigst met de natuur verbonden,...’ | |
Tevreden geven- ‘Helaas, de schrijver kan zich niet tevreden geven met wat...’ | |
Beeldspraak!- ‘...., haar jongste, die nog eens de zwemsporen van haar moeder zal drukken.’ | |
Ook zíj́- ‘.... those who hate journalese, cliché, and the dreadful mutilation, humiliation and weakening of the English language.’ (Philip MacDonald) |