Van onze leden.
Naar gelang
- Over de etymologische beteekenis van de uitdrukking naar gelang - dit in antwoord op een vraag van een lid - zegt het Wdb.: Deze zegswijze is in geen der verwante talen bekend, en schijnt ook bij ons in de schrijftaal eerst in lateren tijd voor te komen. Of het z.n.w. gelang, in den zin van ‘maat’, ‘verhouding’, ‘evenredigheid’ voorheen op zich zelf bestaan heeft, laat zich vooralsnog niet beslissen. Het Wdb. biedt ons twee verklaringen aan. In het Mnl. was een uitdrukking in zwang, die geheel hetzelfde beteekende als ons ‘naar gelang’ en daarmede, wat den vorm betreft, een merkwaardige gelijkenis vertoont, t.w. na gelande (ook: na de gelande, na den gelande, int gelande). Bedenkt men nu dat in de platte Hollandsche uitspraak de ‘n’, door een anderen medeklinker gevolgd, veelal als ‘ng’ placht te klinken (Dingsdag, Woengsdag, hangden, tangden), dan zou allicht het vermoeden kunnen rijzen, of gelang soms niet een verbastering van ‘gelande’, ‘geland’ kon zijn, op dezelfde wijze als ‘strange’, ‘strang’ afwisselt met: strande, strand. In Meyer's woordenschat (1769) worden ‘ghelande’ en ‘ghelang’ gelijkgesteld, beide verklaard door: maat, reik, proportie.
Tweede verklaring: Het mnl. ‘gelangen’, nog heden in het Hd. bekend, beteekent als onz. ww.: zich in de lengte uitstrekken, tot iets, er toe reiken, er bij komen, aankomen; vooral in het zeggen: ‘tote iet gelangen’, hd. zu etwas gelangen, iets bereiken. Als stam van dat ww. kan ‘gelang’ zooveel als: lengtemaat, bereik, aanduiden en daaruit laat zich de opvatting van ‘maat’ in 't algemeen, en, bij uitbreiding, het begrip van ‘verhouding’, ‘evenredigheid’ geredelijk afleiden.