[Nummer 8]
Causale functie.
In den Franschen tekst van een stuk, dat een opsomming geeft van de eigenschappen van een materiaal, viel onze aandacht op den volgenden zin: ‘d'origine purement minérale, ses poudres s'allient chimiquement au liquide’. Dezen zin meenden wij niet te mogen handhaven, immers daaruit zou volgen dat het gezegde in het tweede zinsgedeelte (s'allient chimiquement au liquide) een gevolg zou zijn van het gestelde in het eerste gedeelte (d'origine purement minérale), wat in werkelijkheid niet het geval was. Een ingesteld onderzoek heeft ons doen zien dat inderdaad deze zinsconstructie in het onderhavige geval niet gehandhaafd mocht worden, maar dat ons punt van uitgang: bij deze syntaxis staat - in het Fransch - de inhoud der beide zinsdeelen in causaal verband, niet te verdedigen was; er kòn causaal verband bestaan, maar noodzakelijk was dit geenszins.
Nu komt deze zinsconstructie ook in onze taal voor, een typeerend staaltje van ontleening aan een vreemde taal, een Gallicisme pur sang; wanneer nu in de ‘moeder’-taal deze syntaxis het door ons aangenomen causaal verband niet impliceert, hoe staat het dan met deze constructie bij ons? Men leest herhaaldelijk zinnen als: In dienst getreden in 1928, gaf hij al spoedig blijk van bijzondere bekwaamheden; - wij hebben ons steeds daaraan gestooten, immers dat blijk geven van die bijzondere bekwaamheden was niet een gevolg van dat in dienst treden in een bepaald jaar, en dus dienden wij hier te zeggen: Hij trad in dienst in 1928 en gaf....
Zou nu misschien deze opvatting eveneens niet te verdedigen zijn, zooals zij bij het Fransch ook niet gehandhaafd kon worden?
Wij hebben er maar weer een lid van onzen Raad naar gevraagd en deze antwoordt ons het volgende:
* Wat de door U geciteerde ‘beknopte zinnen’ betreft, zult U verschil moeten maken voor de ‘typen’. ‘In dienst getreden in 1928, gaf hij....’ is een ‘beknopte zin’ in den eigenlijken zin des woords, nl. een zin zonder persoonsvorm van een werkwoord maar met een deelwoord, een werkwoord dus met ‘nominale’ eigenschappen. Zinnen met een werkwoordelijke kern kunnen in alle talen allerlei ‘bijwoordelijke’ functies uitdrukken. Ze kunnen niet slechts ‘bepaling van gesteldheid’ (= bijvoegelijk en bijwoordelijk) maar ook louter bijwoordelijk zijn (ondergeschikte zin, bijzin dus). In dit geval is de zin een bijvoeglijk-bijwoordelijke bepaling (of bijzin). De bijwoordelijke functie wordt bepaald door het verband, dus door de verhouding van den beknopten zin tot den hoofdzin. Die is in dit geval ‘temporaal’: Nadat hij in 1928 in dienst was getreden, gaf hij.... Wanneer U daarin causaliteit meent te voelen, dan gaat U mede met de neiging der ‘primitieven’, om het befaamde principe ‘post hoc, ergo propter hoc’ te huldigen: ‘het is daarná gebeurd en dus is het tengevólge daarvan gebeurd’. Natuurlijk kan, met een anderen zinsinhoud verbonden, deze beknopte zin wèl causale functie verrichten: ‘In dienst getreden in 1928, kan hij nog net aanspraak maken op invaliditeitspensioen’. Het gebruik van dergelijke werkwoordelijke beknopte zinnen is, dat is hier ook al weer van groot belang, beperkt tot bijzondere taalstijlen of stijltalen. In de omgangstaal worden ze vermeden. Maar dat is geen reden te onderstellen, dat ze in ambtelijke, litteraire of algemeen betoogende taal een navolging zouden zijn van Fransche constructies. Ze komen niet alleen in de
taal der Renaissance maar ook in die der Middeleeuwen voor.
De Fransche zin ‘D'origine purement minérale, ses poudres s'allient chimiquement au liquide’