Onze Taal. Jaargang 8
(1939)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan onze leden.Reewild- Een lid te Deventer vraagt ons of reewild als een Germanisme moet beschouwd worden. In de samenstellingen grootwild, kleinwild, grofwild, roodwild, veerwild en haarwild blijft - zegt hij - het woord wild verschillende soorten dieren aanduiden, wat in reewild niet het geval zou zijn; alle genoemde samenstellingen komen ook in het Duitsch voor. Ons medelid beschouwt de woorden grootwild tot haarwild niet als Germanismen, hij twijfelt echter ten aanzien van reewild.
Een lid van onzen Raad, door ons om voorlichting verzocht, zegt hierop het volgende: Samenstellingen van een bnw. en het znw. wild zijn in het Hoogd. zeer algemeen. Ik heb aangeteekend: edel-, grob-, grosz-, hoch-, rot-, schwarzwild. De beide laatste zijn zelfs reeds in het Middelhd. bekend. Voor het Nederl. echter staan de zaken anders. In het Ndl. Wdb. vind ik alleen edelwild en grofwild vermeld; groot- en kleinwild zijn er niet in opgenomen en ik heb die ook niet bij Van Dale gevonden. Bij edelwild staan geen citaten; bij grofwild staat één, en wel uit Verster van Wulverhorst, Proeve eener Nederl. Jagtterminologie (ao 1857). In datzelfde citaat komt ook edelwild voor, doch van grof wild (in twee woorden) geeft het Wdb. veel oudere voorbeelden, en ook een uit het Staatsblad van 1857: ‘Onder wild wordt verstaan: “grof wild”, herten en reeën; “klein wild”: hazen, fazanten enz. ...; “waterwild”: eenden enz.’ Ik geloof dat wij verstandig doen in onze taal samenstellingen te vermijden en het voorbeeld van het Staatsblad voor oogen te houden.Ga naar voetnoot*) Haar- en veerwild zijn mij onbekend en in het Hd. heb ik alleen federwild gevonden. Wil men echter deze samenstellingen gebruiken, dan is daar, dunkt mij, geen bezwaar tegen. En hetzelfde geldt m.i. voor reewild. Het Wdb. is nog niet tot de r gevorderd, doch bij grofwild komt, in het reeds genoemde citaat uit Verster van Wulverhorst, ook reewild voor. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat het in navolging van Hd. rehwild is ontstaan, maar het type van samenstelling is bij ons even gewoon als bij onze oosterburen. Het is zóó gevormd, dat het tweede lid in een collectivum het genus uitdrukt en het eerste lid de species. Zoo vindt men b.v. Alpengebergte, jagers-, Joden-, herders-, visschersvolk. In andere gevallen is het tweede lid niet collectief, doch de verhouding der leden blijft die van species tot genus, b.v. manspersoon, manskerel, keisteen, koebeest, Janmaat, Pieterbaas, heeroom. In Grimm's Wtb. wordt rehwild omschreven met ‘die wildgattung der rehe’ en bij ons zouden we zeggen: ‘de wildsoort die uit reeën bestaat’. Ik resumeer tenslotte aldus: reewild representeert een in het Nederl. bekend type van samenstelling en is daarom wel toelaatbaar, doch het woord zelf is ten onzent, evenals de zaak die het aanduidt, veel minder gebruikelijk dan in het Duitsch. | |
Kengetal- Ons lid de heer Witte Hoogendijk juicht het toe, dat de luchtvaart er in geslaagd is zich te ontdoen van vele vreemde termen. Hier is, zegt ons lid, te juister tijd ingegrepen, want over tien jaar zou het vreselijk acbracadabra onuitroeibaar zijn, zoals het nu reeds is in het rijwielvak, en waarschijnlijk ook reeds in het automobielenvak. Voorkomen is beter dan genezen. Over 'n paar jaar zullen we onherstelbaar opgescheept zitten met 'n buitengewoon ellendig woord, dat ons opgedrongen wordt door de P.T.T., want als dan alle telefoondistricten automatisch werken, dan zal elk brievenhoofd, vóor het telefoonnummer, vermelden het.... Kengetal! De P.T.T. zou ons volk verplichten, als zij dit woord zou vervangen b.v. door ‘Net nummer’. Desnoods zou ‘nul-nummer’ goed zijn, en dan kan meteen de ietwat komieke formule ‘K = Nul’ vervallen, nodig omdat niet alle telefoontoestellen de letter ‘K’ vertonen. Zou de ‘K’ reeds onvervangbaar geacht worden, dan stelle zij ‘kring’ voor, ook al dreigt dan verwarring met het begrip ‘tariefskring’. En als dat dan allemaal onuitvoerbaar blijkt, welnu, dan bekenne de P.T.T. haar onmacht, en spreke nu maar verder ronduit van ‘Kennzahl’, zelfs al is dat woord niet eens goed Duits, want in die taal bestaat hetzelfde onderscheid als in de onze tussen ‘getal’ en ‘nummer’! | |
[pagina 7]
| |
Insluiten- Herhaaldelijk leest men, schrijft ons medelid Mr. Montijn, dat een verdachte wordt ingesloten. Het komt mij voor, dat een stad, een vesting kan worden ingesloten (omsingeld), maar dat een verdachte, die in een cel wordt gezet, allerminst wordt ingesloten. doch wel opgesloten. Mij dunkt, dat einsperren het op tot in heeft verbasterd.
Wij gelooven dat ons lid ten onrechte insluiten een verbastering noemt van opsluiten. Insluiten is al heel oud; het Woordenboek zegt (VI, 1932): Insluiten. Een persoon of een dier opsluiten binnen eene ruimte (een vertrek, een gebouw, enz.). Zij hebben hem op zijne kamer ingesloten. De kat is den geheelen nacht ingesloten geweest. In ruimer opvatting. Iemand van zijne vrijheid berooven; verg. het verl. deelw. ‘ingesloten’, bij Cats. Een onderzoek zou moeten uitmaken of ons tegenwoordige insluiten een voortzetting is van het oude gebruik, ofwel dat insluiten verouderd is geraakt en zijn plaats heeft moeten afstaan aan opsluiten, welk laatste woord dan nu weer schade ondervindt van het hd. einsperren. | |
Stellen- Het lid, dat hier aan het woord was, maakt ook bezwaar tegen den term: in hechtenis stellen, voor in hechtenis nemen; ons lid gevoelt hier een germanisme in. Ten aanzien van dit bezwaar geldt hetzelfde als opgemerkt met betrekking tot insluiten. Vroeger spraken wij van in hechtenis besluiten, sluiten, zetten, stellen, nemen. Alleen de laatste twee hebben zich gehandhaafd, althans in verbinding met ‘hechtenis’ (en verzekering, verzekerde bewaring); de uitdrukking ‘in de gevangenis stellen’ beschouwt het Wdb. als verouderd. Verouderd is stellen ook in de volgende verbindingen: iemand een pistool op de borst stellen, naar zijn hand stellen, iets op losse schroeven stellen, alles op één kaart stellen, ergens een mouw aan weten te stellen, de hand aan het werk stellen, de laatste hand aan iets stellen, in brand stellen, een eind stellen aan, het op een loopen stellen, een kanon stellen op (richten), ergens niets (mee) te stellen hebben, een piano stellen (stemmen), een handteekening stellen (plaatsen). Maar in tal van verbindingen, te veel om op te noemen, hebben wij stellen bewaard. | |
Ring tot oogglas- Ons lid de heer G.J. van Meurs te Dordrecht vestigt de aandacht op een zonderling verschijnsel bij de militaire terminologie: het bezigen van tot in de beteekenis van voor; ring tot oogglas, ring tot beugelkoppelstuk, splitpennen tot ventielstuk, koppelstuk tot vullingbuis, slang tot gasmasker, sluitpen tot geluidregelplaat, gat tot stelpen, emmers tot neutraliseerende stoffen, brillenzalf tot gasmaskers, enz. Ons lid de heer Kokje, desgevraagd, vermoedt dat wij hier te doen hebben met een zeer ouden vorm; een vorm, die sinds jaar en dag in de zoogenaamde ‘Instructie-Inventaris’ voorkomt. In militaire ooren, zegt hij, klinkt het niet zoo dwaas. Er worden weleens grapjes op gemaakt, waarbij drie, vier tot's aaneengeregen worden (ring tot oogglas tot prisma-kijker tot artillerist, bv.). | |
Zunder- De heer Van Meurs heeft ook bezwaar gemaakt tegen den term zunder (in traangaszunder e.d.), en dit bezwaar deelt de heer Kokje. Wel hebben wij van oudsher aan het kanon het zundgat gekend, maar ik geloof niet, dat zulks ook het geval is met het woord ‘zunder’. Men spreekt veelvuldig van ‘ontsteken’ en daarom zou men zeer goed ‘ontsteker’ kunnen zeggen. ‘Maar’, voegt ons lid hieraan toe, met de bescheidenheid die ons, leden van Onze Taal, leeken op het gebied van de taal, past, ‘hierover zou men het oordeel van terzake kundigen moeten vragen.’ | |
Strijdgassen- Een laatste opmerking van ons lid te Dordrecht: voor strijdgassen moesten wij maar zeggen: oorlogsgassen, want het bedrijf, waarin deze stoffen gebruikt worden, heet in het Nederlandsch niet ‘strijd’, maar ‘oorlog’.
- Ons lid de heer Menkman schrijft: In hetzelfde blad dat onlangs een militair zich zelf liet pensioneeren lees ik nu van een anderen militair, die ‘over’ drie eervolle vermeldingen ‘beschikken kon’. Andere bladen berichtten dat de storm ergens een ‘doodelijk’ slachtoffer geeischt had, dat door een zekere straf de maatschappij niet ‘durend’ tegen een zekeren misdadiger beschermd zou worden en dat er te Marseille, na den grooten brand, veel ‘ruimingswerk’ te doen viel. Pers en journalistiek leggen een steeds grooter wordende voorkeur voor het Engelsch aan den dag; films en romans hebben al of niet een ‘happy end’ (m.z. happy ending). In een feuilleton, voorkomend in een groot dagblad, laat men iemand zijn hoed en jas op de ‘coach’ leggen. Mij dunkt dat men geen gezag op taalgebied behoeft te hebben, om onzuiverheden zooals er dagelijks in onze dagbladen (om alleen maar van deze te spreken) voorkomen, aan de kaak te mogen stellen. | |
Nieuwe germanismen- noemt ons lid de heer Kokje de volgende woorden, die hij in de dagbladpers heeft gevonden: armeeringsarbeiders, gezwakt, instructies die zullen afgaan naar..., marcheeren tegen een bepaald land, voorbijmarsch, inmarsch, autobaan. | |
[pagina 8]
| |
Slordigheden.- Een van onze leden gaf ons een stuk ter lezing, waarin de schrijver te velde trekt tegen velerlei slordigheden bij het gebruik van de taal. Hoe weinigen houden het verschil in het oog tusschen destijds en indertijd; wie denkt er nog over na dat de eigendom iets anders is dan het eigendom, en het getuigenis iets anders dan de getuigenis? Dat werkloos niet hetzelfde is als werkeloos, evenmin als zinloos en zinneloos dezelfde beteekenis hebben? Waarom spreken wij steeds van meerdere, meerdere malen, meerdere plaatsen? De schrijver geeft een reeks van voorbeelden van slordigheid, geput uit kranten, tijdschriften en officiëele correspondentie. - Men bedenke, dat de kosten gewoonlijk minimum bedroeg f 20.-. - Ik kon hun er niet van overtuigen. - Zóó wordt hen geleerd om een stempel te zetten op den Zondag en het te maken tot een feestdag. - Zij krijgen dingen, waarvan gevoeld wordt dat het een groot gemis is in het leven. - Het is een zoeken om wegen te vinden deze dingen den leerlingen bij te brengen. - Hij geeft zich zelf de mislukking van dit plan toe. - Die regeling kan mede ongeveer luiden als de Hervormde kerk. - Die man wordt bekostigd door de gemeente. - Door mij worden de menschen aangeraden het voorstel te verwerpen. - De bedoeling is om den man te helpen. - Deze groep gaat om drie mannen en twee vrouwen. - Onze taak is, behalve de goede administratie, tusschenpersoon te willen zijn met een Commissie. - De toestand komt voor onze rekening, die zulke verschillen daar hebben gebracht. - De fraude gepleegd hebbende kellner. | |
Er ‘neven’- ‘Begrijpelijk is die wereldaandacht, maar daar doorheen speelt een sombere nevengedachte...’ ‘... dan kan zulk een nevenberoep wel eens meer schade aanrichten dan nut brengen.’ ‘Maar de successen van de rijschool voor de rijsport zijn slechts een nevenresultaat. Het doel is....’
Steeds weer dit ‘neven-’ voor ‘bij-’. Wat schuilt hier achter? Vanwaar deze algemeene voorkeur voor het Duitsche woord? Klinkt neven netter dan bij, meer gesoigneerd? ‘Het is fout, dus zegt men het’ is een grapje. Wat schuilt hier achter? | |
Regelmatig- ‘Der Vaderen Erfdeel bevat regelmatig bijdragen op het gebied der volkskunde en der rassenkunde.’ Dit ‘regelmatig’ is niet ‘der Vaderen Erfdeel’; het is een aanwendsel uit den laatsten tijd, dat geregeld voorkomt. | |
Tendenz- In het ‘Taalhoekje’ van het Hollands Weekblad voor Zuid-Afrika pleit J. Krul voor een terugkeer tot het woord tendentie. Wil men - betoogt hij - een vreemd woord gebruiken voor strekking, dan moet het tendentie zijn, een woord, dat de oudste rechten heeft. Zoo min als men spreekt van Excellenz, Eminenz, penitenz, urgenz (voor Excellentie, Eminentie, penitentie, urgentie), zoo min is tendenz geijkt Nederlandsch. Reeds in onze 17e-eeuwsche geschriften komt men het woord tendentie tegen. | |
Verpleging- De Berlijnsche correspondent van een van onze dagbladen schrijft over de Reichswerke (‘Rijkswerken’ maakt het hoofdje er van) Hermann Goering; ‘... men moest ook de noodige arbeidskrachten concentreeren in de nieuwe bedrijfscentra en zulks vergde ook weder een geweldige ontplooiing van energie. Men moest voor de huisvesting en de verpleging van al deze menschen zorgen.’ Wil deze correspondent ons doen gelooven, dat er alleen maar zieke menschen beschikbaar waren, die verpleging behoefden? | |
Beïnvloeden- Hoe sterk dit modewoord terrein wint, toont ons een stukje in een dagblad, waarin ons verteld wordt van den last, dien spelers ondervinden van dieren die de golfballen meenemen, waarna de schrijver voort gaat: ‘Een enkele keer gebeurt het echter ook wel dat een dier op gunstige wijze het spel beïnvloedt’.
‘De recente gebeurtenissen op monetair gebied hebben de marktpositie ongunstig beïnvloed.’ ‘De in de laatste maanden opgetreden overstroomingen hebben de ontwikkeling der krijgsverrichtingen ongunstig beïnvloed.’ ‘De sprinkhaan, die op M'Gregors bal sprong, heeft op gunstige wijze diens spel beïnvloed.’ | |
Loven- ‘World-Radio bevat bij een portret een zeer lovend artikeltje over H.’; ‘.... heeft het groote dagblad, naast het loven van Kemal Atatürk's werk, gemeend...’. Het bezigen hier van loven is niet aan te bevelen; stellig is loven een goed Nederlandsch woord, maar het gebruik er van blijve o.i. beperkt tot min of meer deftige taal. In de gegeven voorbeelden zou prijzen ter plaatse geweest zijn. Het hd. loben zal hier zijn invloed hebben uitgeoefend. | |
Milde aanpassing- ‘Men moet het mild nemen en zich aanpassen’. ‘De toestand, waarin..., moet men zien als een maatschappelijken groei, waaraan niets te doen is. Een groei, dien men moet nemen en waarbij men zich moet aanpassen; men moet hem dus mild nemen...’ Wij weigeren ons hierbij aan te passen; wij weigeren dit mild te nemen, kortom... wij nemen dit niet! |